Naar inhoud springen

Goenzib (taal)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het Goenzib of Hunzib (Russisch: Гунзибский язык) is een taal die gesproken wordt door ongeveer 2000 mensen in Dagestan (Rusland) in de dorpen Goenzib, Nachada en Garboetli (district Tsoentinski) en in Stalskoje, Komsomolskoje en Sjoesjanovka (district Kiziljoertovski). Er wonen ook sprekers in de Georgische dorpen Sjorochi (voormalig Saroeso), Tivi en Tsjantliskoere in de gemeente Kvareli.

Het Goenzib is een ongeschreven taal. De Goenzib ontvangen onderwijs en nieuws in het Avaars en Russisch.

De autochtone talen van de Kaukasus worden gewoonlijk in drie grote groepen verdeeld: Kartveelse talen, Noordwest-Kaukasisch en Noordoost-Kaukasisch. Het Noordoost-Kaukasisch is onderverdeeld in de Dagestaanse- en Nach-talen. Het Goenzib is een van de talen uit de Tsezische groep van het Dagestaans. Het is het nauwst verwant met het Bezjta en Chvarsji. De sprekers van het Goenzib worden statistisch vaak onder de Avaren geschaard.

voor midden achter
gesloten i ɨ u
midden e ə o
open a ɑ

Nasale klinkers komen vooral voor bij oudere sprekers. Ze spelen vooral bij de werkwoorden een rol. Jongere sprekers hebben zelden nasale klinkers.

voor midden achter
gesloten ĩ ɨ̃ ũɤ̯
midden ә̃ õ
open ã ɒ̃

Het Goenzib kent onder het accent lange vocalen, maar Van den Berg (1995) analyseert deze als twee fonemen:

voor midden achter
gesloten ii (ɨɨ) uu
midden (ee) (ә̃ә̃) (oo)
open aa ɑɑ
explosief affricaat frictatief
stemh. asp. ejec. asp. ejec. stemh. steml.
labiaal b p p'
alveolaar d t t' c c' z s
palataal č č' ž š
lateraal tɬ' ɬ
velaar g k k' x
uvulaar q q' ʁ χ
faryngaal ʕ ħ
glottaal ʔ h

Het woordaccent ligt doorgaans op de op een na laatste lettergreep.

Zelfstandig naamwoord

[bewerken | brontekst bewerken]

Het Goenzib kent vier basisnaamvallen:

naamval morfeem
nominatief -∅
ergatief -l (na medeklinker: -lo)
genitief -s
instrumentalis -d (na medeklinker: -do)

en zeven lokale suffixen, waartoe ook de datief gerekend wordt:

naamval morfeem
datief -V (herhaling van de slotklinker: iyu 'moeder', datief: iyu-u)
adessief -g (na medeklinker: -go)
superessief: -tɬ' (na medeklinker: -tɬ'o)
subessief -tɬ
contactief
comitatief -ʁur
allatief -dɘr

Het zelfstandig naamwoord onderscheidt enkelvoud en meervoud. In het enkelvoud bestaan vijf klassen:

  1. mannelijke personen
  2. vrouwelijke personen
  3. onbezielde objecten
  4. bezielde en onbezielde objecten
  5. onbezielde objecten en het woord q'ɘra 'kind'

In het meervoud kent het Goenzib de klassen menselijk en niet-menselijk.

Tussen de stam van het zelfstandig naamwoord en een uitgang verschijnt een element (de oblique marker) die per woord kan verschillen:

k'ima 'kaas'; genitief: k'ima-li-s

žo 'ding'; genitief: žoy-lo-s

kid 'meisje'; genitief: kid-bo-s

De -s is de uitgang van de genitief; de elementen -li-, -lo- en -bo- zijn oblique markers. Een kleine groep zelfstandig naamwoorden heeft geen oblique marker: qoqo 'huis'; genitief: qoqo-s

Het werkwoord bestaat uit een stam die vooraf gegaan kan worden door een klasse-prefix en gevolgd kan worden door uitgangen. In de zin:

kid y-ɨq'.lɘ-r 'het meisje groeide op'

Is het onderwerp kid 'meisje' van klasse 2. Daarom begint het werkwoord -q'.lɘ met het prefix van klasse 2: y-. Zelfstandig naamwoorden van klasse 1 hebben een ∅-prefix:

ože ɨq'.lɘ-r ' de jongen groeide op'

Binnen de stam kan door middel van een infix -a-/-ɑ-/-yɑ-/-wɑ- het meervoud worden weergegeven. Vergelijk:

qoqo r-ek'e 'het huis brandt'

qoqo-wa r-e.yɑ.k'e 'de huizen branden' (met het infix -yɑ-)

Achter de stam kunnen uitgangen staan die betekenis- en vormcategorieën uitdrukken vergelijkbaar met de tijden, wijzen en infiniete vormen van een taal als het Nederlands. Hier een overzicht van de uitgangen bij de stam čax 'schrijf-':

categorie 'schrijven' 'niet schrijven'
preteritum čáx-er čax-ís
presens - 1ste/2de persoon čáx-čo čax-č-át’
presens - 3de persoon čáx čax-át’
aoristus čax-ά
futurum čax-άr čax-óys
imperatief čáx-o čax-άq'(o)
optatief čáx-ob čax-ít' gαlob
infinitief čax-á (čax-áys)
passief gerundium čáx-en čax-ít'(o)
locatief gerundium čax-άč čax-ílčo
participium preteritum čax-ér.u čax-ís.u
participium presens čáx-čo-s čax-č-át’-o-s
'als' čáx-oɬ čax-íɬ
'als ooit' čax-átɬ' čax-íltɬ'o
voorwaardelijk čáx-do čax-íd
concessief čáx-do.n čax-ído.n
  • Bokarev, E.A. (1959) Cezskie (didojskie) jazyki Dagestana. Moskva: Izd. AN SSSR.
  • Gamzatov, M-R.È. (1975) Fonetika gunzibskogo jazyka (avtoref. kand. diss.). Moskva.
  • Gudava, T.E. (1979) Istoriko-stavnitel'nyj analiz konsonantizma didojskix jazykov. Tbilisi: Mecniereba.
  • Imnajšvili, D.S. (1963) Didojskij jazyk v sravnenii s ginuxskim i xvaršijskim jazykami. Tbilisi: Izd. AN Gruz. SSR,
  • Isakov I. A., Xalilov, M.Š. (2001) Gunzibsko-russkij slovarʹ. Moskva: Nauka.
  • Lomtadze, È.A. (1984) Slovesnoe udarenie v didojskix (cezskix) jazykax (Sravnitel'no-istoričeskij analiz) (in het Georgisch)
  • Van den Berg, H.E. (1995) A grammar of Hunzib (with texts and lexicon). München: Lincom.