Wet van Meden en Perzen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 212.78.204.18 (overleg) op 22 okt 2018 om 14:03.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Meden en Perzen afgebeeld in Persepolis, Iran uit de 5e eeuw v.Chr.. De Meden hebben de ronde hoeden.

'Dat is een wet van Meden en Perzen' is een uitdrukking die duidt op een vaststaande afspraak of regel waaraan niet te tornen valt. De uitdrukking is ontleend aan twee Bijbelverzen:

Als het de koning goeddunkt, laat hij dan een koninklijk besluit uitvaardigen dat schriftelijk in de wetten van Perzië en Medië wordt vastgelegd, zodat het niet kan worden herroepen. Hierin moet bepaald worden dat Wasti koning Ahasveros niet meer onder ogen mag komen en dat de koning haar koninklijke waardigheid aan een ander zal geven, die beter is dan zij.

Ester I:19

Welnu, majesteit, vaardig dat verbod uit en stel het op schrift, zodat het niet veranderd kan worden, zoals geen enkele wet van de Meden en de Perzen kan worden herroepen.

Daniël 6:9

Doordat de wetten van de Meden en Perzen onherroepelijk waren, was koninklijke willekeur uitgesloten en had de bevolking rechtszekerheid. Zelfs de koning had niet de mogelijkheid de wet, in individuele gevallen, niet van toepassing te verklaren of buiten werking te stellen.

De Nederlandse uitdrukking "Dat is geen Wet van Meden en Perzen" duidt erop dat regels en/of gewoonten kunnen veranderen; iets wat vroeger onmogelijk of verboden was, kan inmiddels mogelijk of toegestaan zijn.

De wet van Meden en Perzen in het boek Daniël

In Daniël 6 (Bijbelboek) lezen we hoe de Babylonische koning Darius door een dergelijke wet gedwongen werd tegen zijn zin te handelen.

De koning was zeer gesteld op Daniël, wat de jaloezie van hoogwaardigheidsbekleders opwekte. Zij lieten de koning een wet schrijven waarin het aanbidden van een god, behalve de koning, met de dood in de leeuwenkuil bestraft werd. Zij wisten dat Daniël dat verbod zou overtreden en meenden zich op die manier van Daniël te kunnen ontdoen. Toen Daniël inderdaad betrapt werd op het aanbidden van zijn God, ontbrak het de koning aan de wettelijke mogelijkheid om de wet ongedaan te maken of gratie te verlenen. De notabelen wezen hem er fijntjes op: "Bedenk, majesteit, dat geen verbod of besluit dat de koning heeft uitgevaardigd veranderd kan worden; het is een wet van de Meden en de Perzen".

Daniël werd dus in de leeuwenkuil geworpen, maar zijn God zorgde ervoor dat de leeuwen hem geen kwaad deden. Toen was voldaan aan de wet, er stond nergens dat de veroordeelde in de leeuwenkuil moest blijven tot hij verslonden was.