Portaal:Breda/Uit de geschiedenis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

/maandag

/dinsdag

/woensdag

/donderdag

/vrijdag

/zaterdag

/zondag

Uitgelicht[brontekst bewerken]

Het Beleg van Breda was de belegering van de stad Breda tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Deze sterke vestingstad, gelegen in Staats-Brabant in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aan de grens met Spaans Brabant, werd in 1624 en 1625 belaagd door Spaanse troepen onder leiding van Ambrogio Spinola. Verovering van Breda zou de Spanjaarden een uitvalsbasis verschaffen om gemakkelijker andere Staatse steden te veroveren en het gevaar voor de Spaanse steden verminderen. Verder wilde Spinola Spanjes eer herstellen en zijn reputatie als veldheer redden. Beide hadden aanzienlijke schade geleden na het mislukken van het beleg van Bergen op Zoom en het gedrag van de Spaanse troepen na de geslaagde list met het turfschip van Breda.

Prins Maurits, en later zijn opvolger Frederik Hendrik, kwamen Breda te hulp door de bevoorrading van de Spanjaarden te verstoren, Breda te bevoorraden en de stad te ontzetten.



Het Beleg van Breda in 1637 duurde van 21 juli tot 11 oktober, tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Sinds Spinola's beleg in 1625 was Breda in Spaanse handen geweest. Frederik Hendrik van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden besloot uiteindelijk 12 jaar later de stad opnieuw in te nemen.

Op 23 juli kwam Frederik Hendrik met zijn troepen aan in Ginneken. Onmiddellijk werd Breda omsingeld. Troepen werden gelegerd in Princenhage, Gageldonk, Teteringen en Heusdenhout. Van deze troepen maakten onder andere Engelsen, Schotten en Fransen deel uit. Het garnizoen in de stad bestond onder andere uit Bourgondiërs, Walen, Albanezen en Italianen. Frederik Hendrik vestigde zijn hoofdkwartier in de Grote Hoeve van Bouvigne.



De baronie Breda (Frans: baronnie) is een historisch land rond de stad Breda, dat in bezit was van de heren van Breda. Zij vormde niet de enige, maar was vanaf de zestiende eeuw in formele zin wel de belangrijkste en meest bekende baronie in de Nederlanden, zeker nadat de zuster-baronie Bergen op Zoom in 1533 tot een markgraafschap (markizaat) was verheven.

In de praktijk echter is de heerlijkheid Breda nooit een echte baronie geweest. Vanaf 1403 waren graven van Nassau er heer. Zij resideerden er ook, zodat men ook spreekt van het huis Nassau-Breda. Via de Bredase Nassau René van Chalon kwam de heerlijkheid in 1538 als erfelijk bezit aan de erfopvolger uit het huis Nassau-Dillenburg, dat sindsdien een prinsentitel prins van Oranje voerde.



Het schilderij De overgave van Breda ofwel "La rendición de Breda" is vervaardigd door de schilder Diego Velázquez in 1634/35. De hoffelijkheid die hier wordt uitgebeeld is een van de opvallendste kenmerken van het schilderij. Het doek, 367 x 307 cm, gemaakt in opdracht van Filips IV van Spanje maakte deel uit van een serie bestemd voor het koninklijk paleis Buen Retiro in Madrid. Het schilderij hangt tegenwoordig in het Museo del Prado.

Het werk van Velázquez is het meest Spaanse van alle Spaanse schilderijen genoemd door de historicus Jan Morris, auteur van diverse reisboeken over Spanje. Een derde van het schilderij wordt ingenomen door de afschrikwekkende lansen. Daarom wordt het werk in het Spaans ook aangeduid als Las Lanzas. Rechts van het paard heeft de schilder zichzelf afgebeeld.

Het Beleg van Breda (1624-1625), dat bijna tien maanden duurde, was een van de Spaanse successen tijdens de Opstand.



Breda kocht in 1252 van de heer Hendrik IV van Schoten een aantal privileges. Jarenlang is dit gezien als de verlening van stadsrecht aan Breda, maar dit is echter onjuist. Nadat in 1198 de Heer van Breda leenman van de Hertog van Brabant werd, is de stad rond 1200 omwald met palissaden en stenen poorten. Dit valt samen met de Vrede van Leuven, waarin werd bepaald dat Holland afzag van alle aanspraken op het Land van Breda. Mogelijk dat Breda hiermee stadsrechten kreeg; een oorkonde ontbreekt echter. Het stadsarchief van Breda houdt echter wel vast aan 1252 als het jaar van de stichting van Breda.

De privileges werden op 23 juni 1252 gekocht door de stad Breda van de Heer van Schoten.



De list met het Turfschip van Breda is een van de bekendste voorvallen uit de Tachtigjarige Oorlog. Het leidde tot de inname van Breda op 4 maart 1590 en was niet alleen een militaire, maar vooral ook morele overwinning voor de troepen van prins Maurits.

In 1568 waren de Nederlanden in opstand gekomen tegen het schrikbewind van de hertog van Alva. Dit leidde in 1581 tot de formele onafhankelijkheidsverklaring (zie Plakkaat van Verlatinghe) en in 1587 tot de stichting van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

Als reactie begonnen de Spanjaarden met een offensief. Onder meer Breda werd vrijwel direct ingenomen (zie Beleg van Breda (1581)). Na de moord op Willem van Oranje in 1584 leek het een kwestie van tijd voordat de opstand onderdrukt zou zijn. De 18-jarige prins Maurits nam het commando over de troepen over, maar het leger van de prins was militair te zwak om de stad Breda te heroveren. De Spanjaarden hadden echter na de vernietiging van de Spaanse Armada een dusdanige tegenslag opgelopen dat zich voor Maurits nieuwe mogelijkheden openden.



De Vrede van Breda, gesloten op 31 juli 1667 in de Grote Zaal van het Kasteel, was het verdrag tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Engeland, Frankrijk en Denemarken waarmee de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog eindigde.

Voorafgaand hieraan maakte Michiel de Ruyter zijn beroemde Tocht naar Chatham, die de bepalingen van het verdrag voor de Republiek gunstig beïnvloedde.

Afgesproken werd dat het Nederlandse Nieuw-Amsterdam officieel aan de Engelsen werd overgedragen. De Republiek behield het kort voor de Vrede veroverde Suriname. De Bovenwindse eilanden bleven ook bij de Republiek, evenals het Molukse eiland Run en een aantal forten aan de Afrikaanse westkust