De laatste plager

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De laatste plager
Stripreeks Douwe Dabbert
Volgnummer 12
Scenario Thom Roep
Tekeningen Piet Wijn
Type Sprookje / fantasy
Eerste druk 1985
Uitgever Big Balloon
ISBN 9032030973
Complete lijst van albums uit deze reeks
Portaal  Portaalicoon   Strip

De laatste plager is het twaalfde lange verhaal uit de Douwe Dabbert-serie. Het verhaal verscheen in 1985 in afleveringen in de Donald Duck, in de nrs. 19 t/m 29.[1] In datzelfde jaar verscheen de eerste albumuitgave. De laatste plager is hierin gebundeld met het korte verhaal Douwe's kerstavontuur, dat in 1982 was verschenen.

Het verhaal vormt een min of meer rechtstreeks vervolg op het vorige verhaal, Het flodderwerk van Pief.

Het verhaal[bewerken | brontekst bewerken]

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

Door onhandigheid van de tovenaarsleerling Pief en zijn neef en nicht Domoli en Kijfje ontsnappen er uit het kasteel van de tovenaar Socratof enkele "plagers", kleine groene duivelachtige wezentjes die de vervelende eigenschap hebben dat ze de gedaante van alles en iedereen in hun nabije omgeving kunnen aannemen, inclusief mensen. De tovenaarskinderen slagen erin een paar plagers te vangen in de tuin, maar één exemplaar weet uit het paleis te ontsnappen en bereikt het nabijgelegen dorp. Daar zorgt hij voor allerlei onrust. Op de markt doet de plager zich voor als gewone koopwaar en hij tovert zichzelf terug zodra iemand hem vastpakt; zodoende krijgen de marktlieden het idee dat er met hun waar iets helemaal mis is. De veldwachter raakt compleet van zijn stuk als hij ineens een exacte kopie van zichzelf naast zich ziet, die vervolgens in een groen wezentje verandert. Ook weet de plager het huis van de burgemeester en diens vrouw binnen te dringen en hij "vermomt" zich daar als spiegel. Niemand krijgt de plager te pakken, doordat hij zich steeds na een vermomming te hebben afgeworpen enorm snel uit de voeten weet te maken.

Samen met Douwe Dabbert, wiens hulp Pief heeft ingeroepen, gaan de tovenaarskinderen naar het dorp om te proberen de plager te vangen. Ze moeten zich daarbij als gewone mensen gedragen en mogen dus niet fliffen (toveren), de dorpelingen mogen er immers niet achter komen wie ze zijn. Doordat Kijfje en Domoli zeer onhandig te werk gaan en bovendien voortdurend ruzie met elkaar maken, dreigt het even helemaal mis te gaan. Ze komen de plager uiteindelijk op het spoor, maar de eerste paar keer krijgen ze hem steeds net niet te pakken. Uiteindelijk lukt het Pief om het monstertje te verstenen, maar tegen die tijd hebben de kinderen en Douwe het hele dorp al achter zich aan omdat zíj door de dorpelingen worden gezien als de veroorzakers van alle onrust. Dan is ook Socratof ineens ter plekke, samen met Piefs oom Balthasof, de vader van Domoli en Kijfje. De twee volwassen tovenaars veranderen alle dorpelingen tijdelijk in steen, zodat de gevangen plager in alle rust onschadelijk kan worden gemaakt. Het is nog een geluk dat het nog een vrij jong exemplaar was dat alleen maar wat vervelende grapjes kon uithalen; als plagers eenmaal een jaar of duizend zijn, worden ze pas echt gevaarlijk en kunnen dan grote natuurrampen veroorzaken. De dorpelingen zullen straks worden weer onttoverd als de tovenaars het dorp hebben verlaten, en ze zijn het hele gebeurde dan in één keer vergeten.

De kinderen krijgen van hun woedende vaders een flink pak slaag vanwege hun roekeloosheid waardoor het hele geheim van de tovenaars bijna was uitgelekt. Douwe neemt inmiddels afscheid van de tovenaars. Terwijl Douwe net het dorp uit wandelt, barst er in een ooievaarsnest een ei open waar drie jonge plagers in blijken te zitten. Het is dus toch te laat; de ontsnapte plager heeft zich reeds kunnen voortplanten.

Douwe's kerstavontuur[bewerken | brontekst bewerken]

In dit korte verhaal ontmoet Douwe de Kerstman, terwijl hij in de koude kerstnacht op zoek is naar onderdak. Hij rijdt mee door de lucht in de arreslee en helpt de kerstman de cadeautjes af te leveren in de schoorstenen. Een zeer chagrijnige boer die Douwe eerder die avond met een geweerschot van zijn erf joeg krijgt echter voor straf mest in zijn sok in plaats van een echt cadeau.

Albumuitgaven
Stripreeks of collectie Nummer Eerste druk Voorganger Opvolger
Douwe Dabbert 11 1984 Het flodderwerk van Pief De heksen van eergisteren