Wet van Geiger-Nuttall

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

In de kernfysica legt de wet van Geiger-Nuttall of de regel van Geiger-Nuttall een verband tussen de vervalconstante van een radioactieve isotoop en de energie van de alfa-deeltjes die worden uitgezonden. Het komt erop neer dat kortlevende isotopen alfadeeltjes met relatief meer energie uitzenden dan langlevende.

De wet werd in 1911 geformuleerd door Hans Geiger en John Mitchell Nuttall[1][2] en geeft in zijn moderne vorm een uitdrukking voor de vervalconstante , waarin de halveringstijd is:

met het atoomnummer en de totale kinetische energie (van het alfa-deeltje en de resterende atoomkern). en zijn constanten.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]