Gebruiker:Timelezz/Lijst van psychologische vertekeningen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

{{wiu|Artikel is nog grotendeels onvertaald of gebrekkig vertaald. Zelfs ''blind spot'' mag geen ''blinde vlek'' heten. De definiërende openingszin slaagt er niet in het verschijnsel te beschrijven. De tweede zin is gebrekkig vertaald en is bovendien in slecht Nederlands gesteld.|2=2014|3=10|4=31}} Een psychologische vertekening is een neiging om een verkeerde keuze te maken ondanks dat alle relevante informatie beschikbaar is. De psychologische vertekening wordt doorgaans verdeeld in vertekeningen van cognitieve of gemotiveerde aard.[1]

Beslis-, geloofs- en gedragsbiases[bewerken | brontekst bewerken]

Vele van deze biases beïnvloeden wat een mens gelooft, bedrijfs- en economische- beslissingen en menselijk gedrag in het algemeen. In gespecificeerde situaties blijkt eenzelfde uitkomst. Het verschil met de verwachtte uitkomst kan gekarakteriseerd worden door:

Naam Beschrijving
Ambiguïteitseffect De neiging om bepaalde opties niet te kiezen omdat door gebrek aan informatie de kans voor een dergelijke optie "onbekend" lijkt. Het zekere voor het onzekere kiezen.[2]
Referentie-effect De (onbewuste) neiging om overmatig te leunen op specifieke informatie (als een soort anker) bij het maken van een beslissing.[3][4] (ook wel Anchoring of focalism)
Aandachtsvertekening De neiging om bij beslissingen of bij onze beeldvorming ons te laten beïnvloeden door gedachten of ideeën die we eerder en vaker hadden.[5]
Afleidingseffect Voorkeur voor optie A of B verandert in een voorkeur voor optie B als een optie C wordt gepresenteerd die vergelijkbaar, maar zeker niet beter is.
Beschikbaarheidsheuristiek De neiging om de kans dat iets gebeurt te overschatten, omdat het 'voorin' in het geheugen zit. Het kan worden vergroot als de herinnering recent is of als deze uitzonderlijk of emotioneel geladen is.[6]
Beschikbaarheidscascade Een zichzelf versterkend proces waarbij een collectief geloof een steeds grotere waarschijnlijkheid lijkt te krijgen door een verhoogde aandacht in het publieke domein (herhaal iets maar vaak genoeg en het wordt vanzelf waar).[7]
Bandwagon-effect De neiging om iets te doen of te geloven omdat veel mensen dat ook doen. Dit is gerelateerd aan groepsdenken en kuddegedrag.[8]
Base rate fallacy of base rate neglect De neiging om generieke basisstatistieken te negeren en alleen te focussen op specifieke informatie die alleen betrekking heeft op een enkele of kleine groep van casussen.[9]
Belief bias Het beoordelen van de kracht van een logisch argument vanuit de mening die iemand heeft over de conclusie.[10]
Bias blind spot De neiging waarbij we onszelf als minder gevoelig achten voor cognitieve biases dan andere mensen of dat we ze gemakkelijker kunnen onderkennen bij onszelf dan dat anderen dat kunnen.[11]
Cheerleader effect Het effect waarbij mensen in een groep aantrekkelijker lijken dan wanneer ze alleen zijn.[12]
Choice-supportive bias De neiging om de gevolgen van onze keuzes te herinneren als beter dan dat ze daadwerkelijk (objectief gezien) waren.[13]
Clustering illusion De neiging om patronen, bijzondere reeksen of clusters te zien in grote hoeveelheden random data (het zien van spookpatronen).[4]
Comfort zone effect De neiging om een waarschijnlijkheid of efficiëntie van veel gebruikte oplossingen te overschatten en vice versa.
Confirmation bias De neiging om te zoeken naar, interpreteren van, richten op en onthouden van informatie op een manier waarop het de bestaande ideeën ondersteund.[14]
Congruence bias De neiging om hypotheses te testen door deze direct te testen, in plaat van het testen van mogelijke alternatieve hypothesen.[4]
Conjunction fallacy De neiging om aan te nemen dat specifieke omstandigheden meer waarschijnlijk zijn dan algemene.[15]
Conservatism of regressive bias Een 'state of mind' waarbij hoge waarden en hoge waarschijnlijkheden worden overschat terwijl lage waarden en lage waarschijnlijkheden worden onderschat.[16][17][bron?]
Conservatism (Bayesian) De neiging om de gedachten over iets niet voldoende aan te passen bij nieuw bewijs.[18][19]
Contrasteffect Het verschijnsel dat de subjectieve waarde van een stimulus kan versterkt of verminderd worden door andere ervaringen met stimuli in een gelijkaardige context.
Curse of knowledge Wanneer geïnformeerde mensen het extreem moeilijk vinden om na te denken over problemen vanuit het perspectief van mensen die minder goed geïnformeerd zijn.[20]
Delay discounting Het verschijnsel dat de subjectieve waarde van zaken daalt met de afstand in de tijd, met uitstel.
Denomination effect De neiging om meer geld uit te geven wanneer het is uitgesplitst in kleine geldvolumes (zoals munten), dan in grote (zoals biljetten).[21]
Distinction bias De neiging om meer verschil tussen twee opties te zien wanneer ze met elkaar vergeleken worden, dan wanneer die opties op aparte momenten worden geëvalueerd.[22]
Duration neglect Het psychologische effect waarbij het oordeel van mensen over een onprettige of onaangename gebeurtenis weinig lijkt af te hangen van de duur van de betreffende gebeurtenis.
Empathy gap De neiging om de mate van invloed van gevoelens, de eigen of die van anderen, te onderschatten.
Endowment effect Het feit dat mensen vaak veel meer terug willen om een object af te staan, dan dat ze bereid zijn er voor te geven om het te krijgen.[23]
Exaggerated expectation Na een inschatting blijkt de werkelijkheid minder extreem te zijn dan verwacht.[bron?][24]
Onderzoekers- of verwachtingsbias De neiging van onderzoekers om data te gebruiken, te geloven, en te publiceren dat in overeenstemming is met hun verwachtingen. En om gegevens die in strijd zijn met die verwachtingen te negeren, niet te geloven of the ridiculiseren.[25]
Focusing effect De neiging om te veel waarde te hechten aan slechts één aspect van gebeurtenis.[26]
Forer-effect of Barnum-effect De observatie dat mensen geneigd zijn om een hoge mate van nauwkeurigheid toe te kennen aan beschrijvingen over de eigen persoonlijkheid, als deze omschrijvingen speciaal voor het individu lijken te zijn gemaakt (terwijl ze in werkelijkheid vaag en generiek toepasbaar zijn op een breed publiek). Deze observatie kan een mogelijke verklaring bieden voor de brede acceptatie van bepaalde opvattingen en praktijken zoals agrologie, toekomstvoorspellingen, grafologie, en sommige typen van psychologische tests.
Framing effect Verschillende conclusies trekken op basis van dezelfde informatie, afhankelijk van de wijze waarop deze informatie wordt gepresenteerd.
Frequency illusion De illusie waarbij een woord, een naam of ander item dat recent onder de aandacht kwam, opeens onwaarschijnlijk vaker opduikt als daarvoor.[27] Colloquially, this illusion is known as the Baader-Meinhof Phenomenon.[28]
Gokkersmisvatting De neiging om te denken dat toekomstige kansen beïnvloed worden door gebeurtenissen uit het verleden, terwijl in werkelijkheid deze kansen onveranderd blijven. Bijvoorbeeld: "De roulette tafel heeft nu 6 keer "zwart" als resultaat, de kans dat er nu een "rood" cijfer komt is groter."
Hard-easy effect Op basis van een bepaalde moeilijkheidsgraad van een bepaalde taak, worden subjectief oordeel geveld over de gehele taak.[29][30][31]
Hindsight bias Wordt ook wel omschreven door de uitdrukking "ik heb het altijd al geweten". De neiging om gebeurtenissen in het verleden achteraf als voorspelbaar te betitelen.[32] at the time those events happened.
Hostile media effect The tendency to see a media report as being biased, owing to one's own strong partisan views.
Hot-hand fallacy De illusie dat een persoon die succes heeft gehad, een grotere kans heeft om nogmaals succesvol te zijn in toekomstige pogingen.
Identifiable victim effect De neiging om sterker te reageren op een individu in een risicovolle of precaire situatie, dan op een groep mensen in diezelfde situatie.[33]
IKEA-effect De neiging van mensen om een onevenredig hoge waarde toe te kennen aan objecten die ze deels zelf in elkaar hebben gezet, zoals meubels van IKEA.
Illusie van controle De neiging om de eigen invloed op externe gebeurtenissen te overschatten.[34]
Illusion of validity Het geloof dat additioneel verkregen informatie nieuwe en betere voorspellingen oplevert, terwijl dit feitelijk niet het geval is.[35]
Illusory correlation De onterechte interpretatie dat twee gebeurtenissen gerelateerd zijn, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is.[36]
Impact bias De neiging om de duur en intensiteit van toekomstige gevoelens te overschatten.[37]
Informatiebias De behoefte om informatie te vergaren, terwijl deze onmogelijk de gebeurtenis kan beïnvloeden.[38]
Insensitivity to sample size De neiging om geen tot weinig variatie te verwachten in kleine steekproeven. Dit kan leiden tot het verkeerd inschatten van de kans dat een bepaalde eigenschap voorkomt in een bepaalde (grote of kleinere) populatie.
Irrational escalation Het fenomeen waarbij mensen een het door laten lopen van een investering wordt verantwoord door te verwijzen van reeds gedane investeringen. Dit ondanks nieuw bewijs dat deze beslissing fout blijkt. Dit kan leiden tot het onverantwoord lang door laten gaan van investeringen. Deze valkuil heet ook wel verzonken kosten.
Geloof in een rechtvaardige wereld De neiging om te (verwachte) gevolgen toe te schrijven aan een universele kracht dat de morele balans in evenwicht houdt. De drogreden is dat het (meestal onbewust) impliceert dat de aanwezigheid van een kosmische rechtvaardigheid, lot, goddelijke voorzienigheid, verdiende lot, stabiliteit, of orde, en kan er toe leiden dat tegenslag wordt gerationaliseerd als iets wat verdiend is (schuld van het slachtoffer), of dat nobele en slechte daden ooit beantwoord zullen worden.
Less-is-better effect Dit is een type van omgekeerde voorkeur waarbij een minder of kleiner alternatief van een voorstel wordt geprefereerd als ze separaat worden beoordeeld. Worden de alternatieven echter samen beoordeeld, treedt dit effect niet op. Wordt bijvoorbeeld twee boeken apart aangeboden (één dik met kapotte kaft en één dun met complete kaft), dan gaat de voorkeur uit naar de dunnere. Worden ze echter samen aangeboden, gaat de voorkeur uit naar het dikkere, maar beschadigde, boek.
Verliesaversie "De prijs nodig om afscheid te nemen van een object is hoger dan de prijs die men bereidt is er voor te betalen om het te verkrijgen.".[39] (Zie ook het effect van verzonken kosten en het 'endowment effect').
Mere exposure effect De neiging om zaken als overdreven prettig te ervaren, puur vanwege de bekendheid en vertrouwdheid ermee.[40]
Geldillusie De neiging om geld te waarderen op haar nominale waarde in plaats van de waarde die het vertegenwoordigt in termen van koopkracht.[41]
Moral credential effect Het effect waarbij een persoon die eerder morele of rechtvaardige daden heeft laten zien, eerder geneigd is om later minder egalitaire beslissingen te nemen. Er ontstaat als het ware een onbewust gevoel van ethische certificering ongeacht de daadwerkelijke aard van de activiteit.
Negativiteitseffect De neiging om bij de beoordeling van het gedrag van een persoon waar men een afkeer van heeft, de positieve elementen toe te schrijven aan de omgeving en de negatieve aspecten eerder als gevolg van de persoonlijkheid te zien.
Negativity bias Het psychologische effect waarbij mensen beter in staat zijn om zich onaangename gebeurtenissen te herinneren dan positieve.[42]
Neglect of probability De neiging om de kans op een gebeurtenis te negeren bij het nemen van beslissingen onder onzekere omstandigheden[43]
Normalcy bias Het weigeren zich voor te bereiden op een ramp die nog nooit eerder voorkwam.
Observation selection bias Het effect waarbij zaken opeens vaker dan voorheen worden opgemerkt, als een gevolg van een onterechte aanname dat de frequentie is toegenomen. Bijvoorbeeld als het een persoon opeens opvalt dat er veel mensen ziek zijn in zijn directe omgeving, omdat hij denkt dat er een griepvirus rondwaart.
Observer-expectancy effect Het effect waarbij een onderzoeker een bepaald resultaat verwacht en onbewust het experiment zodanig manipuleert (of de data dusdanig interpreteert) dat hij dit verwachtte resultaat ook daadwerkelijk vindt.
Omission bias De neiging om schadelijk gedrag als erger (of minder moreel) te beoordelen, als het uitblijven gedrag met even schadelijke gevolgen.[44]
Optimism bias De neiging om té optimistisch of naïef te zijn, en de kans te overschatten op een positieve en plezierige uitkomst wensdenken, valence effect, positive outcome bias).[45][46]
Struisvogelpolitiek Het negeren van een duidelijk (negatieve) situatie.
Outcome bias De neiging om een beslissing te beoordelen op de mogelijke uitkomst in plaats van de kwaliteit van de beslissing zelf op het moment dat hij werd gemaakt.
Overconfidence-effect Het overdreven vertrouwen in de juistheid van zelf gegeven antwoorden.[47][48][49]
Pareidolie Aan een vaag of random stimulus (vaak een beeld of geluid) wordt meer betekenis toegekend dan in werkelijkheid aanwezig. Voorbeelden zijn het zien van gezichten of dieren in objecten of het horen van (verborgen) berichten in geluidsopnamen.
Pessimism bias De neiging van sommige mensen, zeker diegene die leiden aan depressie, om de kans dat hen negatieve zaken overkomt te hoog in te schatten.
Planning fallacy De neiging om de hoeveelheid tijd die het kost om een taak te voltooien te onderschatten.[37]
Post-purchase rationalization De neiging om jezelf te overtuigen middels rationele argumenten dat een aanschaf van goede waarde was.
Pro-innovation bias De neiging om overdreven positief te zijn over de toepasbaarheid van een innovatie of uitvinding voor de samenleving. Dit door de beperkingen of zwakheden niet te identificeren.
Pseudocertainty effect De neiging om risico mijdende keuzes te maken als de verwachtte uitkomst positief is en juist risicovolle keuzes te maken om negatieve gevolgen te voorkomen. Dit om er zo veel mogelijk aan te doen om de positieve gevolgen zeker te stellen en de mogelijk negatieve kost wat kost te voorkomen.[50]
Reactance De neiging om het tegenovergestelde te doen dan wat van je gevraagd wordt, vanwege de weerstand die het gevoel van vrijheidsbeperking oproept (rebelleren)
Reactive devaluation Het onderwaarderen van voorstellen alleen omdat ze van een tegenstander lijken te komen.
Recency illusion De illusie dat een woord of taal recent is bedacht, terwijl het in werkelijkheid al lang bestaat. (zie ook frequency illusion).
Restraint bias De neiging om de eigen wilskracht bij verleiding te overschatten.
Rhyme as reason effect Beweringen die rijmen worden als meer waar ervaren. Een beroemd voorbeeld is de bekende uitspraak van de verdediging van O.J. Simpson "If the gloves don't fit, then you must acquit."
Risk compensation / Peltzman effect De neiging om meer risico te nemen als de gepercipieerde veiligheid toeneemt.
Selectieve waarneming Het effect waarbij verwachtingen van invloed zijn op interpretatie en waarneming.
Semmelweis reflex De neiging om nieuw bewijs af te wijzen als het een paradigma tegenspreekt.[19]
Social comparison bias De neiging om die personen te selecteren (voor bijvoorbeeld een baan) die niet lijken te concurreren met de eigen sterke karaktereigenschappen.[51]
Social desirability bias De neiging om onszelf vaker sociaal wenselijke karaktereigenschappen toe te dichten en deze te melden dan minder wenselijke.[52]
Voorkeur voor status quo De neiging om voorkeur te hebben voor hetgeen dat weinig verandering meebrengt (zie ook aversie tegen verlies, endowment effect, en system justification).[53][54]
Stereotyping De aanname dat een lid van een groep bepaalde eigenschappen heeft, zonder het individu te kennen. Deze eigenschappen zijn gebaseerd op de gepercipieerde eigenschappen toegedicht aan de groep als totaal.
Subadditivity effect De neiging om de kans van het geheel als lager te beschouwen dan die van de individuele delen.[55]
Subjectieve validatie De perceptie dat iets waar is als het geloof van de observant voorschrijft dat het waar is. Dit kan onder andere leiden tot het zien van relaties tussen onafhankelijke toevalligheden.
Survivorship bias De aandacht allen focussen op degene die een bepaalde gebeurtenis "overleeft" hebben en daarmee degene negeren die niet "overleefden" omdat ze niet zichtbaar zijn. Dit treedt bijvoorbeeld op als succesverhalen gebaseerd zijn op bedrijven die nu nog bestaan, terwijl degene die failliet gingen (maar ook ooit succesvol waren) worden uitgesloten.
Time-saving bias Het onderschatten van de hoeveelheid tijd die men kan winnen (of verliezen) als men een relatief lage snelheid verhoogt (of verlaagt). En vice versa. De overschatting van de hoeveelheid tijdwinst (of verlies) als men de snelheid verhoogt (of verlaagt) als men reeds een relatief hoge snelheid aanhoudt.
Unit bias De sterke neiging om een gegeven taak (of unit) ook geheel af te maken. Dit treedt met name op bij het consumeren van voedsel.[56]
Well travelled road effect De onderschatting van de tijd die het kost om een veel gebruikte route te nemen en de neiging om de duur van de reis te overschatten voor minder bekende wegen.
Zero-risk bias De voorkeur om een klein risico naar nul terug te brengen ten opzichte van een grotere reductie te behalen in een hoger risico.
Zero-sum heuristic Intuïtief een situatie beoordelen als noch winstgevend, nog verliesgevend (winst en verlies zijn gevoelsmatig gecorreleerd). Deze heuristiek is afgeleid van de "zero-sum game" uit de speltheorie waar winst en verlies optellen tot nul.[57][58] The frequency with which this bias occurs may be related to the social dominance orientation personality factor.

Sociale biases[bewerken | brontekst bewerken]

De meeste van deze biases worden als attributiebiases bestempeld.

Naam Beschrijving
Actor-observer bias De neiging om andermans gedragingen te verklaren door de invloed van hun persoonlijkheid te overschatten en de invloed van de situatie waarin ze zich bevinden te onderschatten (zie ook fundamentele attributiefout), en om voor verklaring van het eigen gedrag het tegenovergestelde te doen (dat is, het overschatten van de omgevingsfactoren en de eigen persoonlijkheid te onderschatten).
Defensive attribution hypothesis Het toekennen van meer verantwoordelijkheid richting de schuldige naarmate de uitkomst ernstiger wordt of als de gelijkenis met de persoon of situatie vergroot wordt. Een slachtoffer zal bijvoorbeeld de schuld steeds meer bij de veroorzaker van een ongeluk leggen, naarmate de consequenties van het ongeluk ernstiger zijn (in plaats van het "slechts" een ongeluk te noemen).
Dunning–Kruger effect Een effect waarbij incompetente mensen zich niet realiseren dat ze incompetent zijn, juist vanwege het feit dat ze niet over de vaardigheid beschikken om een onderscheid te maken tussen competent en incompetent. Competentie kan zelfs het zelfvertrouwen ondermijnen omdat competente mensen er (soms onterecht) van uit gaan dat anderen hetzelfde inzicht hebben, en hen overeenkomstig beoordelen.[59]
Egocentric bias Treedt op wanneer een individu meer verantwoordelijkheid claimt voor een gezamenlijk behaald resultaat, dan een buitenstaander hem/haar zou toekennen.
Extrinsic incentives bias Een bias waarbij mensen er van uitgaan dat anderen vooral de voorkeur geven aan "extrinsieke prikkels" (zoals geld) in vergelijking met de behoeften van henzelf die meer intrinsiek zou zijn (bijvoorbeeld het leren van nieuwe vaardigheden).
False consensus effect De neiging van mensen om de mate waarin anderen het met hen eens zijn te overschatten.[60]
Forer-effect of Barnum-effect De neiging om beschrijvingen van de persoonlijkheid als zeer juist en accuraat te beschouwen als deze omschrijving zogenaamd "op maat" geschreven is, terwijl de omschrijving zelf vaag en breed genoeg is om van toepassing te zijn op een grote groep van mensen. Bijvoorbeeld als in een horoscoop.
Fundamentele attributiefout De neiging van mensen om bepaald gedrag van anderen vooral te verklaren vanuit de persoonlijkheid en in mindere mate vanuit de invloed van de omgeving (zie ook actor-observer bias, group attribution error, positivity effect, en negativity effect).[61]
Group attribution error De neiging om de karakteristieken van een individu te projecteren op de gehele groep of de aanname dat de beslissing van een groep de voorkeur weergeeft van groepsleden (ook al is er informatie beschikbaar die duidelijk anders uitwijst).
Halo-effect De neiging om een positieve of negatieve eigenschap van iemand leidend te laten zijn voor de perceptie met betrekking tot andere karaktereigenschappen. Bijvoorbeeld bij de aanname dat een bepaald communicatief sterk persoon ook heel aardig moet zijn.[62]
Illusion of asymmetric insight Mensen hebben de neiging om de eigen kennis over anderen (bijv. leeftijdsgenoten) als beter in te schatten dan de kennis die anderen over hen hebben.[63]
Illusion of external agency De neiging waarbij mensen een zelf bedachte voorkeur toekennen aan een externe bron. Als iemand bijvoorbeeld wordt verteld dat een speciaal ontwikkeld programma een kado voor hem/haar heeft uitgezocht, is deze ontvanger eerder geneigd om het gekregen kado als beter te beoordelen dan wanneer dit kado zonder programma werd aangeboden.
Illusie van transparantie Mensen overschatten hun eigen vermogen anderen te begrijpen en onderschatten het vermogen van anderen om hen te kennen.
Illusie van superioriteit Het overschatten van de eigen goede kwaliteiten en het onderschatten van ongewenste kwaliteiten, ten opzichte van anderen.[64]
Ingroup bias De neiging om personen uit de eigen groep positief te discrimineren ten opzichte van niet-leden.
Geloof in een rechtvaardige wereld De neiging om te geloven dat de wereld in de basis eerlijk is en dat mensen "krijgen wat ze verdienen"
Moral luck "Moreel geluk" beschrijft situaties waarbij een aan een morele entiteit meer schuld of lof wordt toegerekend voor een actie of consequentie, ondanks dat het duidelijk is dat deze morele entiteit geen controle had over de gebeurtenis of de consequenties.
Naive cynicism Er van uitgaan dat vooral anderen de neiging hebben om individueel succes te claimen voor een groepsresultaat (egocentric bias)
Naief realisme Er van uitgaan dat wij de wereld objectief aanschouwen en zonder bias. Dat iedereen de feiten kan bekijken en dat mensen die het met ons eens zijn dit immer op rationele gronden doen. Het beschrijft tevens de neiging om degene die het niet met ons eens zijn als lui, ongeïnformeerd, irrationeel en biased te beschouwen.
Outgroup homogeneity bias Individuen vinden leden van de eigen groep relatief gezien meer gevarieerd dan leden van een andere groep. Bijvoorbeeld als een Nederlander duidelijk verschillen ziet tussen Nederlandse individuen, maar vindt dat alle Chinezen op elkaar lijken.[65]
Projection bias De neiging om onbewust aan te nemen dat anderen (of de eigen toekomstige zelf) dezelfde huidige emotionele staat, gedachten en waarden delen.[66]
Self-serving bias De neiging om meer verantwoordelijkheid te claimen voor succes dan voor mislukkingen. Dit kan ook voorkomen wanneer mensen ambigue informatie zodanig interpreteren dat het positief uitpakt voor henzelf.[67]
Gedeelde informatiebias De neiging van groepsleden om meer energie en tijd te spenderen aan het bespreken van informatie waarmee alle leden reeds bekend waren en minder tijd te besteden aan informatie die nog niet bekend was bij alle leden (omdat het bijvoorbeeld nog niet met iedereen gedeeld was) (i.e., shared information).[68]
System justification De neiging om vast te houden aan de status-quo en deze te verdedigen. De voorkeur wordt gegeven aan de bestaande sociale, economische en politieke samenstellen en alternatieven worden ontmoedigd, soms zelfs ten koste van het individu of het collectieve belang.
Trait ascription bias De neiging van mensen om zichzelf als flexibel te beschouwen als het gaat om persoonlijkheid, gedrag en stemming. Terwijl men anderen als meer stabiel en voorspelbaar beschouwt.
Ultimate attribution error Gelijkend met de Fundamentele attributiefout waarbij iemand een interne attributie toewijst aan een gehele groep in plaats van individuen binnen de groep.
Worse-than-average effect De neiging om onszelf als minder competent te beschouwen in vergelijking met anderen als het om moeilijke taken gaat.[69]

Herinneringsfouten en -biases[bewerken | brontekst bewerken]

In de psychologie en de cognitieve wetenschap is een herinningsbias een cognitieve bias die het ofwel vergemakkelijkt ofwel belemmert om een herinnering op te roepen (ofwel de kans dat de herinnering überhaupt opgeroepen kan worden, ofwel de hoeveelheid benodigde tijd om te worden opgeroepen, of allebei), of de inhoud van een gemelde herinnering verandert. Er zijn een heleboel typen herinneringsbiases, waaronder:

Naam Beschrijving
Bizarreness effect Vreemd of bizar materiaal kan men zich makkelijker herinneren dan meer doorsnee materiaal.
Choice-supportive bias Achteraf een keuze rechtvaardigen met de (onterechte) aanname dat men goed geïnformeerd was op het moment dat een eerdere keuze gemaakt was. gemaakte keuzes gedaan zijn op basis van.
Change bias Nadat een investering is gedaan om een verandering teweeg te brengen, deze prestatie zich (onterecht) als moeilijk herinneren.[70][bron?]
Childhood amnesia Het slechts beperkt terug kunnen halen van herinneringen van gebeurtenissen die zich voor het vierde levensjaar afspeelde.
Conservatism of Regressive Bias De neiging om zich hoge waarden en hoge kansen/waarschijnlijkheden/frequenties als lager te herinneren en lagere waarden juist als waren ze hoger. Dit zou komen omdat de herinneringen niet extreem genoeg waren om te worden herinnerd als ze waren.[16][17]
Consistency bias Zich gedrag en houding uit het verleden onterecht herinneren als gelijk aan huidig gedrag en houding.[71]
Context effect Het effect dat cognitie en geheugen afhankelijk zijn van de context. Zo zijn herinneringen buiten de context lastiger op te halen dan als ze worden opgehaald binnen de context. Zo zijn herinneringen over werk bijvoorbeeld makkelijker op te halen op de plek waar de gebeurtenis plaatsvond (werklocatie) in plaats van thuis (en vice versa).
Cross-race effect Het effect dat het voor individuen van een bepaalde etnische groep het lastig blijkt om individuen uit een andere etnische groep te identificeren. Terwijl de identificatie uit de eigen groep makkelijker is.
Cryptomnesia Een vorm van verkeerde attributie waarbij een herinnering onterecht wordt geïnterpreteerd als zijnde een verbeelding omdat er geen subjectieve ervaring beschikbaar is in het geheugen.[70]
Egocentric bias Zich het verleden herinneren op een egocentrische wijze (bijvoorbeeld zich schoolcijfers als hoger herinneren dan ze werkelijk waren of zich een gevangen vis onterecht als groter herinneren).
Fading affect bias Een bias waarbij informatie over onprettige gebeurtenissen eerder wordt vergeten dan de informatie die is verbonden aan een positieve gebeurtenis.[72]
False memory Een verbeelding wordt onterecht als een werkelijke herinnering aan een gebeurtenis gezien. Dit is het tegenovergestelde effect van Cryptomnesia.
Generation effect (Self-generation effect) Zelf bedachte informatie wordt het best onthouden. Zo zijn mensen beter in staat om zelf bedachte uitspraken te herinneren dan de uitspraken van anderen.
Google effect De neiging om informatie die makkelijk voor handen is sneller te vergeten.
Hindsight bias Er onterecht van uitgaan dat gebeurtenissen uit het verleden voorspelbaarder waren dan dat ze in werkelijkheid waren. Dit komt ook tot uitdrukking in de uitspraak "ik heb het altijd wel geweten".
Humor effect Humoristische onderwerpen worden makkelijker onthouden dan minder humoristische items. Dit zou kunnen worden verklaard door het specifieke karakter van humor, de verhoogde mentale inspanning die het begrijpen van humor kost of de emotionele reactie die humor losmaakt .[bron?]
Illusion of truth effect De neiging om eerder gehoorde uitspraken als waar te beschouwen, ook al kan men zich het moment waarop men de uitspraak hoorde niet herinneren. Met andere woorden, een persoon is eerder geneigd een bekende uitspraak te geloven, dan een nooit eerder gehoord statement.
Illusory correlation Zich onterecht een verband tussen twee gebeurtenissen herinneren.[36]
Lag effect Zie "spacing effect".
Leveling and Sharpening De vervorming van herinneringen doordat bepaalde details na verloop van tijd niet langer worden vergeten. Dit gaat vaak samen met het zich selectief herinneren van bepaalde specifieke details, die daardoor een overdreven rol gaan spelen in de herinnering. Beide effecten kunnen elkaar versterken en het navertellen van de gebeurtenis beïnvloeden.[73]
Levels-of-processing effect Verschillende manieren om informatie op te slaan hebben verschillende effecten op het ophalen van deze informatie.[74]
List Length effect Hoe meer iemand moet onthouden, hoe minder accuraat iemand wordt bij het zich herinneren.[75]
Misinformation effect Herinneringen worden minder accuraat door invloed van informatie die beschikbaar kwam na de gebeurtenis. .[76]
Modality effect De items onderaan een lijst worden beter herinnerd als deze lijst mondeling wordt aangeboden ten op zichten van een schriftelijke lijst met items.
Mood-congruent memory bias Het zich meer herinneren is in lijn met hoe de persoon zich op dat moment voelt.
Next-in-line effect Het effect waarbij een persoon zich de woorden van de persoon die direct voor hem/haar sprak minder goed kan herinneren .[77]
Part-list cueing effect Het effect waarbij het vooraf tonen van een aantal items uit een langere lijst, het lastiger maakt om later de gehele lijst te onthouden.[78]
Peak-end rule Mensen zijn geneigd om niet de totale ervaring te bezien, maar zich vooral de piek en het eind te herinneren (positief of negatief).
Persistence Het ongewild terugkomen van herinneringen aan een traumatische gebeurtenis.[bron?]
Picture superiority effect Het idee dat concepten die worden geleerd door naar plaatjes te kijken makkelijker en frequenter worden herinnerd dan zaken die via het geschreven woord zijn geleerd.[79][80][81][82][83][84]
Positiviteitseffect Ouderen geven de voorkeur aan positieve informatie in hun herinneringen ten opzichte van negatieve.
Begineffect, recentheidseffect & seriële-positie-effect Items aan het eind van een lijst worden makkelijker herinnerd ten opzichte van de items aan het begin van de lijst. Items in het midden van de lijst worden het slechtst herinnerd.[85]
Processing difficulty effect Informatie dat lastig te verwerken is (meer tijd kost om te lezen of langer over nagedacht moet worden) zal makkelijker herinnerd worden.[86]
Reminiscence bump Het effect waarbij persoonlijke gebeurtenissen tijdens pubertijd en vroege volwassenheid vaker worden opgehaald dan uit andere levensfasen.[87]
Rosy retrospection Zich een rooskleuriger voorstelling maken van het verleden dan het in werkelijkheid was.
Self-relevance effect Herinneringen die betrekking hebben op onszelf zijn makkelijker op the halen dan vergelijkbare informatie gerelateerd aan anderen.
Source confusion Het effect waarbij herinneringen vervormen vanwege het toekennen van een verkeerde bron van de herinnering[88]
Spacing effect Informatie wordt makkelijker onthouden als deze over een langere periode vaak wordt aangeboden (kracht van de herhaling).
Spotlight effect De neiging om de mate waarin je gedrag door anderen wordt opgemerkt of onthouden te overschatten.
Suffix effect Het verslechteren van de prestatie als een geluid wordt toegevoegd aan een lijst, terwijl dit geluid niet hoeft worden onthouden.[89][90]
Suggestibility Een vorm van misattributie waarbij ideeën die door de vraagsteller gesuggereerd worden, worden verward voor geheugen.
Telescoping effect Het effect waarbij recente gebeurtenissen verder in de tijd te plaatsen en vroegere gebeurtenissen juist "naar voren" te halen op de tijdslijn.
Testing effect Gelezen informatie wordt makkelijk onthouden als deze zelf nog eens is opgeschreven dan wanneer men het alleen leest.[91]
Puntje-van-de-tong fenomeen Dit gebeurt wanneer iemand zich een deel van, of slechts gerelateerde, informatie kan herinneren maar niet het hele item. Dit wordt beschouwd als een vorm van "blocking" waarbij verschillende vergelijkbare herinneringen met elkaar interfereren.[70]
Verbatim effect Het effect waarbij de essentie van wat iemand heeft gezegd beter wordt onthouden dan de exacte woorden.[92] Dit komt omdat herinneringen representaties zijn en geen kopieën.
Von Restorff effect Een item dat opvalt wordt eerder onthouden dan andere, minder in het oog springende, items.[93]
Zeigarnik effect Taken die niet zijn afgemaakt of werden onderbroken worden eerder herinnerd dan afgemaakte taken.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]


[[Categorie:Cognitieve bias| ]] [[Categorie:Kritisch denken]] [[Categorie:Menselijk gedrag]] [[Categorie:Wetenschapslijsten]] [[Categorie:Mens-en-maatschappijlijsten]]