Eugen d'Albert

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door ~riley (overleg | bijdragen) op 5 apr 2020 om 11:51. (Wijzigingen door 2001:861:4981:4510:8C39:D15C:3304:4135 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Hartenhof)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Eugen (Eugène Francis Charles) d'Albert (Glasgow, 10 april 1864Riga, 3 maart 1932) was een in Schotland geboren pianist en componist. Zijn ouders waren Engels en Frans, maar hij werd geadopteerd door een Duits gezin.

D'Albert maakte zijn debuut als pianist in 1881, hetzelfde jaar waarin hij de Britse Mendelssohn Scholarship won. Als pianist speelde hij als eerste de Burleske van Richard Strauss.

Als componist schreef hij concerten voor zijn eigen instrument, symfonieën en kamermuziek, maar vooral als operacomponist is hij bekend gebleven. Zijn meest succesvolle opera's zijn Die Abreise (1898), Tiefland (1903) en Die toten Augen (1916).

In 1907 volgde hij Joseph Joachim op als directeur van de Berliner Hochschule für Musik.

Villa Teresa in Coswig, waar hij van 1891 tot 1895 woonde met de pianiste en componiste Teresa Carreño, is sinds 2002 een centrum voor kamermuziek en museum.

Lijst van composities

Theaterwerken
  • Der Rubin (Musikalisches Märchen), 1893;
  • Ghismonda (opera), 1895;
  • Gernot, 1897;
  • Die Abreise, 1898;
  • Kain, 1900;
  • Der Improvisator, 1902;
  • Tiefland (Musikdrama), 1903;
  • Flauto solo (muziekkomedie), 1905;
  • Tragaldabas (Komische Oper), 1907;
  • Izeÿl (Musikdrama), 1908;
  • Die verschenkte Frau (Komische Oper), 1912;
  • Liebesketten, 1912;
  • Die toten Augen, (Drama/opera), 1916;
  • Der Stier von Olivera, 1918;
  • Revolutions-hochzeit, 1919;
  • Scirocco, 1921;
  • Mareike von Nymwegen (Legendenspiel), 1923;
  • Der Golem (Musik-drama), 1926;
  • Die schwarze Orchidee (opera burlesca), 1928;
  • Mister Wu, 1932
Orkestwerken
  • Pianoconcert nr. 1, op. 2, 1884;
  • Symfonie op. 4, 1886;
  • Overture Esther op. 8, 1888;
  • Pianoconcert nr. 2, op. 12, 1893;
  • Seejungfräulein op. 15, scena voor solostem en orkest, 1897;
  • Celloconcert, op. 20, 1899;
  • Wie wir der Natur Erleben op. 24, voor sopraan of tenor en orkest, 1903;
  • 2 Lieder op. 25, voor sopraan of tenor en orkest, 1904;
  • Aschenputtel, suite, op. 33, 1924;
  • Symfonische prelude voor Tiefland, op. 34, 1934

Literatuur

  • Wilhelm Raupp: Eugen d'Albert. Ein Künstler- und Menschenschicksal. Koehler und Amelang, Leipzig, 1930.
  • Charlotte Pangels: Eugen d'Albert: Wunderpianist und Komponist: eine Biographie. Atlantis, Zürich/Freiburg, 1981. ISBN 3 7611 0595 9.

Externe link

Zie de categorie Eugen d'Albert van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.