Naar inhoud springen

Hypertrofie (ecologie)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Trofiegraden
hypertrofie
eutrofie
meso-eutrofie
mesotrofie
meso-oligotrofie
oligotrofie
Hypertroof water in Doubs

Met hypertrofie of polytrofie bedoelt men in de ecologie dat een bepaald milieu een extreem hoge trofiegraad kent, en er een zwaar overaanbod aan nutriënten beschikbaar is. De biodiversiteit van hypertrofe milieus is daardoor zeer laag.

Etymologie en grammatica

[bewerken | brontekst bewerken]

Het woord 'hypertrofie' is opgebouwd uit het Oudgriekse prefix hyper (overmatig) en het achtervoegsel trophia (voeding).

Om aan te geven dat er in een bepaald milieu sprake is van hypertrofie, gebruikt men het bijvoeglijk naamwoord 'hypertroof'. Zo spreekt men bijvoorbeeld van een 'hypertroof meer' en 'hypertrofe sloten'. Wanneer een organisme of levensgemeenschap een zeer duidelijke voorkeur heeft voor hypertrofe habitats, dan wordt het bijvoeglijk naamwoord 'hypertrafent' gebruikt. Zo spreekt men bijvoorbeeld van een 'hypertrafente pioniersoort' en 'hypertrafente pioniervegetatie'. Er wordt gesproken van 'hypertrofiëring' wanneer een milieu dat voorheen nog niet hypertroof was, verandert in een hypertroof milieu.

Antropogene hypertrofie

[bewerken | brontekst bewerken]

In veruit de meeste gevallen ontstaan hypertrofe milieus door antropogene activiteiten, zoals overbemesting of andere vormen van chemische milieuverontreiniging.

Natuurlijke hypertrofie

[bewerken | brontekst bewerken]

In volledig natuurlijke ecosystemen komen/kwamen hypertrofe standplaatsen soms ook voor, alhoewel deze plekken in zowel ruimte als tijd doorgaans op veel kleinere schaalniveaus ontstaan/ontstonden. Een voorbeeld van een biotische factor die pleksgewijs hypertrofie kan veroorzaken is een plek waar kadavers van grote zoogdieren liggen te verrotten (en op dezelfde plek blijven liggen). De aanvoer van vrijgekomen nutriënten uit het kadaver is dan dusdanig hoog dat het voor de meeste planten giftig is, waardoor zij sterven. Vooral in graslanden is dit goed te zien; rondom het kadaver groeit tijdelijk dan geen vegetatie. Ook wanneer grote zoogdieren of grote vogels op van nature al eutrofe plekken (zoals rivierkleigronden) hun latrine hadden, konden zeer pleksgewijs hypertrofe standplaatsen ontstaan.