Cardiotocograaf: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 19: Regel 19:
- Bij een tweeling: men meet twee keer de hartslag van dezelfde baby en niet van de andere baby.
- Bij een tweeling: men meet twee keer de hartslag van dezelfde baby en niet van de andere baby.


'''N.B.'''Indien de hartslag van de baby niet goed kan worden geregistreerd met de uitwendige CTG, kan een [[schedelelectrode]] geplaatst worden bij het kind. De verloskundige of gynaecoloog brengt dan een draadje via de vagina naar binnen en plaatst deze op het hoofd van het kindje. Hiermee kan de hartslag dan wel goed geregistreerd worden. Bij een stuitligging kan deze electrode ook op de billen geplaatst worden.
'''N.B.''' Indien de hartslag van de baby niet goed kan worden geregistreerd met de uitwendige CTG, kan een [[schedelelectrode]] geplaatst worden bij het kind. De verloskundige of gynaecoloog brengt dan een draadje via de vagina naar binnen en plaatst deze op het hoofd van het kindje. Hiermee kan de hartslag dan wel goed geregistreerd worden. Bij een stuitligging kan deze electrode ook op de billen geplaatst worden. Overigens kan men een electrode pas plaatsen wanneer er [[ontsluiting]] van de baarmoeder is.





Versie van 15 okt 2009 18:18

Scherm met resultaat van de meting

Een elektronische fetal monitor (foetus monitor) of cardiotocograaf (CTG) is een instrument om een zwangere vrouw te monitoren in het laatste stadium van de zwangerschap. Het apparaat staat ook wel bekend onder de naam weeënmonitor en is uitgevonden door de dokters Orvan Hess en Edward Hon.

De CTG meet de hartslag van de foetus en de weeën (of in ieder geval druk op de buik) van de vrouw door middel van twee transducters op de buik. De resultaten worden in grafiekvorm op een strook papier of op een monitor getoond. Met het instrument kan het welzijn van de ongeboren baby worden nagegaan.

De normale hartfrequentie van een ongeboren kind bedraagt 110-150 slagen per minuut. Men spreekt van tachycardie wanneer de hartfrequentie hoger ligt. Men spreekt van bradycardie wanneer de hartfrequentie lager dan het gemiddelde ligt.

Hoe beoordeelt men een CTG? Ten eerste wordt gekeken of er weeën-activiteit te zien is op het CTG. Vervolgens wordt gekeken naar: 1- de basishartfrequentie van het baby 2- acceleraties van de hartslag van de baby 3- deceleraties van de hartslag van de baby 4- de 'variabiliteit' van het CTG (m.a.w. is de hartslag goed variabel)

Valkuilen bij de beoordeling van CTG's - Men meet de hartslag van de moeder i.p.v. de baby (om dit uit te sluiten kan met apart ook de hartfrequentie van de moeder meten en erop letten dat dit niet hetzelfde is als de hartfrequentie van de baby). - Bij een tweeling: men meet twee keer de hartslag van dezelfde baby en niet van de andere baby.

N.B. Indien de hartslag van de baby niet goed kan worden geregistreerd met de uitwendige CTG, kan een schedelelectrode geplaatst worden bij het kind. De verloskundige of gynaecoloog brengt dan een draadje via de vagina naar binnen en plaatst deze op het hoofd van het kindje. Hiermee kan de hartslag dan wel goed geregistreerd worden. Bij een stuitligging kan deze electrode ook op de billen geplaatst worden. Overigens kan men een electrode pas plaatsen wanneer er ontsluiting van de baarmoeder is.


Externe link