Gedenkraam in de Sint-Petruskerk (Vught)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Gedenkraam in de Sint-Petruskerk
Gedenkraam in de Sint-Petruskerk
Kunstenaar Marius de Leeuw
Jaar 1996
Materiaal glas in lood
Locatie Heuvel 2, Vught
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Het gedenkraam in de Sint-Petruskerk is een oorlogsmonument in de Sint-Petruskerk in de Nederlandse plaats Vught.[1] Het gedenkraam is op zondag 20 oktober 1996 geplaatst in opdracht van het kerkbestuur van de St. Petrusparochie. Het is bedoeld als blijvende gedachtenis aan de solidariteit en saamhorigheid van de vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog gevangen zaten in Kamp Vught en daar het zogenoemde Bunkerdrama moesten meemaken.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Het raam is opgebouwd in verschillende wit- en blauwtinten. Onder in het raam buigen vrouwen zich over een liggende vrouw. Boven hun hoofden vliegen duiven. In het midden ontspruit een gestileerde, rode roos te midden van het prikkeldraad. Maker Marius de Leeuw wilde door middel van het gedenkraam vooral benadrukken hoe de vrouwen elkaar steeds bleven helpen en steunen tijdens hun gevangenschap ook al waren ze volledig uitgeput en ondergingen ze de wreedste kwellingen. De duiven symboliseren de hoop en positiviteit van de vrouwen.

Het initiatief voor het gedenkraam werd genomen door het kerkbestuur van de St. Petrusparochie in 1995 in nauw overleg met Vriendenkring Vught.[2] In opdracht van het kerkbestuur zorgde de stichting Vrienden van St.Petrus voor ontwerp en realisatie van het gedenkraam. Ter begeleiding werd een comité gevormd bestaande uit vertegenwoordigers van het kerkbestuur van St. Petrus, het Nationaal Monument Kamp Vught (NMKV), de Vriendenkring Vught en de serviceclub voor vrouwen Zonta Noord-Brabant.[3] Het raam is ontworpen, vervaardigd en geplaatst door beeldend kunstenaar Marius de Leeuw. Op 20 oktober 1996 werd het onthult tijdens de muziekmanifestatie 'Hoor de vrouwen zingen'.[4] Het nieuwe raam verving het enige blanke glas-in-lood raam dat de kerk bezat. Het orginele raam ging verloren bij de oorlogshandelingen waarmee de bevrijding van Vught in oktober 1944 gepaard ging.

Tineke Wibaut-Guilonard, overlevende van het Bunkerdrama in cel 115, had zitting in het begeleidingscomité namens de Vriendenkring Vught. Op haar verzoek is bij het gedenkraam een plaquette geplaatst met daarop de tekst van de componist Marius Flothuis: "Als mensen onder deze omstandigheden nog kunnen zingen, dan leeft er een kracht in hen die sterker is dan het kwaad dat hen bedreigt". Flothuis zei dit in de trein tegen zijn medegevangenen toen hij op Dolle dinsdag vanuit Kamp Vught op transport was gezet naar een concentratiekamp in Duitsland en in een andere wagon de vrouwen hoorde zingen. Tineke heeft de realisering van het raam niet mee mogen maken, ze leed aan een ernstige ziekte en overleed op 6 oktober 1996.

Het gedenkraam en de plaquette zijn tijdens de muziekmanifestatie onthult door haar mede-gevangene Gisela Wieberdink-Söhnlein. Zij beschreef het raam en sprak: "Beelden die solidariteit uitdrukken. De kracht van onderdrukte vrouwen. Samen hebben we ons verzet. Samen hebben we gehuild. Samen hebben we gelachen. Samen hebben we gezongen. Samen verlangden we naar de bevrijding. Velen hebben deze niet mogen beleven. Voor de anderen is de steun van hun medegevangenen van levensbelang geweest. Een troostend woord, een arm om je schouder, was vaak genoeg om de kracht te vinden verder te gaan. De solidariteit hielp ons die het meemaakten in de oorlogsjaren om het te overleven en dat verplicht ons om die kracht verder te geven, steeds weer."

Gisela zou de langstlevende van de vrouwen zijn, op 16 november 2021 overleed ze, kort nadat ze 100 jaar oud geworden was.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Een groep van negentig vrouwen in het Frauenlager van Kamp Vught kwam op voor mede-gevangene Non Verstegen[5], die opgesloten was door de kampleiding als straf voor een actie waaraan ze allen hadden meegedaan. Gezamenlijk hadden ze een Duitse vrouw uit hun barak bestraft die hen verraden had bij de kampleiding. De vrouwen toonden zich solidair met Non door het plaatsen van hun naam en nummer op een lijst bij de Schreibstube, die afgegeven werd aan de kampcommandant. Die werd woest en strafte de groep vrouwen door ze gezamenlijk op te sluiten in een veel te kleine cel. Na een nacht in deze cel bleken er 10 vrouwen overleden te zijn. Deze tragische gebeurtenis staat bekend als het Bunkerdrama.[6] Alle vrouwen die deze nacht overleefden bleven solidair en weerbaar. Voortdurend gaven ze uiting aan hun solidariteit door het gezamenlijk zingen van allerlei zelfgemaakte schertsende liedjes. Liedjes die waren bedacht door barakgenoten Hetty Voûte en Gisela Söhnlein. Zij vormden het muzikale duo 'Pooh en Piglet' en maakten hun liedjes uit tijdsverdrijf om de moed erin te houden.[7][8] Een aantal vrouwen overleed na het bunkerdrama in gevangenschap; in kamp Vught, op transport naar Duitsland na de ontruiming van het kamp op Dolle dinsdag, in het concentratiekamp Ravensbrück en op de dodenmarsen vanuit dit kamp. De vrouwen die uiteindelijk de oorlog overleefden bleven solidair gedurende hun verdere leven en uitten dit onder andere door het schrijven van brieven en boeken [9] [10], ingezonden stukken naar kranten en kwamen regelmatig bijeen in Amsterdam. Met de stichting van het Nationaal Monument Kamp Vught (NMKV) in 1990 werd door ex-gevangenen ook de Vriendenkring Vught opgericht.[11] Vanaf dat moment trokken de vrouwen die nog in leven waren jaarlijks op 16 januari naar Vught voor een herdenkingsbijeenkomst in een cel van gelijke grootte (9m2) in het voormalige crematorium dat op het terrein van het NMKV ligt. Cel nr. 115 waarin het Bunkerdrama plaatshad was niet toegankelijk omdat die deel uitmaakt van de EBI Vught.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]