Bemuurde Weerd: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k lf
k links
Regel 7: Regel 7:
==Geschiedenis==
==Geschiedenis==


Om het waterpeil in de stad beter te kunnen regelen werd rond 1300 net buiten de noordzijde van de stad een [[Sluis (waterbouwkunde)|sluis]] (de [[Weerdsluis]]) aangebracht. Via deze sluis sloten de rivier de [[Utrechtse Vecht|Vecht]] en de Utrechtse grachten, zoals de [[Stadsbuitengracht]], op elkaar aan. Om de sluis ontstond een voorstad die rond 1330 [[stadsmuur|ommuurd]] werd, en omgracht. De toegang tot de stad verliep via de noordelijke stadspoort (Weerdpoort).
Om het waterpeil in de stad beter te kunnen regelen werd rond 1300 net buiten de noordzijde van de stad een [[Sluis (waterbouwkunde)|sluis]] (de [[Weerdsluis]]) aangebracht. Via deze sluis sloten de rivier de [[Utrechtse Vecht|Vecht]] en de Utrechtse grachten, zoals de [[Stadsbuitengracht]], op elkaar aan. Om de sluis ontstond een voorstad die rond 1330 [[stadsmuur|ommuurd]] werd, en omgracht. De toegang tot de stad verliep via de noordelijke [[stadspoort]] ([[Weerdpoort]]).


De Bemuurde Weerd kende al vanaf het begin veel bedrijvigheid onder meer doordat vanwege brandgevaar [[baksteen|steenbakkerijen]] en [[Pottenbakken|aardewerkindustrie]] vanuit de [[Utrecht-Binnenstad|binnenstad]] hier gevestigd werden. De transportmogelijkheden en de vindplaatsen van [[rivierklei]] als grondstof en [[Turf (brandstof)|turf]] als brandstof voor deze ambachten, waren gunstig. Een extra stimulans was dat na het uitbreken van meerdere stadsbranden, voor de binnenstad gedeeltelijk over werd gegaan op de [[verstening (bouwkunde)|verstening]] van de houten huizen.
De Bemuurde Weerd kende al vanaf het begin veel bedrijvigheid onder meer doordat vanwege brandgevaar [[baksteen|steenbakkerijen]] en [[Pottenbakken|aardewerkindustrie]] vanuit de [[Utrecht-Binnenstad|binnenstad]] hier gevestigd werden. De transportmogelijkheden en de vindplaatsen van [[rivierklei]] als grondstof en [[Turf (brandstof)|turf]] als brandstof voor deze ambachten, waren gunstig. Een extra stimulans was dat na het uitbreken van meerdere stadsbranden, voor de binnenstad gedeeltelijk over werd gegaan op de [[verstening (bouwkunde)|verstening]] van de houten huizen.

Versie van 3 aug 2009 05:06


De Bemuurde Weerd als voorstad op een stadsplattegrond uit 1569 (oost ligt boven). De tekenaar laat overigens in tegenstelling tot de andere stadsplattegronden uit die tijd geen volledige omgrachting van de voorstad zien

De Bemuurde Weerd is een rond 1300 ontstane voorstad van de Nederlandse stad Utrecht. Vandaag de dag is de Bemuurde Weerd door stadsuitbreidingen geen voorstad meer, maar de naam is blijven bestaan als straatnaam.

Geschiedenis

Om het waterpeil in de stad beter te kunnen regelen werd rond 1300 net buiten de noordzijde van de stad een sluis (de Weerdsluis) aangebracht. Via deze sluis sloten de rivier de Vecht en de Utrechtse grachten, zoals de Stadsbuitengracht, op elkaar aan. Om de sluis ontstond een voorstad die rond 1330 ommuurd werd, en omgracht. De toegang tot de stad verliep via de noordelijke stadspoort (Weerdpoort).

De Bemuurde Weerd kende al vanaf het begin veel bedrijvigheid onder meer doordat vanwege brandgevaar steenbakkerijen en aardewerkindustrie vanuit de binnenstad hier gevestigd werden. De transportmogelijkheden en de vindplaatsen van rivierklei als grondstof en turf als brandstof voor deze ambachten, waren gunstig. Een extra stimulans was dat na het uitbreken van meerdere stadsbranden, voor de binnenstad gedeeltelijk over werd gegaan op de verstening van de houten huizen.

Diverse malen is de Bemuurde Weerd deel geweest in een conflict. In 1483 belegerde aartshertog Maximiliaan succesvol de stad Utrecht en viel de Bemuurde Weerd tijdens de belegering aan, in 1492 nam Frederik van Egmont de voorstad met een leger in en in 1566 bestormden Spaanse soldaten het tevergeefs.[1]

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Bemuurde Weerd op Wikimedia Commons.

[bron?]

  1. L.C. van der Vlerk et al, blz. 25-28