Papiervisje

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Boekworm)
Papiervisje
Ctenolepisma longicaudata
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Zygentoma
Familie:Lepismatidae
Geslacht:Ctenolepisma
Soort
Ctenolepisma longicaudata
Escherich, 1905
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Papiervisje op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

Het papiervisje (Ctenolepisma longicaudata), ook wel boekenvisje is een klein vleugelloos insect, behorend tot de familie Lepismatidae in de orde van de Zygentoma. Indeling en naamgeving van de overkoepelende groepen hebben de laatste decennia nogal wat wijzigingen ondergaan en in de literatuur vindt men de Lepismatidae dan ook nog wel terug in de oude orde Thysanura.

De schubben die het lichaam bedekken hebben een zilverachtige glans. Papiervisjes zijn in staat om vliegensvlug weg te glippen, worden ongeveer anderhalve centimeter lang en worden aangetroffen in boeken en papieren. Ze voeden zich met organisch materiaal, zoals vezels in papier, vezels uit cellulose en textiel van plantaardige vezels, zoals linnen, hennep en katoen.[1] Ook zwakkere soortgenoten en vervelde huidjes worden gegeten.[2]

Ze leven in drogere omgevingen. Verwant zijn het zilvervisje, dat vochtige plaatsen prefereert, en het ovenvisje, dat bij beduidend hogere temperatuur gedijt en maar zelden meer wordt aangetroffen in woonhuizen.[2]

Uiterlijk[bewerken | brontekst bewerken]

Het papiervisje heeft een lang en plat lichaam en kan tot 15 mm lang worden. De kleur is glanzend grijs (zilver), hetgeen veroorzaakt wordt door kleine schubben. Worden deze beschadigd (afgewreven) dan krijgt het dier een vlekkerig uiterlijk. De eieren zijn ovaal en zijn ongeveer 0,8 millimeter lang. De kop loopt breder uit. In het algemeen ziet het lichaam er enigszins als een wortel uit. De insecten zijn kwetsbaar, hebben twee lange sprieten aan de voorkant van hun lichaam en hebben drie sprieten aan de achterkant van hun lichaam. De sprieten zijn even lang als het lichaam. De verschillen met het zilvervisje zijn niet groot, al oogt het papiervisje donkerder. Voor zekerheid van de determinatie kan op een macrofoto de beharing van de laatste segmenten bekeken worden.

Habitat[bewerken | brontekst bewerken]

De insecten leven in het donker tussen papier en in boeken en bijvoorbeeld ook postzegelalbums. Als de plek waar ze zich verbergen belicht wordt gaan de insecten snel op zoek naar een nieuwe plek om zich te verstoppen; dat is meestal op de rug van een boek of in de vouw tussen de bladzijden.

De insecten komen vaak het huis binnen door mee te liften met oude boeken en kranten, oud papier en oude kleding.

Papiervisjes kunnen het 300 dagen zonder voedsel uithouden.[2]

Voortplanting[bewerken | brontekst bewerken]

Pas recentelijk is het voortplantingsmechanisme van de soort ontdekt. Het mannetje laat een spermatofoor, een spermacapsule, achter. De locatie van deze capsule wordt door middel van biochemische signalen door een vrouwtje bepaald, waarna zij de capsule opneemt.

Vrouwelijke papiervisjes leggen ongeveer honderd eitjes in hun leven. Eitjes (rond, wit en ongeveer 1 mm groot) worden in groepen tot maximaal drie eitjes tegelijk gelegd. Deze eitjes komen uit in zes weken. Kleine papiervisjes zien er hetzelfde uit als volwassen, alleen zijn ze nog wit van kleur. In vier tot zes weken krijgen ze de volwassen kleur. Papiervisjes zijn geslachtsrijp in drie tot vierentwintig maanden. Volwassen papiervisjes kunnen twee tot acht jaar oud worden. Ze blijven hun hele leven vervellen, wat uitzonderlijk is bij insecten.

Preventie[bewerken | brontekst bewerken]

Hygiëne is erg belangrijk, maar niet volledig effectief in het reduceren van de populatie, omdat de insecten vaak in isolatie- en verpakkingsmateriaal, boeken en kartonnen dozen verblijven. Geef extra aandacht aan stapels kranten en tijdschriften. Deze opbergen in hermetisch afgesloten dozen voorkomt dat de papiervisjes erbij kunnen.

Of bestrijding noodzakelijk is bij een populatiegrootte die tot een incidentele waarneming leidt is overigens maar de vraag – de schade die ze veroorzaken blijft meestal beperkt tot het aantasten van boeken.

Een methode die in 1863 al gebruikt werd om ovenvisjes te vangen, maar wel enig geduld vergt, is met behulp van een glazen pot die door zijn gladheid voorkomt dat de ovenvisjes kunnen ontsnappen. De buitenkant wordt ruw en beklimbaar gemaakt door bijvoorbeeld het beplakken van de pot met papier.[2][3]

De natuurlijke vijand is de 'lijmspuiter' Scytodes thoracica. Deze algemeen voorkomende huisspin, weet ongemerkt Lepismatidae te besluipen en is ze als enige spin de baas.[2][4]

Afbeeldingen[bewerken | brontekst bewerken]