Militaire Orde van Sint-Hendrik
De Militaire Orde van Sint-Hendrik (Duits: "Militär-Sankt-Heinrichs-Orden" of "Militär-St. Heinrichs-Orden") is een Saksische ridderorde die op 7 oktober 1736 door Augustus III van Polen, Keurvorst van Saksen op zijn slot Hubertusburg werd gesticht. De vorst vierde die dag zijn veertigste verjaardag. De orde had in die eerste jaren een enkele graad[1].
In 1768 werd een commandeurskruis ingesteld[2]. Er waren ook insignes voor de officieren oftewel functionarissen van de orde.
In de jaren tot 1807 werd de orde spaarzaam verleend maar in 1807, Saksen was in die dagen een trouwe bondgenoot van Napoleon, werd de orde door Frederik August I van Saksen als "Königlich Sächsischer Militär-St.-Heinrichs-Orden" heropgericht en van drie graden voorzien. Op 23 december 1829 kreeg de orde een vierde graad, die van Commandeur IIe Klasse, en werden door Koning Anton van Saksen statuten opgesteld.
De statuten legden vast dat de orde voor "verdienste in het veld van de officieren van het Koninklijk Saksische leger verleend zou worden". Bij uitzondering konden ook vreemdelingen worden gedecoreerd. Men moest als Saksisch officier eerst het ridderkruis verwerven alvorens men bevorderd kon worden. Voor bijzondere verdienste in vredestijd en een gouden jubileum konden de hierboven vermelde regels terzijde worden gelegd.
In 1870 werd een grootkruis met een lauwerkrans verleend[3] aan Keizer Wilhelm I van Duitsland. Er was ook een bijpassende ster met lauwerkrans rond het medaillon.
Voor de Duitse keizer Wilhelm II werd in de Eerste Wereldoorlog een verguld zilveren ster vervaardigd. Zie: de Lijst van ridderorden van Wilhelm II van Duitsland.
Ook in het bezit van de Beierse Koninklijke Familie bevond zich een gouden ster[4].
Het kapittel van de Orde van Sint-Hendrik is ook na het uitroepen van de republiek Saksen in november 1918 bijeen blijven komen om de voordrachten die nog niet waren afgedaan te beoordelen. Zo werden nog in 1920 ridders in deze orde benoemd.
De graden
- Militaire Orde van Sint-Hendrik
- Grootkruis (Großkreuz)
- Commandeur der Ie Klasse (Komtur 1. Klasse)
- Commandeur der IIe Klasse (Komtur 2. Klasse)
- Ridder (Ritter)
- Militaire Sint-Hendriksmedaille
- Medaille in Goud
- Medaille in Zilver
Met de naam die hij voor de orde koos eerde de Saksische vorst de Duitse Keizer Hendrik II die in het begin van de 11e eeuw Midden-Duitsland kerstende en als een voorbeeld van ridderlijkheid gold.
De oorspronkelijke versierselen van de orde bestonden uit een ovaal gouden medaillon met de daarop geschilderde beeltenis van de keizer en een geborduurde ster met een kniestuk dat de keizer moest voorstellen. Op deze afbeeldingen is Keizer Hendrik geharnast, gekroond en gehuld in een korte koningsmantel. Hij heeft een scepter en een rijksappel in zijn handen.
In 1807 werd voor een gouden kruis met acht punten als kleinood van de orde gekozen. In het midden is een portret van Hendrik II op een gele achtergrond geschilderd in emailleverf. Op de blauwe ring om het medaillon staat in gouden letters "Frid. Aug. D. G. Rex Sax. Instauravit". De keerzijde draagt het Saksische wapen met de wijnruitkroon en een blauwe ring met het motto van de orde "Virtuti in bello".
Als verhoging dient een gouden koningskroon.
De ster was tot in het midden van de 19e eeuw geborduurd, later was zij van massief zilver.
Het lint is hemelsblauw met citroengele strepen langs de rand.
De versierselen waren tot in de Eerste Wereldoorlog van goud, toen werden vanwege de precaire economische toestand ook vergulde zilveren kruisen uitgereikt[5].
Er zijn ook een gouden keten en een gouden "grootmeesterkruis" bekend.
De grootkruisen droegen hun kruis[6] aan een breed lint[7] over de rechterschouder en een ster van de orde[8] op de linkerborst. De Commandeurs der Eerste Klasse droegen een kruis aan een lint[9] om de hals en een kleinere ster[10] op de linkerborst. De Commandeurs der IIe Klasse droegen een kruis[10] aan een lint om de hals en de ridders droegen een kruis[11] aan een smal lint[12] in het knoopsgat of op de linkerborst.
De hofjuweliers G.A.Scharffenberg en A.Roesner in Dresden maakten in de Eerste Wereldoorlog holle en daardoor lichte ridder en commandeurskruisen van verguld zilver. Er werden tijdens de vier oorlogsjaren 14 Commandeurs der Ie Klasse en 153 Commandeurs benoemd. De grootkruisen werden zwaarder uitgevoerd en waren ook in deze oorlogsperiode van goud[13].
De orde is nooit aan dames toegekend. De medailles[14] waren voor dappere onderofficieren, zij kwamen in het Duitsland van die tijd niet voor een orde in aanmerking, bestemd.
De medailles bestaan in de varianten goud, verguld zilver, verguld brons en zilver. Zij dragen het portret van de keurvorst of koning en op de keerzijde te tekst "FÜT VERDIENST UND TREUE". Omdat Saksen in 1866 vernietigend verslagen was door Pruisen, de Saksische koning was krijgsgevangene gemaakt en Dresden was bezet, moesten dappere onderofficieren met in Wenen gefabriceerde medailles[15] worden onderscheiden. Er zijn in 1918 geen medailles van "oorlogsmetaal" zoals zink of koper geslagen.
Enige ridders
- Keizer Frans Jozef I van Oostenrijk (Grootkruis)
- Keizer Karel I van Oostenrijk (Grootkruis)
- Aartshertog Frederik van Oostenrijk (Commandeur Ie Klasse) in 1915
- Eduard Freiherr von Böhm-Ermolli,Oostenrijks Generaal-Kolonel Commandeur IIe Klasse, 1917
- Dietrich von Choltitz, Luitenant de cavalerie, Ridder in 1917
- Franz Freiherr Conrad von Hötzendorf, österr. General der Infanterie, Kommandeur II. Klasse, 1915
- Oskar von Hutier, Generaal
- Max Immelmann, vliegenier
- Paul von Lettow-Vorbeck, Generaal Majoor, 1920
- Erich Ludendorff
- Karl August Nerger, Kapitein ter Zee 1918
- Georg-Hans Reinhardt,
- Manfred von Richthofen, vliegenier
- Arthur Freiherr Arz von Straußenburg, Generaal der Infanterie, Ridder, 1917
De orde sinds 1945
In München besloten de door voor de Russen uit hun vaderland gevluchte Saksische agnaten Friedrich Christian von Sachsen, Maria Emanuel Markgraaf von Meißen en Albert Joseph von Sachsen een kapittel van de orde bijeen te roepen. De aldaar aanwezige ridders en de vertegenwoordigers van de Saksische adel besloten om de orde verder te laten bestaan.
Sinds de ondergang van de zogenaamde DDR in 1990 komt de orde weer geregeld op Saksische bodem bijeen.
- ↑ Volgens Gritzner. De catalogus van Nimmergut vermeldt al in 1768 een commandeurskruis. No. 2074
- ↑ Nimmergut katalogus No. 2074
- ↑ Nimmergut katalogus No. 2084
- ↑ Deze werd in 2005 uit Hohenschwangau gestolen en is sindsdien spoorloos.
- ↑ Nimmergut Katalog No. 2088
- ↑ Het kruis is opvallend groot. Een grootkruis in mijn verzameling is met kroon 15 centimeter hoog. Robert Prummel
- ↑ Een hand breed volgens Gritzner.
- ↑ 9 centimeter hoog volgens Gritzner.
- ↑ zeven centimeter hoog volgens Gritzner.
- ↑ a b 7 centimeter hoog volgens Gritzner.
- ↑ Vier centimeter breed volgens Gritzner.
- ↑ vier centimeter breed volgens Gritzner.
- ↑ Nimmergutcatalogus 2005
- ↑ Gesticht op 17 maart 1796. Gritzner.
- ↑ Zij zijn van massief goud en dragen het stempel van de Weense hofjuwelier Rothe&Neffe.
Literatuur
- Oberst a.D. Georg Richter et al.: Der königlich sächsische Militär St. Heinrichs Orden 1736-1918, 1937. Republiziert im Verlag Wolfgang Weidlich, Frankfurt am Main 1964.