Flesschenfabriek Delft

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De N.V. Flesschenfabriek "Delft" v/h Boers & Co. was een fabriek voor verpakkingsglas die zich bevond in de stad Delft, in de Nederlandse provincie Zuid-Holland. De fabriek bevond in de voormalige gemeente Vrijenban. De fabriek heeft bestaan van 1713 (of 1798) tot 1971.

Voorgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

In 1713 werd een glasfabriek te Delft opgericht door Theodatus de Voys en ze had de eerste 15 jaar het monopolie der glasfabrikatie in deze stad. De H.H. Burgemeesteren en Regeerders der Stad Delft verleenden toen een Octroy (toestemming) om eene Glasblaaserye met exclusie van alle andere te mogen opregten. Dit was de oudste glashut van Delft. Een verband met de Flesschenfabriek Delft wordt meestal gelegd maar de precieze relatie is niet duidelijk.

In 1798 werd een verzoek gedaan door burger Macalester Loup aan het bestuur van de Bataafse Republiek om een Glasblaserij op te richten tot formering van alles wat uyt groen Glas kan worden voortgebragt. Deze fabriek moest zodanige kwaliteit leveren dat men tot buytenlands Duytse of te Engelse waar zijn toevlugt niet zal hoeven te nemen. De fabriek werd gevestigd aan de Vliet.

Glasblazerij aan de Haagweg, 1828, B. Jooss (inv. nr. 68156, Stadsarchief Delft)

De fabriek werkte op steenkool, hetgeen tot bezwaren leidde van veeboeren, maar aan de fabrieksrook werd een heilzame werking tegen veeziekten toegeschreven. Ook bezwaren van bleekerijen werden niet gehonoreerd.

Verdere ontwikkeling en overname[bewerken | brontekst bewerken]

Omstreeks 1810 bedroeg de productie reeds 500.000 flessen per jaar, maar verdere gegevens ontbreken tot 1829. In dat jaar overleed de heer Boers, wiens naam de fabriek droeg. Hij werd opgevolgd door Cornelis Hoekwater en J.A. Havart. De eerste, een element van oud-Hollandsche vroedheid en degelijkheid, 't welk hoe langer zoo schaarser in 's Lands Raadszaal te vinden is, was van 1853-1868 ook lid van de Tweede Kamer.

Tijdens de jaren der Belgische Opstand kwamen er veel defensie-orders, bestaande uit olie- en poederglas voor de Geneeskundige Dienst, maar na 1839 kwam hieraan een einde.

In 1868 kwam de liquidatie van de firma aan de orde, en de fabriek ging over van Hoekwater op de Delftse patriciërsfamilie Van de Mandele. Deze investeerde wel in de fabriek, maar in 1872 was de firma Boers & Co. opnieuw opgericht met de firmanten P.F. Pelgrim, G.A. Pelgrim, C.D. Vreede en Pieter Merkus. De laatste zette de firma vanaf 15 mei 1881 voor zichzelf voort. In 1885 was men voornemens een wanoven aan te schaffen. Dit zou de eerste van Nederland worden.

In 1887 werd de naam Boers & Co. vervangen door de naam: N.V. Flesschenfabriek "Delft" v/h Boers & Co., en in 1889 werd een tweede fabriek gebouwd die de Blauwe Hut werd genoemd. Het aantal werknemers verdubbelde van 30 in 1860 tot 72 in 1889. Toch kwamen er moeilijkheden en Pieter Merkus werd ontslagen in 1892, waarna Cornelis Worp (1851-1922) de directeur werd. De glasblazers, merendeel van Duitse komaf werden als een hoogbeloond, lastig en licht tot staken geneigd volkje betiteld en toen Worp een loonsverlaging doorvoerde gingen zij in staking. Worp moest in 1905 aftreden. Hij had met name de machinale blazing (Owenmachine) te snel doorgevoerd. De heer H.G. Wittebol was nog enige tijd directeur maar in 1907 werd de fabriek overgenomen door de Schiedamse glasfabriek van Van Deventer. De combinatie ging N.V. Van Deventer's Glasfabrieken Schiedam-Delft. In 1912 was er opnieuw een staking, teneinde de nachtarbeid af te schaffen. Een compromis werd bereikt maar de Eerste Wereldoorlog brak uit. Hoewel de fabriek niet, zoals de meeste glasfabrieken, stil lag en zelfs nog enige uitbreiding onderging, kwam ook deze fabriek stil te liggen van 1917-1919. In 1921 werd A.M.F. van Deventer directeur, doch hij trad in 1924 af. Er was een felle concurrentie van de Vereenigde Glasfabrieken Leerdam-Vlaardingen en van Flesschenfabriek "De Schie" te Schiedam.

Het einde[bewerken | brontekst bewerken]

Tot protest onder het motto: Breekt nu flesschen! leidde een subsidie in 1924 van f 5000,- van de gemeente Delft aan de fabriek. Er braken achtereenvolgens twee branden uit door instortende ovens. Op 6 september 1926 werd wegens voortdurende stijging der kolenprijzen en den grooten voorraad flesschen het handovenbedrijf stopgezet en kwamen 200 mensen op straat te staan. Het bedrijf werd door Vereenigde Glasfabrieken overgenomen. Op 28 februari 1927 werkten er weer 50 mensen. Het bedrijf heeft daarna nog geruime tijd voortbestaan. Op 20 augustus 1971 werd de productie definitief naar Schiedam overgeplaatst en verdween het bedrijf.

Externe bron[bewerken | brontekst bewerken]

K.F. Flippo, Van Glashut tot Glasfabriek: De Delftse flessenfabriek en enige generaties glasblazers in de jaren 1798-1926. Rapport, 1994.