Scheepswerven in Zwartsluis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Ligging[bewerken | brontekst bewerken]

Zwartsluis, Gemeenteatlas, 1865
Grote Schutsluis van Zwartsluis
Haven van Zwartsluis, Siebe Jan Bouma, 1952
Luchtfoto van Kolksluis in Zwartsluis, voor 1930
Werf Van Goor en Spiekman

De gunstige ligging aan de monding van het Zwarte water en het Meppeler Diep waren bepalend voor de economische ontwikkeling van Zwartsluis. In 1398 werd de Swarte Sluys voor het eerst genoemd. De scheepvaart die zich hier ontwikkelde werd ook nog eens versterkt door een achterland met veel veen, eerst uit de kop van Overijssel, later uit Drenthe, dat vanaf de vijftiende eeuw tot diep in de negentiende eeuw werd afgegraven. Zwartsluis werd een belangrijke doorvoerhaven voor turf. De oever van het Meppelerdiep werd gebruikt bij de opslag en handel in turf. Bij een stormramp in 1649 spoelde de Nye sluis weg en werd de Staphorsterschutsluis aangelegd. Daartoe werd een nieuwe monding voor het Meppelerdiep gegraven waarbij de eilandjes ontstonden. Het Sluziger turfverleden, met handel, opslag en overslag, speelde zich grotendeels af op deze drie eilandjes, die dan ook de Turfeilanden werden genoemd. In 1780 was Zwartsluis de belangrijkste havenplaats van Overijssel: het aandeel van Zwartsluis in het totale scheepvaartverkeer binnen de provincie bedroeg circa 43%. Het bracht Zwartsluis veel welvaart, ook de aanverwante handel en bedrijvigheid konden zich ontplooien, zoals de  scheepswerven, mastenmakerijen en kalkovens. Ook telde Zwartsluis een aantal vissers, die zich gesteund zagen door de opening van een visafslag in 1876. Na de bouw van de Kolksluis in 1880, kreeg de visafslag een plaats bij deze sluis. In deze jaren verminderde het belang van de turfopslag op de eilandjes. Scheepsbouw en -reparatie namen de plaats in van turf. Jaarlijks passeerden 25.000 schepen de sluizen van Zwartsluis. In 1948 werden nog maar 14.000 schepen geschut. Tegenwoordig wordt de haven van Zwartsluis vooral gebruikt door recreanten, de scheepsbouw is nog steeds actief.[1][2][3]

Scheepsbouw[bewerken | brontekst bewerken]

Zwartsluis telde veel werven, zij het dat het aantal flink kon wisselen. In 1832 waren het er acht, in 1850 vijf, een kleine tien jaar later al weer zeven en in 1875 telde het dorp tien werven. In 1859 werkten er 61 mensen op de verzamelde werven. De scheepsindustrie was de grootste werkgever in Zwartsluis, dat zou decennia zo blijven. In het midden van de negentiende eeuw was de werf van Prins de grootste. In de jaren dertig van de twintigste eeuw domineerde de werf van Van Goor en Spiekman. De werven in Zwartsluis bouwden vooral grotere schepen voor de binnenvaart. In 1890 werd een eerste ijzeren tjalk gebouwd. De hoogtijdagen lagen rond 1916 toen de verzamelde werven 130 medewerkers telden. In die tijd werden ook de grootste schepen (schoeners) gebouwd. De mooiste klipperaken (veel gebruikt voor het transport van turf) kwamen uit Zwartsluis. Tussen 1880 en 1930 produceerden de werven in Zwartsluis zo’n vijfhonderd schepen. Ook vandaag de dag is de scheepsbouw in Zwartsluis nog een actieve sector. Enkele historische werven hebben kunnen overleven en nieuwe werven zijn opgericht.[2][4]

Van Goor en Spiekman[bewerken | brontekst bewerken]

Scheepswerf Poppen, 2013

De Meppeler scheepstimmerman Van Goor kreeg in 1876 vergunning om aan de Zomerdijk een werf te stichten. Van Goor ging in 1917 samen met Spiekman. Deze werf werd in 1979 Scheepswerf Kunst om in 1982 overgenomen te worden door de firma Poppen.[5][6]

Gebroeders Appelo[bewerken | brontekst bewerken]

Cornelis en Hendrik Appelo begonnen in 1878 een scheepswerf aan het Klein Lageland. Rond de eeuwwisseling verhuisde deze werf naar de Nieuwesluis, waar de werf zich vestigde aan beide zijden van het Meppelerdiep. Rond 1917 had deze werf drie langshellingen en drie dwarshellingen. Daarnaast had Hendrik Appelo nog een smederij en een houtzagerij. De familie splitste op met werfactiviteiten aan de Zomerdijk en aan de Nieuwesluis. De Nieuwesluis tak sloot eind jaren twintig de deuren na enkele noodlottige werfongevallen. Aan de Zomerdijk gingen de activiteiten door, na de Tweede Wereldoorlog vooral als reparatiewerf. In 1963 werd de werf gekocht door Hilbrand Poppen uit Winsum. De werven van Appelo bouwden veel hasselter aken voor de binnenvaart, beroemd om hun sierlijke lijn.[7][6]

Familie Poppen[bewerken | brontekst bewerken]

De familie Poppen werkte in het Groningse Stadskanaal (1934), verhuisde via Winsum (1946) en Lemmer (1960) naar de Zomerdijk in Zwartsluis (1963), waar Hildebrand Poppen de werf van de gebroeders Appelo overneemt. In 1983 voegt de familie de naastgelegen werf van het failliet verklaarde Kunst Scheepswerven toe aan de werf. Ook in later jaren wordt er nog uitgebreid.[8]

Gebroeders De Goede[bewerken | brontekst bewerken]

De werf Volharding van de Gebroeders H. en D. de Goede was gevestigd aan Het Bosch. Tussen 1880 tot 1956 bouwden zij aanvankelijk tjalken en aken en later veel klipperaken en vanaf de jaren twintig ook motorschepen. Deze werf werd vanaf 1956 voortgezet door Geertman. De familie Geertman kwam uit Dedemsvaart. De werf beschikt over een dwarshelling en een afbouwkade aan het Bosch. Inmiddels is de vierde generatie actief.[9][6][10][11]

Gebroeders Bieze, Firma J.A. Visscher en Zn. en meer[bewerken | brontekst bewerken]

Historische werven in Zwartsluis (locatie bij benadering). Kaart van OpenStreetMap

Enkele werven hebben minder sporen achtergelaten zoals de scheepswerf van familie Broek, die actief was aan het Klein Lageland tussen 1858 en 1965 en kleine houten schepen repareerde. De werf van de Gebroeders Bieze aan de Zomerdijk die vooral kleinere schepen zoals schippersvletjes (volgboten voor de binnenvaart) bouwde. De werf van Breman die in de jaren vijftig en zestig van de 20e eeuw binnenvaart- en vissersschepen bouwde. De werf van de Firma J.A. Visscher en Zn. bouwde tussen 1925 en 1983 kleinere vaartuigen, dekschuiten en motorsleepboten. Ook genoemd worden de reparatiewerf van de firma Drenth aan de Kranerweerd. Willem van den Berg en zoon rond 1837, Klaas Lier die zijn werf verkocht in 1859, A. Slot en zoon die tussen 1866 en 1879 onder meer Hoogeveense pramen bouwden en Jan van Veen die in dezelfde periode actief was. De laatste was de schoonvader van Hendrik Appelo die dan ook in 1874 zijn werf aan de Zomerkade overnam. De familie Prins was tussen 1840 en 1900 op verschillende plaatsen in Zwartsluis actief. Vroeg in de negentiende eeuw wordt de werf van (Erven) Cornelis Uyterwijk genoemd, die aan de Nieuwesluis lag.[2][6][12][4]

van tot locatie eigenaar kaart
tot na 1832 Klein Lageland (minuutplan A525) Hendrik Kersjes (1760 - 1837) 1
voor 1830 1965 Klein Lageland (minuutplan A536) Gebroeders Broek / Roelof Broek 2
rond 1804 na 1827 Nieuwesluis (minuutplan B403) Cornelis Uyterwijk (1763 - 1827) en Erven Uyterwijk 3
1879 Op het grote eiland bij de Nieuwesluis (minuutplan A1151a). Cornelis Johan Vriese 4
1866 1879 Pachtte van erven Cornelis Johan de Vriese J. Slot
1837 1864 Nieuwesluis (minuutplan B374) Willem van den Berg (1759 - 1839) en nazaten   5
1840 1900 Nieuwesluis (minuutplan A1159) Jacob Prins 6
Nieuwesluis (minuutplan B 397) Evert Lier 7
1900 1929 Nieuwesluis 5 K. en later H. Appelo, werf gesloten na enkele ongelukken. 17
Zomerdijk 14-26 Prins 9
1859 Zomerdijk (minuutplan A 261) Evert en Klaas Lier 8
Zomerdijk 26 Familie Bieze 10
Zomerdijk 30 Appelo 11
1876 1917 Zomerdijk 58 Van Goor 12
1917 1979 Zomerdijk 58 Van Goor en Spiekman 12
1979 1982 Zomerdijk 58 Kunst, na faillissement over genomen door naastgelegen Poppen 12
1857 1874 Zomerdijk 64 Jan van Veen (schoonvader van Hendrik Appelo) 13
1878 1963 Zomerdijk 64 Gebroeders Appelo, overgenomen door Hilbrand Poppen 13
1963 heden Zomerdijk 64 Hilbrand Poppen 13
1958 1966 Zomerdijk 84 Breman 14
1880/1890 1956 Het Bosch 12 Volharding H. en D. de Goede 15
1956 heden Het Bosch 12   Geertman, nam de werf van De Goede over 15
1925 1983 Nieuwesluis 5 J.A. Visscher 17
Mastenmakersstraat naast 39 A. Prins 16
Mastenmakersstraat 7 Firma A. Beuk en J. Buit 18