Tétar van Elven

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Tétar van Elven was een kunstenaarsfamilie, die vijf generaties heeft bestaan in de periode 1810-1996. Met name de eerste drie generaties van de familie leverden letterkundigen, architecten, graveurs, kunstschilders en tekenaars, die gedurende de negentiende eeuw in meer of mindere mate succes hadden.

Ontstaan van de dubbele familienaam[bewerken | brontekst bewerken]

Portret van Henri Louis Tétar van Elven, 1850, door Paul Tétar van Elven

De naam Tétar van Elven is ontstaan door het huwelijk van Henricus Lambertus van Elven (1781-1855) met Anne Françoise Felicité Tétar in 1802. Na het overlijden van Anne in Groningen in 1810 nam haar weduwnaar de naam Henri Louis Tétar van Elven aan. De familienaam is nooit formeel gewijzigd, wat voor het merendeel van de dubbele familienamen uit deze periode geldt.

Henri was zelf geboren in Rotterdam, maar zijn vader Martinus (Martin) van Elven was geboren in Weert. De familie is te traceren tot Henri's betovergrootvader Jacobus van Elven. De familie Van Elven behoorde echter al ten minste vanaf 1408 tot de regentenklasse van Weert. In dat jaar werd Lambrecht van Elven zodanig genoemd. In de zestiende en zeventiende eeuw leverde de familie meerdere burgemeesters en bestuurders van gilden en dergelijke. Het is hoogst aannemelijk dat de familie is gerelateerd aan de heren van Moelingen, die het kasteel Elven bezaten, nabij Eijsden. Later werd dit kasteel ook bekend als de Elvenschans en Fort Navagne. De naam Navagne is ontstaan uit de franse versie van Van Elven: Nayvaing.

De familie Tétar is te traceren tot de hoefsmid Pierre Testard, wonende in Saint-Laurent-de-la Prée. Zijn zoon Pierre verhuisde naar de Franse hoofdstad La Rochelle, waar de schrijfwijze veranderde in Tétar. De herkomst van het woord is têtard, wat groot hoofd betekent en gebruikt wordt voor peuters, kikkervisjes en knotwilgen. De kleinzoon van de tweede Pierre was de meester schoenmaker Jean Baptiste Paul Tétar, die naar Amsterdam verhuisde, waar hij in 1771 trouwde met Françoise Boussu, een dochter van de instrumentenbouwer Benoit-Joseph Boussu. Zij werden de ouders van Anne Tétar.

Na het overlijden van Anne Tétar is Henri Tétar van Elven hertrouwd met Dorothea Carolina de Hosson (1792-1870), uit de kunstenaarsfamilie De Hosson. Haar betovergrootvader Jean François Hosson heeft Frankrijk verlaten, nadat hij tien maanden in de Bastille had gezeten. Zijn zoon Maximilianus Franciscus de Hosson werd kunstschilder, onder andere aan het hof van de graaf van Bentheim. Ook zijn zoon Hermannus Fridericus Carolus de Hosson werd kunstschilder, signerend als F.C. de Hosson. Hij verhuisde naar Groningen. Daar werd ook zijn zoon Bernardus Franciscus Ignatius kunstschilder, signerend als B.F. de Hosson.

Bekende telgen[bewerken | brontekst bewerken]

Henri Louis Tétar van Elven (1781-1855) wordt vooral herinnerd als bedenker van een eigen systeem van stenografie dat hij heeft onderwezen aan de eerste Stenografische Dienst van de Staten-Generaal. Daarnaast was hij actief als letterkundige. Hij publiceerde poëzie en proza en in 1850 werd zijn vertaling van Les Femmes Savantes van Molière meerdere malen opgevoerd als De geleerde vrouwen.

Henri Tétar van Elven en Anne Tétar hadden twee zonen gekregen en een vroeg overleden dochter Josephine Louise:

Martinus Gerardus Tétar van Elven (1803-1882), ook bekend als Martin Gérard, die architect werd en directeur bouwkunde aan de Koninklijke Akademie van Amsterdam. Hij kreeg met Johanna Francisca (Françoise) in ieder geval twaalf kinderen, waarvan de oudste Henri Martin Tétar van Elven eveneens architect werd. Martin publiceerde een vertaling van het standaardwerk van de architect Vignola. Martin was tevens de grondlegger van de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae waarvoor hij de eerste kunstzaal ontwierp. Zijn naam is te zien op de lantaarnpalen rondom het Paleis op de Dam, die hij ontwierp.

Jan Baptist Tétar van Elven (1805-1889), gedoopt als Jean Baptiste, die aanvankelijk werkte als graveur, maar later vooral als kunstschilder. Hij is bekend geworden door zijn kerkinterieurs in de stijl van Johannes Bosboom. Zijn werk is onder andere te zien in het Amsterdam Museum. Hij was hoofdonderwijzer van het Teekenkundig Instituut van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in Amsterdam. Met zijn nicht Françoise Sophie (Fanny) Noël kreeg hij vijf kinderen. De twee zonen werden allebei kunstschilder. Pierre Tétar van Elven (1828-1908) maakte vooral stadsgezichten en panorama's, maar is ook bekend door enkele portretten van Europese vorsten, onder andere te zien in het Musée Carnavalet in Parijs. Hij reisde veel, niet alleen in Europa, maar ook in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Zijn bekendste werken zijn wellicht het panorama Het beleg van Haarlem en De Opera van Parijs, dat te zien is in het Concertgebouw. Samen met zijn vader beschilderde hij de wintertuin van Grand Hotel Krasnapolsky. De tweede zoon van Jan Baptist was J. Eduard Tétar van Elven, die vooral werkte als dierenschilder, onder andere in Artis.

Henri Tétar van Elven en Dorothea de Hosson kregen vijf kinderen: een vroeg overleden dochter Johanna Catharina, twee dochters die de volwassen leeftijd bereikten: Carola Josepha (Josephine) en Adelaïde Louise Felicité, en twee zonen:

Cornelis Tétar van Elven (1817-1845) was opgeleid tot bouwkundige aan de Koninklijke Akademie, maar wordt nu herinnerd als letterkundige. In 1840 werd een door hem vertaald en bewerkt toneelstuk opgevoerd, Constance, of de gevolgen van den Hoogmoed. Zijn dochter Marie Tétar van Elven was actief als tekenaar en kunstschilder.

Paul Tétar van Elven (1823-1896), de verzamelaar en kunstschilder, die met name bekendheid verwierf als initiatiefnemer van het Museum Paul Tétar van Elven in Delft. Paul maakte met name historiestukken, portretten en kopieën naar de Italiaanse Renaissance en de Hollandse Gouden Eeuw. Hij werkte onder andere mee aan de Historische Galerij De Vos die deels te zien is in het Amsterdam Museum.