Kruistocht tegen Mahdia (1390): verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k De Maghrebijn heeft pagina Kruistocht tegen Mahdia hernoemd naar Kruistocht tegen Mahdia (1390): Er bestaat ook een ander Kruistocht tegen Mahdia van 1087
Geen bewerkingssamenvatting
Label: bewerking met nieuwe wikitekstmodus
Regel 1: Regel 1:
{{Infobox militair conflict
{{Infobox militair conflict
| conflict = Kruistocht tegen Mahdia
| conflict = Kruistocht tegen Mahdia (1390)
| partof = de [[Kruistochten]]
| partof = de [[Kruistochten]]
| afbeelding =Mahdia Crusade 1390.jpg
| afbeelding =Mahdia Crusade 1390.jpg

Versie van 10 feb 2020 02:44

Kruistocht tegen Mahdia (1390)
Onderdeel van de Kruistochten
Kruistocht tegen Mahdia
Datum 1390
Locatie Tunesië
Resultaat Overwinning van de moslims op de kruisvaarders
Strijdende partijen
Kruisvaarders:
Koninkrijk Frankrijk
Republiek Genua
Moslims:
Hafsiden
Zianiden
Leiders en commandanten
Lodewijk II van Bourbon Abu al-Abbas Ahmad II
Troepensterkte
6000 ridders en soldaten en 60 schepen 40.000
Verliezen
274 onbekend

De Kruistocht tegen Mahdia (ook kruistocht van Barbarije genoemd) van 1390 was een Frans-Genuese veldtocht tegen de Noord-Afrikaanse vesting Mahdia als steunpunt voor de Barbarijse zeerovers. Deze expeditie stond onder leiding van hertog Lodewijk II van Bourbon.

Achtergrond

De kruisvaardersvloot op haar tocht naar Afrika (voorstelling uit een 15e-eeuws manuscript van de Chroniques de France, d’Angleterre et des païs voisins van Jean Froissart).

Deze kruistocht was een antwoord op de voornamelijk islamitische piraterij en de daarmee gepaard gaande mensenhandel (Barbarijse slavenhandel) in de Middellandse Zee, die destijds een groot probleem vormden. Niet alleen de bemanning en passagiers van de gekaapte schepen waren slachtoffers van de rooftochten van de Noord-Afrikaanse kapers, maar ook de Zuid-Europese kuststreken werden met het oog op mensenhandel door de kapers aangedaan en de bewoners weggevoerd. De gevangenen werden meestal op de slavenmarkten verkocht of aan harems geleverd. Slavernij was tot ver in de 19e eeuw een onveranderlijke, economische factor in de Arabische maatschappij (Arabische slavenhandel).

Genua was niet in het laatst door deze kaperij getroffen. Eind 1389 stuurde de handelsrepubliek een delegatie naar de Franse koning Karel VI in Toulouse met het verzoek om een gezamenlijke militaire expeditie te ondernemen tegen de op de Noord-Afrikaanse kust (in het huidige Tunesië) gelegen havenstad Mahdia, die als uitvalbasis van de kapers werd beschouwd. Bovendien hoopte Genua echter ook hierdoor een steunpunt voor haar handel op de Noord-Afrikaanse kust te kunnen opbouwen.

Verloop

Met de uitvoering van de onderneming, die door zowel de Romeinse paus Bonifatius VIII alsook door tegenpaus Clemens VII (Babylonische ballingschap der pausen) als kruistocht werd bestempeld, werd aan de oom van de koning, hertog Lodewijk II van Bourbon, toevertrouwd, een veteraan van de Honderdjarige Oorlog.[1] Genua zorgde voor de vloot van ongeveer 100 galeien, die onder het commando van Giovanni Centurione begin juli 1390 uitvoer. Na hun aankomst eind juli begon het beleg van Mahdia. Nadat een Saraceens ontzettingsleger was opgerukt, veranderde de strijd in een uitputtende stellingenoorlog. In het kruisvaarderskamp braken epidemies uit en het moraal bereikte een dieptepunt.

Gelet op de naderende herfst besloot Lodewijk II tenslotte midden september om vredesgesprekken aan te knoppen met de Saracenen. Men kwam een tienjarige wapenstilstand overeen, de stad Mahdia zou vijftien jaar lang de belastingen die het was verschuldigd aan de Hafsidische kalief in Tunis aan Genua afdragen en bovendien zou Lodewijk II voor zijn uitgaven worden schadeloos gesteld.[2]

De kruisridders verlieten eind september Noord-Afrika. Op hun terugweg werden enkele havens op Sardinië aangevallen, die als aanvoersbasis voor de piraten hadden gediend. Daarbij werd onder andere de stad Cagliari voor Genua veroverd.

Receptie en nawerking

Omwille van de afgesloten wapenstilstand kon de kruistocht als een succes worden beschouwd en de Franse deelnemers werden bij hun terugkeer als helden onthaald. Dit enthousiasme droeg ertoe bij dat vele Fransen zich in 1396 aan de oproep van koning Sigismund van Hongarije voor de kruistocht van Nicopolis gevolg gaven.[3]

Noten

  1. L. Mirot, Une expédition française en Tunisie au XIVe siècle. Le siège de Mahdia (1390), in Revue des études historiques 97 (1931), p. 368.
  2. Vgl. R. Lanz, Ritterideal und Kriegsrealität im Spätmittelalter. Das Herzogtum Burgund und Frankreich, diss. Universiteit Zürich, 2006, p. 178[dode link].
  3. J. Riley-Smith, The Crusades: A History, New Haven, 2005², p. 272.

Bronvermelding

Literatuur

  • A.S. Atiya, The Crusade in the Later Middle Ages, Londen, 1938.
  • J. Delaville Le Roulx, La France en Orient au XIVe siècle. Expéditions du maréchal Boucicaut, Parijs, 1886.
  • H.W. Hazard, Moslem North Africa, 1049-1394, in H.W. Hazard (ed.), A History of the Crusades, III, Madison, 1975, pp. 457-485.
  • R. Lanz, Ritterideal und Kriegsrealität im Spätmittelalter. Das Herzogtum Burgund und Frankreich, diss. Universiteit Zürich, 2006, pp. 171–187. ISBN 0306803046 (hier online[dode link], pdf, 2,7 MB).
  • L. Mirot, Une expédition française en Tunisie au XIVe siècle. Le siège de Mahdia (1390), in Revue des études historiques 97 (1931), pp. 357-406.
  • J. Riley-Smith, The Crusades: A History, New Haven, 2005², pp. 271-272.