Eduard von Taaffe

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Eduard Taaffe

Eduard Franz Joseph Graf von Taaffe (Wenen, 24 februari 1830 - Slot Ellischau, 29 november 1895), 11e burggraaf Taaffe, was van 1868 tot 1870 en van 1879 tot 1893 premier van Oostenrijk.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Eduard Taaffe was de tweede zoon van minister Ludwig Patrick von Taaffe en stamde uit een oud Iers adellijk geslacht. Hij was een jeugdvriend van keizer Frans Jozef I en maakte een snelle politieke carrière. In 1863 werd hij landspresident van Salzburg en in 1867 stadhouder van Opper-Oostenrijk. Nog datzelfde jaar, na de nederlaag tegen Pruisen in de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog (1866), werd hij minister van Onderwijs en Cultuur en minister van Binnenlandse Zaken in de regering-Beust en vervolgens minister van Landsverdediging en plaatsvervangend minister-president in de regering van Carlos von Auersperg, wiens functie hij in 1868 overnam. Hij trad in 1870 af toen hij door zijn wens concessies te doen aan de federalistische eisen van de Tsjechen in conflict raakte met zijn regering.

Hij werd vervolgens stadhouder van Tirol (1871-1879) en diende weer twee termijnen als minister van Binnenlandse Zaken (1870-1871 en 1879-1893). In 1879 werd hij opnieuw minister-president. Hij voerde wederom een pro-Slavische politiek en steunde daarbij op de conservatieve clerus en Poolse en Tsjechische grootgrondbezitters. Met name aan de Tsjechen deed hij concessies (indeling van de Universiteit van Praag naar taal, gelijkstelling van het Tsjechisch aan het Duits als taal van justitie en bestuur), waarbij hij stuitte op heftige oppositie van de rechtse groep rond Georg von Schönerer en Karl Lueger en van de liberalen. Het lukte hem echter niet de etnische desintegratie van de Donaumonarchie een halt toe te roepen. Succesvoller was zijn economische en sociale beleid: hij voerde een ziekte- en ongevallenverzekering in, verbeterde het arbeidsrecht en saneerde de rijksbegroting. Hij verloor de controle over zijn regering toen de Tsjechen onder František Ladislav Rieger steeds verder radicaliseerden. Uiteindelijk stapte hij in 1893 op toen alle partijen zijn initiatief tot een kiesrechthervorming afwezen. Hij stierf twee jaar later op zijn Slot Ellischau in West-Bohemen.

Von Taaffe verklaarde ooit dat hij als premier eigenlijk niet bestuurde maar aan fortwursteln deed of voortploegde. Hij was heel behendig in het vinden van meerderheden onder politici door het verlenen van beperkte concessies. [1]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Caroline de Gruyter, Beter wordt het niet. Een reis door het Habsburgse Rijk en de Europese Unie, blz 46-47, 2021.


Voorganger:
Franz von Spiegelfeld
Landspresident van Salzburg
1863-1867
Opvolger:
Karl von Coronini-Cronberg
Voorganger:
Franz von Spiegelfeld
Stadhouder van Opper-Oostenrijk
1867
Opvolger:
Ignaz von Schurda
Voorganger:
Josef Lasser von Zollheim
Minister van Binnenlandse Zaken van Oostenrijk
1867
Opvolger:
Karl Giskra
Voorganger:
Carlos von Auersperg
Minister-president van Oostenrijk
1868-1870
Opvolger:
Ignaz von Plener
Voorganger:
Karl Giskra
Minister van Binnenlandse Zaken van Oostenrijk
1870-1871
Opvolger:
Karl Siegmund von Hohenwart
Voorganger:
Johann Ritter von Vorhauser
Stadhouder van Tirol
1871-1879
Opvolger:
Johann Ritter von Vorhauser
Voorganger:
Karl von Taaffe
Burggraaf Taaffe
1873-1895
Opvolger:
Heinrich von Taaffe
Voorganger:
Adolf von Auersperg
Minister van Binnenlandse Zaken van Oostenrijk
1879-1893
Opvolger:
Olivier de Bacquehem
Voorganger:
Karl von Stremayr
Minister-president van Oostenrijk
1879-1893
Opvolger:
Alfred III zu Windisch-Graetz