Diderik van Leyden Gael
Diderik van Leyden Gael (Leiden, 29 augustus 1775 - aldaar, 24 september 1846) was de laatste ambachtsheer van Vlaardingen. Van zijn peetoom mr. Diderik baron van Leyden, heer van Vlaardingen, Vlaardinger-Ambacht en Babberpolder erfde hij in 1810 deze heerlijkheden. In 1829 verkocht hij ze voor f. 100.000 aan de gemeente Vlaardingen.
Hij was de zoon van de Leidse burgemeester Mr. Johan Gael en gravin Françoise Johanna van Leyden. Diederik voegde de naam van zijn moeder toe, om te voorkomen dat het geslacht Van Leyden uitstierf. Hij verkreeg via zijn moeder het buitenhuis Abspoel. Op 24 februari 1819 trouwde hij met Johanna van der Hoop (Beverwijk (of Amsterdam?) 20 juli 1785 - Leiden 30 oktober 1862). Zij was de dochter van Adriaan Salomon van der Hoop, bewindhebber der Oostindische Compagnie, en Maria Anna Cock. Het huwelijk bleef kinderloos.
Levensloop
[bewerken | brontekst bewerken]Van Leyden Gael was lange jaren lid van het gemeentebestuur van Leiden en herhaaldelijk burgemeester. Zeer vermogend en milddadig, waren hij en zijn vrouw in deze stad zeer gezien. Zijn vrouw was regentes van het Leids Weeshuis van 1819 - 1843. Hij liet zich vooral in met de financiën van de stad en de armenzorg. Hij bekleedde tal van functies op maatschappelijk terrein. Zo was hij een van de oprichters van de Leidsche Maatschappij van Weldadigheid. Vanaf 1805 was Van Leyden Gael lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, die hij in 1841 (anoniem) een grote verzameling Nederlandse toneelstukken schonk. Dat hij de schenker was werd pas na zijn dood onthuld.
Na het overlijden van Pierre du Pui, die van 1808 tot zijn dood in 1838 gemeentesecretaris van Leiden was geweest, kwam aan het licht dat hij in de loop der jaren 150.000 gulden had verduisterd uit de gemeentekas - met hulp van twee secretarieklerken en zonder tegenwerking van de gemeenteontvanger, die er niets van gemerkt heeft. Een astronomisch bedrag in die dagen; het was ongeveer de helft van de gemeentelijke jaarbegroting. De schade en schande voor de stad was groot. Diverse betrokkenen moesten in de buidel tasten om het gat te dichten. Er kwam een anonieme gift binnen van 100.000 gulden, die eerst algemeen aan koning Willem I werd toegeschreven, maar achteraf afkomstig bleek van Diderik van Leyden Gael.
In de Franse tijd stond Van Leyden Gael bekend als een aanhanger van de Oranjepartij, waarom hij in 1796 uit het bestuur verwijderd werd. Zowel hij als zijn vader (oud-burgemeester), en andere oud-regenten werden voor enkele dagen op het stadhuis gevangen gehouden wegens oneerlijkheid met de stadskas. Vrijlating volgde eerst nadat een hoge waarborgsom was gestort, die eerst na langdurig protest werd teruggegeven toen de onhoudbaarheid van de beschuldiging afdoende was gebleken. In 1803 toen de partijtwisten grotendeels geluwd waren, werd hij weer tot lid van de stedelijke raad benoemd, doch bedankte later voor dit ambt. Na het Drieschoft Oranjeboven oproer in april 1813 verscheen de Franse prefect De Stassart in de stad, die het gehele bestuur ontsloeg. In de nieuwe stadsregering was Van Leyden Gael adjunct-maire, doch weldra bedankte hij daarvoor. In latere jaren was hij herhaaldelijk lid van de gemeenteraad.
Op 1 juni 1841 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Overzicht loopbaan
[bewerken | brontekst bewerken]- Ingeschreven aan de Latijnse school in Leiden d.d. 19 maart 1787.
- Ingeschreven aan de universiteit Leiden 3 september 1788, 13 jaar en 10 september 1790, 15 jaar, beide keren honoris causa inscriptus (Romeins en hedendaags recht), niet afgestudeerd.
- Raad in de Vroedschap van Leiden (herhaaldelijk).
- 1796 ambteloos.
- Wethouder 1806.
- Burgemeester van Leiden vanaf 1813[bron?].
- Lid stedelijke raad van Leiden vanaf 1814.
- Lid Vergadering van Notabelen voor het departement Monden van de Maas, 29 maart 1814.
- Lid Provinciale Staten van Holland voor de landelijke stand; 19 september 1814 tot 1 juli 1817.
- Buitengewoon lid Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden voor de provincie Holland, van 8 augustus 1815 tot 19 augustus 1815.
- Hoogheemraad 1803- 1806, 1809- 1810 en 1816.
- Lid Kiescollege der stad Leyden 1821-1845.
Nevenfuncties op kerkelijk en weldadig gebied
[bewerken | brontekst bewerken]- lidmaat Leidsche Waalsche Gemeente, kerstmis 1793 .
- commissaris van Huwelijkse Zaken 1793.
- diaken van de Waalsche Gemeente 1803-1806.
- regent van het Waalsche Wees- en oude Mannen- en Vrouwenhuis 1803-1806.
- weesmeester 1809, 1810 en 1816.
- ouderling 1816.
- lid van de Commissie tot den Eeredienst bij de Waalsche Gemeente van 1820-1831 en 1834-1840.
- commissaris spaarbank 1821- 1841.
- regent van het Invalidenhuis, St. Anna Aalmoeshof 1823-1846, Brouchoven Hof 1820-1846, Jan Pesijn's Hof 1820-1846, en Meermanshof 1820-1845.
- lid van het taal en dichtlievend genootschap Kunst wordt door Arbeid Verkreegen.
- 54 jaar lid van het leesgezelschap Miscens Utile Dulci.
- Lid van Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, MSG, Maatschappij van Weldadigheid en het schilder- en tekengenootschap Ars Aemula Naturae.
- Parlementair Documentatiecentrum Leiden.
- Levensbericht door M. Siegenbeek, in: Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, 1847, 21; Catalogus Mij. Ned. Letterk. (1887) 3e afd. en dl I, p. vi; Ontboezeming bij het afsterven van den Wel-Edel Geboren heer D.v.L.G., op den 24 September 1846 (Overvoorde, Cat. Leiden no. 1730).
- Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel IV, 624
- Vereniging Jan van Hout, De Vrienden van het Leids archief
- Ingrid Moerman; Groenesteeg, een historische begraafplaats in Leiden; Leiden, 2000.