Amethistknotszwam
Amethistknotszwam | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Clavaria zollingeri Lév. | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
Amethistknotszwam op ![]() | |||||||||||||||
|
De amethistknotszwam (Clavaria zollingeri; synoniem: Clavaria lavandula) is een behoorlijk wijdverbreide paddenstoel uit de familie Clavariaceae. In Nederland is de soort uiterst zeldzaam.
Taxonomie
De paddenstoelensoort werd voor het eerste wetenschappelijk beschreven in 1846 door de Franse mycoloog Joseph-Henri Léveillé. Ze werd vernoemd naar de Duitse mycoloog Heinrich Zollinger, die veel onderzoek heeft verricht naar het geslacht Clavaria. Clavaria lavandula is een synoniem dat in 1910 door Charles Horton Peck werd ingevoerd.
Beschrijving
De amethistknotszwam heeft een zeer typisch en opvallend uiterlijk. Zowel de kleur als de vorm van de zwam zelf zijn opmerkelijk. De paddenstoel vormt langwerpige clustervormige basidiomata, die tot 10 centimeter lang en 7 centimeter breed kunnen worden. Deze zijn roze tot violet van kleur. De basis van de schimmel is eerder klein en de vertakkingen starten reeds vlak boven de grond. De amethistknotszwam heeft geen opvallende geur. De eetbaarheid van de paddenstoel werd niet onderzocht.
Voorkomen
De amethistknotszwam groeit solitair of in groepen op vochtige bodems, drassige weilanden of bossen. Het is een saprofyt en voedt zich met organisch afvalmateriaal. De paddenstoel wordt over vrijwel de hele wereld aangetroffen, onder meer in Australië, Nieuw-Zeeland, Noord- en Zuid-Amerika, Europa en Azië. In Europa is de soort zeldzaam.
Literatuur
- M. Groenendaal & A. van den Berg (2006) - Clavaria zollingeri in een wegberm in Nederland. Coolia 49(4), pp. 187-190
- L. Hansen & H. Knudsen (red.) (1997) - Nordic Macromycetes, Vol. 3, p. 247
- S. Ryman & I. Holmåsen (1992) - Pilze, p. 119
- J. Breitenbach & F. Kränzlin (1986) - Pilze der Schweiz, Bnd.2, p. 346