Naar inhoud springen

Jacob Boreel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Usamaster (overleg | bijdragen) op 31 jul 2019 om 09:26. (Biografie)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Jacob Boreel (1630-1697) (Arnold Boonen)
Het stadhuis op de Dam door Gerrit Berckheyde

Jacob Boreel (Amsterdam, 1 april 1630 - Velsen, 21 augustus 1697) heer in Domburg en van Duynbeek, Westhoven, Sint-Aagtekerke en Meeresteyn was schepen, schout en burgemeester van Amsterdam; hij was ambassadeur in Frankrijk en betrokken bij de Sociëteit van Suriname.

Biografie

Jacob Boreel was de zoon van Willem Boreel, pensionaris van Amsterdam. De familie Boreel was afkomstig uit Gent en naar Middelburg verhuisd. Van 8 september 1664 tot 21 augustus 1665 was hij als gezant in Moscovië, samen met Nicolaes Witsen, die zich ontwikkelde als een autoriteit met betrekking tot Tartarije. Boreel werd de schoonzoon van Maria Trip, toen hij in 1667 met Isabella Coymans (1647-1705) trouwde. Johan Boreel, zijn broer (?), werd gezant in Engeland. In 1672 viel hij van de stoep voor zijn huis in de Nieuwe Doelenstraat. Tussen 1678 en 1681 was hij ambassadeur in Parijs en correspondendeerde met Johan de Witt, Christiaan Huygens en Pieter de Graeff. Die stad was niet de meest aangewezen plek: hij was grof en weinig verfijnd en haalde zich de woede van Lodewijk XIV op zijn hals.

Als diplomaat was Boreel aanwezig bij het sluiten van de Vrede van Nijmegen en de Vrede van Rijswijk. Van 1681 tot 1691 werd hij schout en adviseerde de vroedschap. Boreel was actief in het veroordelen van boekverkopers en marskramers, die ongeoorloofde pasquillen, Franse gazetten en vuyle libellen verkochten. Zijn naam wordt genoemd in een proces van de burgemeesters Joan Huydecoper van Maarsseveen (junior) en Nicolaes Witsen tegen de Romeijn de Hooghe. In 1690 kocht hij een kasteel in Heemskerk en liet het afbreken.

In 1691, 1693, 1695 en 1697 was hij burgemeester van Amsterdam.

Herengracht 507

Op 31 januari 1696 werd zijn huis Herengracht 507 geplunderd bij het Aansprekersoproer. Boreel die op dat moment burgemeester was en zijn zoon, de stadssecretaris, werden beschuldigd de aanzet te hebben gegeven tot een nieuwe belasting op begraven in de kerk. De voordeur werd met een lantaarnpaal geforceerd. Boreel, nogal zwaarlijvig, lag meestal ziek op bed vanwege jicht, en kon ternauwernood over de schutting van de buren worden gesleurd. Alle meubels, spiegels en kostbaar porselein werden stukgeslagen, meegenomen of in de gracht gegooid. Burgemeester Jeronimo de Haze, op Herengracht 520, wist zich te redden door geld op straat te gooien. Jacob J. Hinlopen wist het volk tot bedaren te brengen. Dezelfde avond zijn twee schelmen bij het licht van flambouwen aan de tralies van de Waag opgehangen. Toen de schade getaxeerd was, sprak men er schande van dat de middelmatige familiestukken van burgemeester Boreel hoger geschat waren dan de prachtige collectie van kapitein Spaaroog, die schilderijen verzamelde van Philip Wouwerman.

Zijn zoon Willem Boreel (1675--1727) trouwde in 1704 met Catharina Clara Geelvinck. Het echtpaar woonde op Herengracht 509-511, een van de duurste panden op de gracht. Hij was directeur van de Sociëteit van Suriname tussen 1709 en 1726, tot hij werd benoemd als ambassadeur in Parijs.[1]