Gebruiker:Oskkar/concepten2

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Mee bezig Mee bezig
Aan deze pagina of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.

De Cenozoïsche ijstijd (ook wel Laat Cenozoïsche ijstijd) is een ijstijd die duurt van het Eoceen tot en met het Kwartair en daarmee ruwweg de laatste 40 miljoen jaar van het Cenozoïcum beslaat.[1] De ijstijd begon met de glaciatie van alleen Antarctica, maar na verloop van tijd vormden zich ook gletsjers op het noordelijk halfrond.

Chronologie[bewerken | brontekst bewerken]

Zuurstofisotopengrafiek gebasseerd op benthonische foraminiferen in diepzeekernen dat een overzicht geeft van de klimaatveranderingen gedurende het Cenozoïcum.

Aan het begin van het Oligoceen (ca. 33 Ma) vindt er een zeer sterke groei plaats van het landijsvolume op Antarctica.[2]

De eerste aanwijzingen voor de aanwezigheid van gletsjers in Eurazië zijn zo'n 11 miljoen jaar oud, echter pas rond de overgang van Plioceen naar Pleistoceen (2,8 - 2,5 Ma) is er sprake van grootschalige glaciatie.[3]

Oorzaken[bewerken | brontekst bewerken]

Het optreden van ijsbedekking in het Cenozoïcum is een gevolg van de afkoeling van het klimaat die in de loop van het Eoceen inzette. Sinds het Eocene Climatic Optimum is de Aarde geleidelijk aan afgekoeld. Er zijn een aantal hypotheses opgesteld om deze afkoeling te verklaren.

Opheffingshypothese[bewerken | brontekst bewerken]

De opheffingshypothese (Engels: (weathering)-uplift hypothesis) verklaart de afkoeling door de grootschalige tektonische opheffing die optrad gedurende het Cenozoïcum als gevolg van de Alpiene orogenese. Centraal in deze hypothese is het gegeven dat bij verwering van silicaatgesteentes (zoals graniet) er netto koolstofdioxide (CO2) aan de atmosfeer onttrokken wordt volgens de reactie:

  • CaSiO3 + H2CO3 + H2O + CO2 --> CaCO3 + SiO2 + H2O

Hierbij is CaSiO3 afkomstig uit het silicaatgesteente, H2CO3 is waterstofcarbonaat uit de bodem en H2O is water. Calciumcarbonaat (CaCO3) en kwarts (SiO2) worden uiteindelijk ingebouwd in de schaaltjes van micro-organismen in zee, zoals foraminiferen en diatomeeën. Deze schaaltjes komen uiteindelijk op de zeebodem terecht en vormen daar sediment. Als er veel silicaatgesteente verweert, kan op deze manier de CO2-concentratie in atmosfeer sterk dalen.

Door gebergtevorming was er in het Cenozoïcum sprake van veel tektonische opheffing. Zo werden de Alpen, de Himalaya en het Tibetaans Hoogland gevormd en kwam het Coloradoplateau omhoog. Dit alles leidde er toe dat er veel onverweerd gesteente vanuit de ondergrond aan het aardoppervlak kwam te liggen. Gecombineerd met het feit dat de snelheid van verwering en erosie in hooggelegen gebieden groter is, nam de totale verwering vermoedelijk sterk toe. Hieruit is geconcludeerd dat dit een significante invloed op het klimaat moet hebben gehad en dat het wellicht een van de directe oorzaken van de Laat Cenozoïsche ijstijd is.

Thermische isolatie van Antarctica[bewerken | brontekst bewerken]

Door de vorming van de Straat Drake aan het eind van het Eoceen werd Antarctica gescheiden van Zuid-Amerika. Hierdoor kon er nu een koude stroming rond Antarctica ontstaan, de Circum Antarctic Current. Deze stroming blokkeerde het warmtetransport vanaf de tropen richting de zuidpool en zorgde ervoor dat Antactica thermisch geïsoleerd werd. Als gevolg hiervan daalde de temperatuur op Antarctica zeer snel en konden de ijskappen aangroeien.