Fijn bekermos

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Fijn bekermos
Fijn bekermos
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Ascomycota (Zakjeszwammen)
Klasse:Lecanoromycetes
Onderklasse:Lecanoromycetidae
Orde:Lecanorales
Familie:Cladoniaceae
Geslacht:Cladonia
Soort
Cladonia chlorophaea
(Flörke ex Sommerf.) Spreng. (1827)
Fijn bekermos
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Fijn bekermos op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

Het fijn bekermos (Cladonia chlorophaea) is een korstmos uit de familie Cladoniaceae. Het komt voor op dode bomen, boomstronken en boomtakken, op de grond, op steen en op hout.

Determinatie[bewerken | brontekst bewerken]

Het fijn bekermos heeft grijsgroene vaak gedeeltelijk bruin aangelopen grondschubben. De grondschubben zijn klein (1–2 mm diameter), plat, ondiep ingesneden, rechtopstaand tot platliggend en vormt zoden met en wittige onderkant. De grondschubben zijn nooit voorzien van sorediën. De bekers zijn meestal aanwezig, grijs groen van kleur maar vaak ook deels bruin aangelopen. De bekers zijn smaller dan de halve hoogte. De bekerrand kan spruiten. De binnenkant en buitenkant van de beker is bekleed met groene vaak beschorsde sorediën. De rand van de beker heeft veelvuldig bruine tot zwarte pycnidiën. Apotheciën zijn zeldzaam aanwezig. Indien aanwezig zijn deze bruin gekleurd en vrij vaak op de randen van de bekers. Ze groeien enkelvoudig of meermaals, hebben een diameter van 0,5–5 mm, zijn zittend of op korte stelen. In één sporenzak zitten acht kleurloze eencellige sporen met afmetingen 12–7 × 3–4 µm.

Met parafenyleendiamine (P) heeft het een rode kleurreactie.

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

Fijn bekermos kent een kosmopolitische verspreiding; het komt op alle continenten voor, inclusief Antarctica en Groenland. Het groeit in naald- en gemengde bossen, maar ook in open gebieden, meestal op hout - op stronken en aan de voet van boomstammen, maar ook op bryophyten en op zand- of humusbodems. In Nederland komt het vrij algemeen voor. Veelvuldig in pleistocene bosrijke gebieden en het duingebied. In andere gebieden is het zeldzaam.