Naar inhoud springen

Waterdiepte

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Mbch331 (overleg | bijdragen) op 29 dec 2019 om 20:14. (Wijzigingen door 2A02:1810:4835:5100:1C7E:4054:6D33:792C (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Koning van Katoren)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

De waterdiepte is de afstand tussen waterspiegel en bodem van oppervlaktewater. De diepte kan worden gemeten met onder meer een echolood.

Meeteenheden en bepaling

De diepte van het oppervlaktewater wordt vaak aangeduid met de term waterdiepte. Deze waterdiepte wordt gemeten in een veelvoud van meters of centimeters en als het de diepzee betreft ook nog wel in kilometers. Vroeger werd het gemeten in vadem, zeemijlen of incidenteel inches.

De diepte van het water hangt af van de bodemsamenstelling en de golfhoogte. Op zee hangt het ook samen met het getij. Als de bodem hard is zoals bij gesteente of beton dan is de diepte te bepalen door de afstand naar het golfdal plus de helft van de golfhoogte. De halve golfhoogte staat dus gelijk aan het niveau van de waterspiegel waarbij de waterdiepte de afstand tussen de waterspiegel en de bodem is. Het tussenliggende water wordt ook wel de waterkolom genoemd.

Meetmethoden

Om de waterdiepte te bepalen worden in zoetwatergangen zoals kanalen en sloten een peilschaal gebruikt. Deze werd bij de aanleg geplaatst en geeft de diepte aan gerelateerd aan de bodem in (meestal) een veelvoud van centimeters. De waterstand wordt ook weergegeven ten opzichte van de bodem maar vooral ten opzichte van NAP waarbij op kaarten aangegeven staat wat de diepte van de bodem ten opzichte van NAP is. Met deze diepte t.o.v. NAP kan de waterdiepte dus berekend worden.

Op zee is de waterstand lastiger omdat deze in de loop der tijd veel sterker fluctueert dan in zoetwater. Dit wordt mede veroorzaakt door de aantrekkingskracht van hemellichamen, het getij. De waterdiepte wordt deels berekend aan de hand van voorspellingen van het getij (alleen op zee) en aan de hand van meetgegevens die door sonar, peilstokken en (recent) satellieten gemeten worden.

Bodem

De meetgegevens zijn niet altijd eensluidend omdat de samenstelling van de bodem vaak geen duidelijke grens tussen water en bodem laat zien. Bij een zachte bodem is door waterbeweging het onderscheid tussen water en bodem dus moeilijk te maken en er zijn dus richtlijnen vastgesteld. Deze zijn vastgesteld aan de hand van de dichtheid van het water. Bij een bepaalde dichtheid telt het als bodem zodat er een duidelijke grens is.

Vaardiepte

De waterdiepte is vooral interessant voor de scheepvaart en voor de bouw van infrastructurele werken op zee. Omdat de waterdiepte de bevaarbaarheid van een kanaal of watergang (mede) bepaalt, is het van belang de metingen regelmatig uit te voeren om te voorkomen dat er schepen vast lopen. Om de vaardiepte voldoende te houden worden kanalen en vaarwegen op zee regelmatig gebaggerd. Daarnaast zijn kanalen in klassen ingedeeld waarbij elke klasse bepaalde richtlijnen heeft waar de klasse aan moet voldoen wil een schip er in kunnen en mogen varen.