Naar inhoud springen

Heerlijkheid Lieshout

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De heerlijkheid Lieshout is een voormalige heerlijkheid gelegen in de huidige Nederlandse provincie Noord-Brabant. De heerlijkheid bezat aanvankelijk alleen de lagere en middelbare jurisdictie. In de tweede helft van de 16e eeuw verwierf de heerlijkheid ook de hoge jurisdictie.[1] De overige rechten die aan de heerlijkheid verbonden waren, betroffen het recht om de naam "van Lieshout" te voeren en het jachtrecht, het visrecht, het recht van de gruit (accijns op het brouwen van bier), het recht op het innen van cijnsen en bovendien het recht om het dorpsbestuur te benoemen. Naast de heerlijke rechten bezat de heer van Lieshout ook het kerkelijke tiendrecht en als eigenaar van de gronden tevens het voorpootrecht.[2]

De heerlijkheid Lieshout is voortgekomen uit een domein, dat rond het jaar 700 gesticht werd door Frankische edelen. Het domein was een allodium.[3] De laatste telg uit het adellijke geslacht schonk het allodium Lieshout aan de abdij van Floreffe waar hij als monnik was ingetreden. Daarmee werd Lieshout eeuwenlang kerkelijk bezit. Begin 18de eeuw werd het geslacht Bout eigenaar van de heerlijkheid Lieshout en werd de heerlijkheid opnieuw adellijk bezit.

Door de hervormingen die tijdens en na de Franse tijd doorgevoerd werden, kwam er een eind aan de bestuurlijke bevoegdheden en de jurisdictie van de heerlijkheid Lieshout. De heerlijke rechten werden in 1795 vervallen verklaard; later werden enkele rechten hersteld.

De erven Bout verkochten de goederen en de heerlijke rechten die zij in Lieshout bezaten in 1842 aan Albert Bots, een industrieel. Bots en zijn erfgenamen maakten de meeste rechten die zij te Lieshout bezaten te gelde door middel van afkoopprocedures. De erven Bots verkochten hun laatste rechten in 1887 aan Wilhelmus van Dam. Deze verkocht de rechten omstreeks 1895 aan Theodorus Snijders.

De nieuwe heer van Lieshout dagvaardde in 1897 de gemeente Lieshout, omdat die de jacht verpachtte. In 1899 vonniste de rechter dat de heerlijke rechten waarop de eiser zich beriep vervallen waren. In voorgaande jaren waren alle bezittingen van de heerlijkheid reeds vervreemd. Nu met dit vonnis werd vastgesteld dat de heerlijke rechten niet meer golden, stond feitelijk vast dat de heerlijkheid opgehouden had te bestaan.

Zie Geschiedenis van Lieshout voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Lijst van de heren van Lieshout

[bewerken | brontekst bewerken]
Ambtsperiode Heer van Lieshout Bijzonderheid
11xx - 1190 Boudewijn Ridder van Lieshout; schonk het (onvolledige) allodium in 1190 aan de abdij van Floreffe[4]
1190 - 1194 Herman Abt van Floreffe[5]
1194 - 1202 Jean d'Auvelais Abt van Floreffe; kreeg de ontbrekende hoeven de Plashoeve, de Nieuwe Hoeve op Duijnhoven, Hoeve vander Schoot en Hoeve aan het Bosch in 1201 in leen van de Sint-Servaaskerk te Maastricht
1203 - 1212 Wéric Abt van Floreffe
1213 - 1216 Helin Abt van Floreffe
1216 - 1220 Nicolas Abt van Floreffe
1220 - 1239 Jean de Huy Abt van Floreffe
1239 - 1242 Jean de la Chapelle Abt van Floreffe
1242 - 1250 Domitien de Huy Abt van Floreffe; kocht de ontbrekende hoeve het Rodeken in 1246 terug van de heer van Rixtel
1251 - 1254 Pierre de la Chapelle Abt van Floreffe
1254 - 1268 Théodoric Abt van Floreffe
1268 - 1280 Wauthier d'Obaix Abt van Floreffe
1280 - 1289 Wauthier de Leez Abt van Floreffe; verkreeg in 1283 de volledige heerlijkheid in volle eigendom
1289 - 1291 Jean de Louvin Abt van Floreffe
1291 - 1295 Gilles de Niel Abt van Floreffe
1295 - 1306 Hugues de Refayt Abt van Floreffe
1306 - 1310 Nicolas de Gestial Abt van Floreffe
1310 - 1314 Pierre de Solre Abt van Floreffe
1315 - 1315 Gilles de Romeghes Abt van Floreffe
1315 - 1317 Robert de Turnhout Abt van Floreffe
1317 - 1322 Wéric II Abt van Floreffe
1322 - 1323 Robert de Turnhout Voor de tweede keer abt van Floreffe
1323 - 1334 Godefrois de Rèves Abt van Floreffe
1334 - 1336 Hugues de la Houssière Abt van Floreffe
1336 - 1342 Gillain Gauthier Abt van Floreffe
1342 - 1361 Théodoric de Warnant Abt van Floreffe
1361 - 1379 Jean de Perwez Abt van Floreffe
1379 - 1390 Pierre de Blehen Abt van Floreffe
1390 - 1396 Alard de Brogne Abt van Floreffe
1396 - 1399 Gilles de Heyendalle Abt van Floreffe
1399 - 1412 Jean de Harchées Abt van Floreffe
1413 - 1434 Nicolas de Blehen Abt van Floreffe
1434 - 1444 Baudouin de Fourvy Abt van Floreffe
1444 - 1465 Luc d'Eyck Abt van Floreffe
1465 - 1492 Gérard d'Eyck Abt van Floreffe
1492 - 1508 Jean Sampeyn Abt van Floreffe
1508 - 1516 Gilles Henin Abt van Floreffe
1516 - 1548 Godefroid Martini Abt van Floreffe
1548 - 1552 Jean Doyen Abt van Floreffe
1552 - 1578 Guillaume Doupaix Abt van Floreffe
1579 - 1592 Gilles d'Aischelet Abt van Floreffe
1592 - 1607 Henri d'Eersel Abt van Floreffe
1607 - 1639 Jean Roberti Abt van Floreffe
1640 - 1662 Charles de Severi Abt van Floreffe
1663 - 1676 Guillaume de Jallet Abt van Floreffe
1677 - 1686 Christophe de Heest Abt van Floreffe
1686 - 1698 Ignace de Heest Abt van Floreffe; verkocht de heerlijkheid op 15 mei 1698 aan de abdij van Postel[6]
1698 - 1704 Gregorius Sichmans Abt van Postel; verkocht in 1698 12 hoeven uit de heerlijkheid[7]
1704 - 1714 Hieronymus Raveschoot van Capelle Abt van Postel; verkocht de heerlijke rechten, de molen en de overgebleven hoeve op 16 oktober 1714 aan Adriaan Bout[8]
1714 - 1719 mr. Adriaan Bout van Lieshout
(Leiden, 1663 - ?)
Heer van Krimpen, soliciteur militaire en klerk ter secretarie van de Raad van State, agent van de keurvorst van de Palts.[9] Verkocht de heerlijke rechten in 1719 aan zijn zoon[10]
1719 - 1749 Jan Bout van Lieshout
(1694 - 1749)
Zoon van Adriaan Bout, bewindvoerder van de WIC kamer Rotterdam, advocaat voor den hove en hoogen Raade in Hollant
1749 - 1786 Adriaan Bout van Lieshout
(1726 - 30 november 1786)
Zoon van Jan Bout, schepen van Dordrecht[11] commissaris van 't Klein Zegel ter Generaliteit, heer van Jekschot, Krimpen aan den IJssel etc.
1786 - 1796 Douairière Anna van Hogendorp, geboren Bout van Lieshout
(1722 - 1796)
Zuster en enige erfgename van Adriaan Bout
1796 - 1842 Erven Bout In 1842 verkochten de erfgenamen jonkvrouwe Anna Smissaert-Lewe van Aduard (1816-1866) en Susanna barones van Lijnden-Lewe tot Aduard (1818-1866) de heerlijke rechten die zij in Lieshout bezaten aan Albert Bots
1842 - 1848 Albert Bots
(Borkel, 27 april 1774 - Helmond, 8 maart 1848)
Textielfabrikant te Helmond; liet in 1842 een aantal tiendrechten afkopen. Met de Nederlandse Grondwet van 1848 vervielen de bestuurlijke rechten en de jurisdictie van de heerlijkheid. Deze rechten gingen over naar de gemeente Lieshout, respectievelijk naar de landelijke rechterlijke macht.
1848 - 1887 Erven Bots De erfgenamen lieten de resterende tiendrechten afkopen in 1852. In 1879 lieten de erven Bots het recht van voorpoting afkopen. Zij verkochten de twee overgebleven rechten, het jachtrecht en het visrecht in 1887 aan Wilhelmus van Dam.
1887 - ca. 1895 Wilhelmus van Dam
(Vlijmen, 17 juni 1862 - Oud-Alblas, 27 juli 1953)
Tekende de overdracht als Wilhelmus van Dam van Heesbeen. [noot 1] Verkocht zijn rechten omstreeks 1895 aan T.H.B. Snijders.
ca. 1895 - 1899 Theodorus H.B. Snijders
(Schiedam, 20 oktober 1825)
Snijders was lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland. In 1899 verklaarde de rechtbank Roermond dat het heerlijk jachtrecht binnen de gemeente Lieshout op zijn laatst in 1847 door niet-uitoefening of verjaring is tenietgedaan. Deze uitspraak werd bevestigd in 1902 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch en in 1903 door de Hoge Raad.[12][noot 2]