Gebruiker:Stijnvaniersel/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Religie in het Oude Griekenland[bewerken | brontekst bewerken]

De Griekse religie een versmelting van verschillende oudere religies. Door de verschillende invloeden is het geen homogene religie, maar er ontstond wel een overeenkomstig beeld van verschillende goden en rituelen dankzij het werk van de dichters. Hierdoor varieert de rol van de priester in verschillende steden. Er zijn wel overeenkomsten.

Er was geen overkoepelende organisatie van priesters. Elke stad kon zijn eigen organisatie ontwikkelen, hoe groter de stad, hoe groter de priester kon worden. Priesters werden verkozen, aangewezen, of het priesterschap werd erfelijk en dus doorgegeven. Later konden ze zich ook inkopen. Het was niet nodig om een speciale training af te leggen voordat men toegelaten kon worden en het priesterschap kon tijdelijk zijn. Priesters verzorgden de tempel en voerden gebeden en rituelen uit. Ze waren een tussenpersoon tussen het volk en de godheid die ze dienden. Ze stemden deze god goedgezind en vroegen om gunsten. Hiervoor werden offers gebracht. Offers werden echter niet uitsluitend door de priester gemaakt, gewone mensen konden ook offers brengen. Als een priester niet in zijn ambt geboren was, werd hij ook niet geacht een expert te zijn in rituelen. Vrouwen konden priesteres worden en dienden vaak godinnen, terwijl priesters goden dienden. Als priesteres kreeg een vrouw meer aanzien en een betere positie in de maatschappij.

Een onderscheid moet gemaakt worden voor priesters van mysterieuze culten. Om toe te treden tot deze culten moest een intiem inwijdingsritueel verricht worden. De priester die deze cult diende was de enige die dit kon uitvoeren en een expert in dit ritueel. Als een priester veel inzet toonde bij een cult, kon hij na zijn dood zelf vereerd worden. Zijn graf werd dan een nieuw heiligdom

Jodendom[bewerken | brontekst bewerken]

Rabbijn[bewerken | brontekst bewerken]

De oorspronkelijke definitie of betekenis van het begrip is eigenlijk ‘leermeester’ of ‘schriftgeleerde’. Rabbijn was in het begin vooral een titel die getuigde van bekwaamheid op het gebied van kennis van de Halacha (de joodse wetgeving zoals die in de Thora is vastgelegd) en de Tenach en de Talmoed (commentaren van belangrijke vroege rabbijnen op delen van de Tenach). Belangrijk hierbij is dat rabbijnen nooit als afgevaardigde of plaatsvervanger van god op aarde zijn beschouwd. Tegenwoordig wordt in een rabbijn veelal het hoofd van een synagoge en de daarbij behorende joodse gemeenschap gezien. Aan rabbijnen wordt in het algemeen wel een zeker gezag toegeschreven, maar de mate waarin daar aan gehoorzaamd moet worden is niet per definitie torenhoog. Het gezag van een rabbijn wordt dan ook wel omschreven als gezag door beïnvloeding in plaats van gezag door keihard afdwingen en onvrijwillige oplegging van allerlei plichten. Dit wordt geïllustreerd door een rabbijns gezegde: ‘Er zijn zeventig gezichten van de Thora.’ Oftewel: de Thora herbergt een veelvuldigheid aan interpretaties. Dat lijkt toch een belangrijk besef te zijn betreffende het aangaan van de dialoog binnen het geloof. Een rabbijn komt vanwege zijn geleerdheid en onbesproken gedrag op een voetstuk te staan en is niet vanwege de gratie van God in een zijn positie verheven.

Rabbijns jodendom[bewerken | brontekst bewerken]

Het is lastig om vast te stellen wanneer het rabbijns jodendom precies is ontstaan. Zoals met veel historische gebeurtenissen het geval is, is het ook wat betreft het rabbijns jodendom zo dat het er niet opeens van de ene op de andere dag was. Om te beginnen kende het jodendom al zeer vroeg verschillende stromingen. Na de Babylonische ballingschap in 586 v.Chr., waarbij de tempel van Jeruzalem werd verwoest door de Babyloniërs en de joden uit Jeruzalem her en der door de wijde omgeving verspreid in ballingschap werden gestuurd, begon het zogenaamde tijdperk van de Tweede Tempel van Jeruzalem. Hierin vormden de Farizeeën en de Sadduceeën twee belangrijke concurrerende stromingen. Beide stromingen kenden een soort van priesters. Het belangrijkste verschil tussen beide was dat de Sadduceeën alleen geloofden in datgene wat via de schriftelijke weg door god aan Mozes en aan hen was gegeven, terwijl de Farizeeën waarde hechtten aan zowel de schriftelijke als de orale overleveringen. Er zijn voor beide ‘kampen’ studies geweest om de opkomst van het rabbijnse jodendom uit één van de twee stromingen te verklaren. De waarde die in het rabbijnse jodendom gehecht wordt aan die mondelinge openbaringen van god aan Mozes doen toch sterk vermoeden dat de Farizese invloed toch de overhand heeft gehad. De rabbijnen traden pas meer op de voorgrond toen de profeten uit de Tenach allemaal al lang en breed de revue gepasseerd waren en toen de rol van de priesters tot minimale betekenis gekrompen was. Hoewel sommige rabbijnse literatuur zoals de codes van de Halacha en de Talmoed soms al gedateerd worden in de vierde eeuw v. Chr., begon het rabbijns jodendom pas na de verwoesting van de Tempel van Jeruzalem door de Romeinen in 70 n. Chr. grotere vormen aan te nemen. In het begin werden rabbijnen als tamelijk controversiële gezagsdragers binnen het jodendom gezien omdat zij volgden in de lijn van profeten en priesters, die door god waren aanwezen als profeten en priesters, terwijl de rabbijnen dat niet waren. In synagogen die als filialen van de tempel van Jeruzalem fungeerden werd door rabbijnen aan joden onderwijs gegeven over de heilige boeken van het jodendom.

Functies van de rabbijn[bewerken | brontekst bewerken]

In de loop der jaren bleef het voor de rabbijnen echter niet beperkt tot Tenach- en Talmoed-onderwijs. In de periode tussen 100 en 500 n. Chr. waarin het rabbijns jodendom zich als ‘mainstream’-stroming van het jodendom ontwikkelde werden de rabbijnen meer dan alleen leermeesters en namen ze ook priesterlijke taken op zich. Ze werden de leiders van de diensten die gehouden werden in de synagoge en aan de hand daarvan raakten synagoge en rabbijn nog dieper verweven met elkaar. De wekelijkse sabbat-dienst op zaterdag, de rustdag van de joden, maar ook diensten op andere speciale dagen of feestdagen zijn belangrijke dagen waarop rabbijnen een invloedrijke rol spelen. Ik zal daar nu verder niet dieper op ingaan. Dat doe ik wel op de zogenaamde ‘van wieg tot graf’-rituelen: dat zijn belangrijke momenten in de levens van joden, waaronder:

- Kinderen: Geboorte (verbondsdiensten bij zoon (besnijdenis)/Bar mitswa en dochter, adopties, gebed naast het bed van een pasbevallen moeder, naamgeving van kind in synagoge, geboorte van een kleinkind

- Huwelijk: verloving, huwelijk (voor het aanstaande bruidspaar, tekenen van ketoeba (joodse huwelijksakte van getuigen en bruidegom), verscheidene trouwdiensten, openbaar gebed voor de pasgetrouwden, gebeden voor jubilerend huwelijk en speciaal jubileum en ook scheidingsritueel.

- Ziekte = openbaar gebed en aan het bed van de zieke

- Begrafenissen/rituelen rondom de dood

- ‘Giyur’ = bekering tot het jodendom van een niet-jood

Hierbij is vooral opvallend dat de rabbijn in tegenstelling tot de priesters in andere religies veelal rituelen uitvoert mét zijn gemeenschapsleden in plaats van enkel vóór zijn gemeenschapsleden. Over de bijdrage van de rabbijn aan een joodse dienst wordt gezegd dat het op even grote waarde geschat wordt als de bijdrage van alle andere aanwezigen in de synagoge. De rabbijn wordt dus als primus inter paris gezien, en niet als een verheven leider die van bovenaf allerlei dingen oplegt.

Boeddhisme[bewerken | brontekst bewerken]

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Siddartha Gautama (de Boeddha) was zelf degene die de orde van monniken en nonnen instelde. Deze Sangha (Orde) bestond in het begin enkel uit zijn volgelingen, maar groeide snel. In het begin trok de Orde rond, totdat mensen plaatsen ter beschikking stelde om te gebruiken als permanente residentie. Dit waren de eerste kloosters. In het begin waren dit vooral eenvoudige tenten of gebouwen, maar ze groeiden snel uit tot grote complexen. Nog tijdens het leven van de Boeddha werden de kloosters een normaal en centraal instituut binnen de religie. Door middel van de stichting van kloosters met gemeenschappen van monniken en nonnen verspreiden het Boeddhisme zich. De Orde werd op deze manier een van de belangrijkste aspecten van de religie, naast het voorbeeld van de Buddha en de Dharma. De Sangha was georganiseerd met de Boeddha als leider. Aan het einde van zijn leven stelde de Boeddha echter dat er geen nieuwe leider zou komen, maar dat de Dharma, de leer, de leider moest zijn na hem. Op deze manier werd de Orde op een in wezen democratische manier georganiseerd.

Status van de monnik[bewerken | brontekst bewerken]

De kloosters hadden tot doel om een omgeving voor de monniken en nonnen te zijn (als ik het voortaan heb over monniken bedoel ik ook nonnen) waar zij zich volledig konden concentreren op de Dharma zonder afleidingen van de seculiere wereld. Desondanks hadden de monniken weldegelijk een belangrijke rol voor de algehele samenleving. Door hun afscheiding van de seculiere wereld en lijden werden de monniken ten eerste vaak gevraagd om raad te geven bij problemen of om te helpen bij een traumatische gebeurtenis zoals de dood van een familielid. Daarnaast waren de kloosters belangrijke instituties voor onderwijs in de tijd dat dit nog niet door de staat werd gereguleerd. Er zijn ook verschillende Boeddhistische universiteiten gesticht (die hun curriculum overigens uitbreidden naar meer seculiere vakken naast de Boeddhistische leer). De monniken richtten ten derde gratis klinieken, weeshuizen en dergelijke op. Uit deze rollen blijkt de dienende houding die de monnik aannam ten opzichte van de samenleving. Dit komt overeen met de nederigheid waarmee de monnik zich bekleedde. Dit laatste is ook zichtbaar in de gewoonte om te bedelen voor eten. Desondanks genoten de monniken toch een zekere hoge status. Monnik worden was het doel wat iedereen in de loop van reïncarnaties wilde bereiken om uiteindelijk nirvana te kunnen bereiken. Hierdoor werden de monniken gezien als zijnde van een soort hoger spiritueel niveau, die gerespecteerd diende te worden.

Levensstijl[bewerken | brontekst bewerken]

Het leven van een monnik bestond (en bestaat) uit een combinatie van samen leven en individuele terugtrekking. Naast het gezamenlijke leven in het klooster worden veel activiteiten van de monniken individueel uitgevoerd en gaan monniken bovendien soms op retraite voor enige tijd. Tijdens een retraite trekt de monnik een natuurgebied in om voor enige tijd (verschillend van dagen tot jaren lang) individueel te mediteren. Zoals al genoemd was, bekleed de monnik zich met een zekere nederige houding, die zich onder andere uit in de gewoonte om door bedelen in voedsel te voorzien. De algemene levensstijl van de monnik is verder gereguleerd door de Vijf Voorschriften: onthouding van het nemen van een leven, stelen, (verkeerde) seks, verkeerd spreken en drugs. Het leven van een monnik is echter daarnaast gereguleerd door veel andere regels. Deze zijn in de loop van zijn leven door de Boeddha uitgelegd en later opgeschreven in de Vinaya. Binnen deze boeken is er de Patimokkha, een verzameling van in totaal 227 regels. De belangrijkste hiervan zijn de eerste vier, wat herformuleringen zijn van de eerste vier van de Vijf Voorschriften. Bij toetreding tot de Orde begint men als een beginneling. Na training krijgt men pas de titel van monnik of non. Het leven van de monnik bestaat uit vele activiteiten. De belangrijkste hiervan zijn studie, onderhouden van het klooster, meditatie, uitvoeren van rites en het uitvoeren van religieuze diensten voor de leken.

Voor een goed overzicht van het leven van monniken en nonnen, zie http://www.buddhanet.net/e-learning/buddhistworld/sangha.htm

Rooms-Katholieke Kerk[bewerken | brontekst bewerken]

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Het idee van een priester stamt uit het Oude Testament dat meerdere priesters beschrijft. Het christelijke priesterschap kwam in de eerste eeuw op door de lessen van de apostelen. De term 'apostelen' werd als eerste toegeschreven aan de twaalf dicipelen van Jezus. Er waren echter ook andere apostelen, waarvan Paulus de bekendste was. Met de verspreiding van de boodschap van het Nieuwe Testament waren er ook meer priesters nodig. Hun exacte positie blijft wat ongewis. Vaak werden ze op een dag gedoopt en ingewijd, wat erop zou kunnen duiden dat intellect belangrijker was dan het geloof. De priesterfunctie zoals men die nu kent in de Katholieke kerk ontstond in de late Oudheid toen de wereldlijke macht al was toegenomen.

Status[bewerken | brontekst bewerken]

De priester kent een belangrijke positie in de religie en ook daarbuiten. In het katholicisme kan alleen een priester helpen om de Bijbelse teksten te interpreteren. Hij is een directe schakel tussen de mensen en God. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen reguliere en seculiere priesters. De seculiere priesters hebben meer status, omdat ze baas zijn van bijvoorbeeld een parochie. De reguliere priesters volgen een leefregel zoals die van Benedictus van Nursia, en wijdden zich minder aan het aardse bestaan. De twee functies worden op een andere manier ingewijd, respectievelijk door een bisschop of overste.

Levensstijl[bewerken | brontekst bewerken]

Belangrijkste punt is het celibaat. Priesters hebben gekozen hun leven aan god te wijdden en kennen hierdoor geen aardse lusten. Het is uiteraard belangrijk zo vroom mogelijk te leven. Idealiter is een priester arm. Zoals de geschiedenis echter uitwees, komt dit ideaal vaak niet tot uiting.

Functie[bewerken | brontekst bewerken]

Een gewijde priester mag zes sacramenten toedienen. De priesterwijding hoort hier niet bij, dit wordt alleen gedaan door een bisschop. Het belangrijkste sacrament dat de priester toedient is het avondmaal. Hierbij is hij de schakel tussen het Lichaam van Jezus en de Hostie. Zonder hem kan dit ritueel niet plaatsvinden.

Globale verschillen in het christendom[bewerken | brontekst bewerken]

Orthodoxe christenen kennen wel een priester. Deze persoon is echter niet celibatair. Vaak wordt deze man gekozen uit een groep monniken, terwijl bij het katholicisme de monniken en priesters gescheiden zijn. Het lutheranisme kent wel een kerkelijke hiërarchie, maar hecht geen waarde aan de status van de persoon. De hemel kan alleen bereikt worden door Gods genade, en niet door toedoen van de priester. De calvinisten kennen een platte kerkstructuur en delen ook Luther's idee dat een tussenpersoon in de vorm van een priester geen functie heeft.

Islam[bewerken | brontekst bewerken]

De Imam[bewerken | brontekst bewerken]

Om het verhaal van de imam uit te leggen moeten we even teruggaan naar de scheidingsperiode tussen de soennitische en sjiitische Islam. ‘In origin the division derives from the clashes between the family of Ali, cousin and son in law of the Prophet, and the Umayyad dynasty. The followers of Ali considered that he should rightly have been Muhammeds successor. His grandson Husayn, who according to Shi’as is the third Imam or spiritual leader of Islam, who was lured to in Iraq in 680 and slain at karbala with a band of followers. This martyrdom is celebrated each year. In the classical period when the shia islam movement came to solidify itself, the theory of the religious leadership, the imamate became more important. Hier ontstond de breuk tussen de kalief en de imam.

Van oorsprong betekent het woord Imam (Arabisch) een soort van leiderschap. En in die tijd zou de Imam en Kalief hetzelfde moeten zijn. Dit is niet het geval en zit er zekere onderscheid tussen de Imam in het soennisme en de Imam in de sjiitische islam In de grootste stroming van de Islam, het soennisme, is de Imam een voorganger in het gebed(Salat). Een imam heeft geen speciale opleiding gevolgd om imam te zijn, hij gaat alleen voor in het gebed. Terwijl in de sjiitische stroming er maar een imam is. en deze is dan de religieuze leider van die stroming. In de sjiitische Islam wordt er goddelijke inspiratie en autoriteit aan de Imam toegewezen. De term Imam wordt ook gebruikt om aan te geven dat de imam bloedverwant is met Mohammed. Theoretisch gezien zou de Imam en de kalief het zelfde moeten zijn. De imam in het soennisme gaat alleen voor in het gebed en heeft in principe dezelfde levenstijl als de rest van de Moslims. Ali - 4e kalief. Volgens de Shia Shia - 12 Imams - (hidden imam) Laatste imam is in een soort hemelfase (occultatie) , en zal ooit terug komen (een soort messias)

Shintoïsme[bewerken | brontekst bewerken]

Priesterschap in het shintoïsme komt uit een sjamanistische achtergrond. De religie heeft namelijk als voornaamste functie het vereren van de kami, vaak vertaald met het woord natuurgoden of met natuurgeesten. Deze worden vaak geacht aanwezig de zijn in een schrijn (Engels: shrine), doordat deze schrijn op een plaats gebouwd is waar van nature al kami aanwezig waren of doordat in de schrijn heilige voorwerpen worden bewaard. Shinto priesters zijn daarom vrijwel altijd verbonden aan een bepaalde schrijn en zijn tegenwoordig vaak ook verantwoordelijk voor het goed functioneren ervan, zowel in rituele zin als in praktische zin. Het onderhoud van een schrijn is namelijk vaak de verantwoordelijkheid van de eraan verbonden priester of priesters. 
 Priesters nemen in de maatschappij vaak een duidelijk aanwezige plaats in. Dit komt mede doordat ze verschillende functies hebben in de vele nationale feesten die Japan kent. Hiervan is de kagura één van de bekendere rituelen die aan dergelijke nationale feesten gekoppeld worden en waarin de shinto priesters een rol hebben. De kagura is een rituele dans die wordt opgevoerd op verschillende wijzes, door miko's, een vrouwelijke variant van de priester, door speciale dansers onder leiding van een priester of door priesters zelf. Deze dans wordt vaak opgevoerd ter vermaak van de goden, maar werkt in de praktijk ook vaak ter vermaak van de toeschouwers. 
Daarnaast nemen priesters ook deel aan rituelen als het oplezen van gebeden uit oudere geschriften, het ritueel offeren van voedsel aan de kami, en rituele reiniging door water. Deze rituelen kunnen in sommige gevallen ook door gewone mensen gedaan worden, al dan niet onder leiding van een priester. Wanneer men echter hoopt een antwoord op een vraag hoopt te verkrijgen van de kami, zal men altijd een priester moeten raadplegen, gezien de gewone mens niet in staat wordt geacht om raad en advies van de kami te kunnen ontvangen en de priester dus als bemiddelaar nodig heeft. In de vroegere shinto werden hier veelal de miko voor ingezet, die visioenen kregen van de kami of de kami van zich bezit konden laten nemen.

De meest gangbare manier om priester te worden is door het behalen van een speciaal daarvoor gemaakt examen of door het studeren van de opleiding ertoe aan een door de Association of Shinto Shrines goedgekeurde universiteit.


Conclusie[bewerken | brontekst bewerken]

Allereerst valt op dat in alle besproken religies voor de priester een belangrijkere rol is weggelegd in het religieuze en ceremoniële veld dan op het gebied van de wereldlijke macht. Het Shintoïsme komt hierin als grootste twijfelgeval naar voren. Daarnaast is er een tweedeling te bespeuren tussen enerzijds Rooms-Katholicisme, Shintoïsme en Oud-Griekse religie en anderzijds Islam, Boeddhisme en Jodendom. Voor de laatst genoemde groep geldt namelijk dat de priester een minder eenduidige relatie met god onderhoudt dan in de eerstgenoemde groep. Van alle religies kan gezegd worden dat de priester wel iemand is die als religieus specialist bekend staat: iemand die toch net wat meer kennis bezit dan de gemiddelde gelovige. De Oud-Griekse religie is hierin het meest laagdrempelig: daarin kon iemand veel sneller en makkelijker priester worden dan bij andere religies.