Eigentijd

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Eigentijd is een begrip uit de relativiteitstheorie, waar absolute tijd niet bestaat: eigentijd is de tijd die op een bepaalde wereldlijn (reis) verloopt (de veroudering van een persoon, de reistijd volgens een meegenomen klok, de mate van radioactief verval, enz.).

Vlakke ruimte[bewerken | brontekst bewerken]

Bij wereldlijnen door de minkowski-ruimte geldt het volgende.

Als A en B elk een constante snelheid hebben en de snelheid van B ten opzichte van A bedraagt , dan is de tussen twee gebeurtenissen in het ruimteschip van B verstreken eigentijd van B gegeven door

.

waarbij de lichtsnelheid is, en de tijd die volgens de klokken van A verstreken is (voor A synchrone klokken waar B langskomt).

Bij een variabele snelheid wordt dit:

.

met in de laatste stap de minkowskitensor en de einsteinnotatie.

In een willekeurig coördinatenstelsel wordt dit:

met een metrische tensor die net als niet van de ruimtetijdpositie afhangt, en gegeven wordt door een reguliere symmetrische matrix.

Wereldlijnen met een gemeenschappelijk beginpunt en een gemeenschappelijk eindpunt[bewerken | brontekst bewerken]

Voor twee wereldlijnen met een ruimtetijdpositie als gemeenschappelijk beginpunt en een ruimtetijdpositie als gemeenschappelijk eindpunt is zijn de beide eigentijden concreet te vergelijken. In een symmetrische situatie is er uiteraard geen verschil, maar als de snelheid op reis A constant is en op reis B niet, dan is de eigentijd van B korter.

Gekromde ruimte[bewerken | brontekst bewerken]

In de algemene relativiteitstheorie beschrijft men ook "kromming van de ruimte", gegeven door een krommingstensor. De metrische tensor hangt nu af van de ruimtetijdpositie . Daardoor is er geen globale coördinatentransformatie mogelijk die g diagonaliseert.

Men krijgt als boven:

Hiermee samenhangend geldt op elk punt van de wereldlijn voor de viersnelheid V:

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]