Naar inhoud springen

Lyle Ritz

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Den Hieperboree (overleg | bijdragen) op 18 aug 2019 om 21:46. (links)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Lyle Ritz
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Algemene informatie
Geboren Cleveland, 10 januari 1930
Geboorteplaats ClevelandBewerken op Wikidata
Overleden 3 maart 2017
Overlijdensplaats PortlandBewerken op Wikidata
Land Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Werk
Genre(s) Jazz
Beroep Muzikant
Instrument(en) Contrabas, ukelele
(en) AllMusic-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) IMDb-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Lyle J. Ritz (Cleveland, 10 januari 1930 - 3 maart 2017) was een Amerikaanse jazzcontrabassist en studiomuzikant. Hij wordt ook wel de vader van de jazzukelele genoemd.

Biografie

Ritz, die was betrokken bij meer dan 5000 opnamesessies, werkte aan het begin van zijn carrière in een muziekzaak in Los Angeles. Daar leerde hij tijdens de jaren 1950 de mogelijkheden kennen van de ukelele. Na beëindiging van zijn militaire diensttijd in de Koreaanse Oorlog, waar hij tuba speelde in een legerband, werd hij ontdekt door Barney Kessel, die op dat moment werkzaam was voor Verve Records aan de westkust. Kessel bood Ritz een contract aan. In 1957 presenteerde hij (in trio met Red Mitchell en Gene Estes) de lp How About Uke?, gevolgd door 50th State Jazz (1959, met onder andere ook Joe Mondragon, Paul Horn en Don Shelton). Beide albums waren vooral in Hawai succesvol.

Tijdens de daarvolgende jaren werkte hij als contrabassist bij de studioformatie The Wrecking Crew, die betrokken waren bij talloze sessies rondom Los Angeles tot in de vroege jaren 1980. Ze waren te horen op Herb Alperts hit Taste of Honey, The Righteous Brothers' You've Lost That Lovin' Feelin' en The Beach Boys-song Good Vibrations, verder bij opnamen van Sonny & Cher, The Monkees, Dean Martin en Linda Ronstadt. Daarnaast werkte Ritz ook mee aan filmmuziek als Bound for Glory (1976), Face the Music (1979) en No Drums, No Bugles (1972). In zijn latere jaren keerde hij terug naar de ukelele, nam hij nog meer albums op en woonde hij in Portland. Volgens jazzdiscograaf Tom Lord was hij van 1957 tot 2007 betrokken bij 44 opnamesessies.