Sociëteit van Berbice

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De Sociëteit van Berbice werd op 24 oktober 1720 opgericht door de eigenaren van de kolonie Berbice om meer geld te verkrijgen voor het beheer en de exploitatie van de kolonie. De sociëteit van Berbice werd opgericht in navolging van de Sociëteit van Suriname, die in 1683 was opgericht in de naburige kolonie Suriname.

Amsterdamse koopmannen hadden de kolonie op 24 oktober 1714 voor 108.000 Nederlandse guldens van de Fransen overgekocht die het in 1712 hadden aangevallen en ingenomen van de Zeeuwse familie Van Peere. De eigenaren van Berbice sloten een nieuw akkoord met de Tweede Geoctroyeerde West-Indische compagnie tot het leveren van slaven door de compagnie en het betalen door de directie van (recognitie)geld voor ieder naar Berbice varend schip.

Gezien de zeer slechte financiële toestand van de West-Indische Compagnie aan het einde van de achttiende eeuw, besloten de Staten-Generaal van de Nederlanden in 1791 het octrooi van de Sociëteit van Berbice niet langer te verlengen. Vier jaar later bepaalden zij tevens dat de Sociëteit van Suriname en ook de directie van Berbice zouden ophouden te bestaan. Het bestuur over deze kolonies zou worden overgedragen aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Alle West-Indische kolonies werden onder toezicht gesteld van het daartoe opgerichte 'Comité tot de zaken van de koloniën en bezittingen op de kust van Guinea en in Amerika'. De gouverneurs en bevelhebbers bleven in functie, maar nu in dienst van de staat. In 1848 werd de vennootschap van de Sociëteit van Berbice daadwerkelijk opgeheven.

Noten[bewerken | brontekst bewerken]