Gebruiker:LeRoc/kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
LeRoc/kladblok
1821 – 1895 Portugees-Oost-Afrika 
Geschiedenis
- Soshangane vlucht voor Shaka Zoeloe, en sticht het Gaza-rijk 18201821
- Dood van Soshangane, Muzila wint de strijd om opvolging 18581862
- Verovering door Portugal 1895

Het Koninkrijk Gaza (soms ook een Keizerrijk genoemd) was een rijk van de Nguni, dat in de 19e eeuw bestaan heeft in delen van het huidige Zimbabwe en Mozambique.

Oorsprong[bewerken | brontekst bewerken]

Het Koninkrijk Gaza ontstond als gevolg van de Mfecane, de grote volksverhuizing van de Nguni als reactie op de veroveringen door Shaka Zoeloe. Een van de Nguni-leiders was Soshangane, hij werd ook Manicusse genoemd. Hij vluchtte met zijn familieleden en getrouwen naar Mozambique. In naam was dit een Portugese kolonie, maar in de praktijk controleerden zij slechts enkele plaatsen aan de kust en aan de rivier Zambezi.

In 1821 viel Soshangane twee keer de Portugese stad Lourenço Marques (het huidige Maputo) aan. Beide keren trok hij zich echter terug nadat de gouverneur van deze stad hem losgeld had betaald. Tussen 1825 en 1827 vestigden zij zich in de buurt van de huidige plaats Moamba, aan de rivier Maputo. Op zoek naar betere landbouwgronden trokken zij verder naar het noorden, tot aan de rivier Limpopo. Hier werden zij in 1828 door Shaka Zoeloe aangevallen.

Nadat Shaka Zoeloe door zijn broers vermoord werd, probeerde zijn opvolger Dingane zijn macht uit te breiden in het gebied tussen de rivieren Maputo en Incomati. Hierop trokken de Nguni verder naar het noorden. In 1834 bereikten zij de Portugese stad Inhambane, waar zij een aantal Portugezen doodden die op expeditie waren naar de Limpopo. In 1836 kwamen ze aan de Zambezi. In deze omgeving trouwde Soshangane met een vrouw uit de Ndau-stam. Zij kregen een zoon, Muzila.

Omdat de dreiging van Dingne minder werd, trok hij naar het zuiden, naar het gebied van de huidige provincie Sofala. Aan de monding van de Buzi versloeg hij in 1837 een andere Nguni-koning, Nxaba. Deze regeerde hier over een klein koninkrijk in het binnenland. Soshangane stichtte hier de plaats Mossurize, die een hoofdstad zou worden van zijn koninkrijk. Hij noemde dit rijk Gaza, naar zijn grootvader.

Tussen 1838 en 1840 ging hij verder naar de linkeroever van de Limpopo. Hier stichtte hij zijn tweede hoofdstad, Chaimite. Hij trouwde met een vrouw die Domya hette, uit het Swazi-volk. Bij haar kreeg bij de zoon Mawawe, die in Swaziland opgroeide.

Het rijk van Soshangane[bewerken | brontekst bewerken]

Soshangane controleerde het gebied tussen de rivieren Incomati en Zambezi. Om zijn rijk te kunnen besturen, stelde hij familieleden aan om over delen ervan te regeren. Zij werden de inkosi genoemd. Deze werden geïnstalleerd tijdens jaarlijke religieuze ceremonies, die nq'waya werden genoemd. Deze waren gekoppeld waren aan de landbouwcyclus, en hadden tot doel de loyaliteit van de inkosi aan de koning te versterken. Tijdens deze ceremonie werd een strijd tussen de koning en zijn volk voorgesteld, waarbij de koning in een stier of een leeuw veranderde. Ook werden er een soort militaire parades gehouden.

Soshangane onderwierp de Tsonga, de Chope en de Bitonga. Hij stal met name hun vee, waardoor deze volkeren voortdurend in verzet kwamen. Hierdoor hadden de Nguni veel krijgsgevangenen, met name onder de Tsonge. Een deel van hen werd in Lourenço Marques aan de Portugezen als slaaf verkocht. De Nguni maakten veel Tsonga-vrouwen tot hun echtgenotes, mede omdat ze voor hen geen lobolo (bruidsschat) hoefden te betalen. Bovendien werden Tsonga die hun trouw aan Soshangane lieten blijken, steeds meer als volwaardig burgers beschouwd. Door deze processen ontstond een bevolking, die steeds meer gemengd Nguni/Tsonga was.

Onderworpen dorpshoofden die de koning gehoorzaamden, mochten op hun plaats blijven. Wel moesten zij een vertegenwoordiger van Soshangane in hun dorp dulden. Eens per jaar inden zij de belasting. In het begin bestond deze vooral uit vee en landbouwproducten. De belasting kon ook met arbeid afbetaald worden. Tussen 1830 en 1850 bestond de belasting vooral uit ivoor. Hiermee dreef het Koninkrijk Gaza een levendige handel met de Europeanen.

In 1842 probeerde Soshangane zelfs belasting te heffen aan de Portugezen, die zich gevestigd hadden in Sofala. De Portugezen weigerden, maar betaalden wel een bedrag om de vriendschap tussen beide volkeren te bewaren. In 1843 betaalden zij wederom aan Soshangane, in ruil voor een stuk land.

Troonbestijging door Mawawe[bewerken | brontekst bewerken]

Al voor het overlijden van Soshangane ontstonden er discussies over zijn opvolging. Dat een koning meerdere vrouwen had, was niet ongebruikelijk. Zijn vrouwen kwamen echter uit verschillende stammen, met elk hun eigen tradities over huwelijk en troonsopvolging. De belangrijkste kandidaten voor de opvolging waren zijn zonen Muzila, en Mawewe. Aan Muzila had hij inmiddels de controle over het gebied tussen de Save en de Zambezi gegeven.

De stam van Soshanganes eerste vrouw volgde de Tsonga-traditie, waarbij de bruidegom de lobolo betaalde. De stam van Domya volgde het gebruik van de Zoeloes, waarbij de lobolo van de bruid van de koning voor rekening van het volk kwam. Dit conflict weerspiegelt dus in zekere zin de etnische spanningen tussen de Zoeloes en de onderworpen Tsonga. Elk volk zag vanuit hun traditie hun bruid als de belangrijkste vrouw van Soshangane.

In 1858 overleed Soshangane in Chaimite. De oudsten hielden zijn dood een paar dagen geheim. Zij wezen Mawewe aan als opvolger, waarmee ze dus kozen voor de Zoeloe-tradities. Met hem voerden zij de rituelen van de troonbestijging uit, waarin hij onder andere zijn vader begroef en een stier slachtte. Daarna begonnen zij een oorlog waarin alle andere zonen gedood werden: Modanissa, Couce, Sipanjoa... Muzila wist echter te ontsnappen en verschuilde zich bij de Boeren in Transvaal.

Volgens sommige bronnen was er nog sprake van een derde kandidaat, Chuóne, die ook aanspraak op de troon kon maken vanuit de Zoeloetraditie. Ook hij zou in deze oorlog gedood zijn. Volgens andere bronnen is Chuóne echter deze dezelfde persoon als Mawawe.

Na de troonbestijging van Mawewe bleef de situatie echter onduidelijk. Bovendien ontstond er droogte in het gebied. In 1860 stuurde Mawawe een gezant naar koningin Majájú van het dorp Cheluana. Zij fungeerde als een soort orakel. Zij stuurde drie afgezanten naar Gaza. Deze voerden ceremonies uit om het te laten regenen. Toen deze niet binnen twee dagen viel, zochten ze naar de oorzaak. Hun voorspelling was dat het de moord van Mawawe op zijn broers was, die de regen tegenhield. Zij durfden deze voorspelling echter niet aan Mawawe te vertellen, maar keerden naar Cheluana terug. In december kwam Mojájú zelf naar Gaza, en beval Mawawe in de woonplaats van elk van zijn vermoorde broers een rund te offeren en vergiffenis te vragen. Volgens de overlevering begon het daarna te regenen.

Strijd tussen Muzila en Mawawe[bewerken | brontekst bewerken]

In Transvaal verzamelde Muzila veel volgelingen om zich heen. Spionnen vertelden hem dat Mawewe het koningkrijk Khocene wilde aanvallen, en zijn oom daar als koning wilde aanstellen. Khocene was een rijk van de Tsonga ten noorden van de Incomati, hun koning heette Magude. Muzila besloot om Magude te hulp te schieten, om zijn broer een nederlaag te doen lijden.

Ook de Portugezen waren ontevreden met Mawewe, omdat hij de handel in ivoor inperkte. Ook bestal hij de Portugezen, en probeerde van hen belasting te heffen. Muzila stuurde in 1860 een gezant naar de gouverneur van Lourenço Marques, Onofre de Andrade om steun te vragen bij de strijd tegen zijn broer. Ook de Nederlanders in de Transvaal hadden last van Mawewe. Op 29 april 1861 boden zij aan de de Portugese vice-consul Goedewensch, João Albasini, hun steun aan om te proberen hem te verwijderen. De Andrade vertrouwde de Nederlanders echter niet, en weigerde. In plaats hiervan stuurde hij een gezant naar Mawewe. Deze dreigde echter de oren van de gezant af te snijden. De Andrade antwoordde door een andere gezant te sturen met een pakket buskruit, als een vorm van bedreiging.

Hierop openden de Portugezen in het geheim onderhandelingen met Muzila. Op 2 november 1861 stuurde Muzila een officieel verzoek aan De Andrade om hulp. Op 1 december ging hij persoonlijk naar Lourenço Marques om hulp te vragen. De Andrade zegde toe dat de volgelingen van koning Maxaquene Muzila zouden helpen. Dit was een vazal van de Portugezen die een klein rijk Ka-Mfumo had in de buurt van Lourenço Marques. Bovendien zouden de ivoorjagers steun geven.

In deze periode vonden er verschillende veldslagen plaats tussen Muzila en Mawewe:

Mawawe zocht toevlucht bij koning Mswati van Swaziland. Hij was met een van zijn dochters getrouwd. Zijn volgelingen voerden tot 1865 nog aanvallen uit op Muzila. Maar omdat deze zich ver in het noorden bevond, vielen zij vooral de Portugezen aan. Zo voerden zij in september 1863 een geslaagde aanval uit op de gevangenis van Lourenço Marques. Hierop stuurden de Portugezen een gezent met een lading ivoor naar Mswati, met het verzoek om zijn steun aan Mawawe te staken. Deze gaf gehoor aan het verzoek, waarmee de oorlog ten einde kwam. Mawawe ontving van Mswati de territoria Netabenezimpisi en Nhlanguyavuka. Hier overleed hij in 1872.

Koning Muzila[bewerken | brontekst bewerken]

Als tegenprestatie lieten de Portugezen koning Muzila een Vazalsverdrag tekenen, dat op 27 mei 1862 naar het Ministerie van de Marine en Overzeese Gebiedsdelen in Lissabon gestuurd werd. Het verdrag bevatte de volgende clausules:

  1. Muzila moest trouw zweren aan de Portugese Kroon, en als vazal hun orders opvolgen.
  2. De Portugezen hadden vrije doorgang in Gaza. Muzila moest zijn onderdanen straffen als deze de Portugezen lastigvielen.
  3. De Portugezen hadden het recht om op alle dieren in Gaza te jagen, en hierin handel te drijven.
  4. De Portugezen hadden het recht om in Gaza forten te bouwen.
  5. In alle dorpen in Gaza zou de Portugese vlag gehesen worden. Muzila mocht slechts oorlog met andere volkeren voeren na overleg met de gouverneur van Lourenço Marques.
  6. De Portugezen kregen de gebieden rond Moamba, Cherinda, Manhica en Injote, ten zuiden van de Incomati. Niemand anders mocht daar belasting heffen.
  7. Alle conflicten in Gaza mochten slechts opgelost worden na bemiddeling door de gouverneur van Lourenço Marques.
  8. Muzila moest alle slaven die vanuit Lourenço Marques naar Gaza vluchtten, terugsturen.
  9. Naast Lourenço Marques moest Muzila ook de Portugese plaatsen Inhambane, Sofala, Bazaruto, Manica, Sena en Tete respecteren. (Opvallend is dat de plaats Manica bij de ondertekening van dit verdrag niet bestond. De Portugezen hadden hier slechts een markt gebouwd, en deze in 1832 weer verlaten.)
  10. De Portugezen moesten Muzila militaire steun geven als zijn rijk werd aangevallen.
  11. De Portugezen moesten voor Muzila een stenen huis bouwen.
  12. De Portugezen moesten het onderwijs van een of twee zonen van Muzila betalen.

Hiermee zouden de Portugezen dus een verregaande controle over het Gaza-rijk krijgen. In de praktijk vergat Muzila dit verdrag echter snel. De Nguni bleven de Portugezen aanvallen, met name Sena en andere plaatsen aan de oever van de Zambezi, Sofala en Inhambane. Zij eisten nog steeds belasting van de Portugezen in Sofala. De gouverneur van deze plaats zag zich zelfs gedwongen om te vluchten. Muzila bleef zich als een soeverein gedragen. Al in 1862 vroeg Muzila wapens en munitie aan Jozé Pacifico, interim-gouverneur van Lourenço Marques. Deze weigerden eerst, maar stemde later toe uit angst dat Muzila zijn landeren zou aanvallen.

In de jaren 1870 begon Portugal meer interesse in het gebied te krijgen. Redenen hiervoor waren de opening van het Suezkanaal in 1869, en geruchten dat in het gebied goud gevonden kon worden. Op 17 mei 1882 vroeg de Sociëteit voor Geografie in Lissabon aan de regering een gezant naar Muzila te sturen om hem aan het verdrag te houden. Op 26 september van dat jaar vertrok een expeditie, onder leiding van Antonio Maria Cardoso. Deze had een gesprek met Muzila op 2 januari 1883. Muzila ontkende een verdrag ondertekend te hebben, en trok zich terug met het excuus dat hij honger had. Hierop noemde Cardoso hem een verrader.

Koning Ngungunhane[bewerken | brontekst bewerken]

Rond 1882 was Muzila al oud, en liet de regering grotendeels aan zijn "secretaris" Maquejana over. In augustus 1884 overleed de koning. Ook hier waren er twee potentiële opvolgers. Zijn zus wees echter zijn oomzegger Ngungunhane als zijn opvolger aan, en wist een oorlog te voorkomen. In zijn jeugd werd deze ook Mondungaze genoemd.