27e Legerkorps (Wehrmacht)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
27e Legerkorps
27e Legerkorps
Oprichting 26 augustus 1939
Ontbinding 4 mei 1945
Land Vlag van nazi-Duitsland nazi-Duitsland
Krijgsmacht-
onderdeel
Heer
Onderdeel van Wehrmacht
Type Legerkorps
Veldslagen Tweede Wereldoorlog
Commandanten zie commandanten

Het 27e Legerkorps (Duits: Generalkommando XXVII. Armeekorps) was een Duits legerkorps van de Wehrmacht tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het korps kwam in actie in de veldtocht in het westen in 1940, bleef eerst in Frankrijk en werd in september 1941 naar het oostfront gebracht, waar het in de middensector in actie kwam. In juli 1944 werd het korps vernietigd in Operatie Bagration. Heropgericht verdedigde het korps Oost- en West-Pruisen, voor het naar Mecklenburg geëvacueerd werd en zich overgaf aan de Amerikaanse troepen.

Krijgsgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Oprichting[bewerken | brontekst bewerken]

Het 27e Legerkorps werd opgericht op 26 augustus 1939 in Wehrkreis VII (München).

1939[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf september 1939 werd het korps aan de Duits-Nederlandse grens rond Jülich aan de Nederrijn ingezet, als defensie tegen een mogelijke aanval van de westelijke geallieerden.

1940[bewerken | brontekst bewerken]

In het begin van januari 1940 het korps tijdens de Schemeroorlog bij Jülich de 61e, 225e en 269e Infanteriedivisies toegewezen.

De laatste fase van Fall Gelb 1940

Het korps nam deel aan de westerse campagne in mei 1940 onder bevel van het 6e Leger, waarbij de 253e, 267e en 269e Infanteriedivisies werden toegewezen voor de eerste fase van de aanval. Het korps stak de grens van Zuid- Nederland over en trok dwars door België naar de Franse grens bij Roubaix. Het korps nam eind mei aan de oostgrens van Vlaanderen, tussen Doornik en Valenciennes deel aan de Slag om Duinkerke tegen het Franse 1e leger. Daarvoor beschikte het korps over de 217e , 253e en 269e Infanteriedivisies.

Voor de tweede fase, Fall Rot (vanaf 6 juni 1940), werd het korps overgebracht naar Heeresgruppe C, als onderdeel van het 7e leger rond Freiburg. Voor de aanval op de Maginotlinie waren de 213e, 218e, 221e en 239e Infanteriedivisies toegewezen. De aanval via Colmar naar het gebied van Épinal eindigde met de wapenstilstand. Het commando bleef aanvankelijk in Oost-Frankrijk en diende tot het volgende jaar als bezettingsmacht. In december 1940 stond het onder bevel van het 1e Leger en beschikte over de 15e, 52e, 79e, 198e en 260e Infanteriedivisies.

1941[bewerken | brontekst bewerken]

In juni 1941 beschikte het korps, dat zich nog in Oost-Frankrijk bevond, over de 327e, 335e en 337e Infanteriedivisies. Het korps nam geen deel aan de initiële operaties van Operatie Barbarossa en pas begin oktober verhuisde het korps naar het Smolensk-gebied als onderdeel van het 9e Leger, voor Operatie Taifun. Op de noordflank van Heeresgruppe Mitte trok het korps door Rzjev naar Kalinin, waar ze begin december werd gedwongen Sovjetaanvallen aan de Wolga-bocht bij Staritsa af te weren. In november 1941 stonden bij het korps onder het commando de 86e, 129e en 162e Infanteriedivisies, die de gepantserde Groep-Landgraf (delen 6e en 7e Pantserdivisie) ondersteunde bij de aanvallen op Kalinin.

1942[bewerken | brontekst bewerken]

Het korps leed samen met de naburige 6e en 23e Legerkorps zware verliezen tijdens de volgende 1e Slag om Rzjev. Tijdens de defensieve strijd in januari 1942 kreeg het korps de 86e, 129e, 162e en 251e Infanteriedivisies toegewezen. De organisatie van het korps veranderde verschillende keren tijdens deze defensieve veldslagen, op één moment beschikte het korps zelfs over acht infanteriedivisies tegelijkertijd. Eind april waren de 86e, 110e en 328e Infanteriedivisies, plus delen van de 1e, 5e en 7e Pantserdivisies, onder bevel van het korps. Tijdens de Sovjet-aanval Operatie Mars werden begin november 1942 beschikte het korps over de 6e, 72e, 87e, 95e, 129e, 251e en 256e Infanteriedivisies.

1943[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het front tussen Rzjev en Sytsjovka beschikte het korps aan het begin van het jaar over de 52e, 197e, 246e en 256e Infanteriedivisies. Eind maart werd het korps, als onderdeel van de Operatie Büffel verplaatst van Rzjev naar de omgeving noordoostelijk van Smolensk. De nieuwe stellingen lagen op de noordelijke oever van de Dnjepr tussen Jartsevo en Doechovsjtsjina. In de herfst van 1943 werd het korps toegewezen aan het 4e Leger. Aan het begin van de Slag bij Smolensk (augustus 1943) konden aanvankelijk sterke Sovjetaanvallen op Doechovsjtsjina worden teruggeworpen. Maar in de tweede Sovjet-aanvalsfase moest Smolensk op 25 september worden geëvacueerd, het korps werd teruggedrongen naar posities ten oosten van Orsja. In de nieuwe posities aan beide zijden van de Dnjepr bij Dubrovno vormde de 18e Pantsergrenadierdivisie de ruggengraat van de verdediging en de 113e, 197e en restanten van de 52e Infanteriedivisies boden ondersteuning. Links bevond zich het 6e Legerkorps van het 3e Pantserleger en rechts het 39e Pantserkorps.

1944[bewerken | brontekst bewerken]

De omsingeling bij Minsk 1944

In januari 1944 bevonden de 256e Infanteriedivisie en de 78e Sturm-Divisie, samen met de 18e en 25e Pantsergrenadierdivisies zich in het korpsgebied. In juni 1944 lag het korps bij het begin van Operatie Bagration in het gebied ten oosten van Orsja bij de snelweg Minsk - Moskou. Het 2e Wit-Russische Front viel een dag na het begin van het Russische zomeroffensief op 23 juni aan. De 25e Pantsergrenadierdivisie en de 110e, 260e en 337e Infanteriedivisies stonden onder bevel van het korps. Tegen het einde van juni was het korps door het Russische 33e Leger en 11e Gardeleger teruggedrongen over de Dnjepr en de Drut. Na de doorbraak van de Sovjet-strijdkrachten over de Berezina, werd het korps (samen met het volledige 4e Leger) omsingeld in de bossen ten oosten van Minsk en volledig vernietigd in gevechten die tot 5 juli duurden. De korpscommandant, generaal Völckers, werd gevangengenomen, net als de commandanten van de 78e en 260e Infanteriedivisies, luitenant-generaal Traut en generaal-majoor Klammt.

Heroprichting 1944[bewerken | brontekst bewerken]

Het 27e Legerkorps werd heropgericht op 28 juli 1944 uit restdelen van de korpsstaf en restdelen van de staf van het 12e Legerkorps.

Het korps werd verder weer opgebouwd uit vervangingseenheden en gebruikt om de grens van Oost-Pruisen te verdedigen. In het gebied KalvarijaEydkau beschikte het korps hiervoor over de 547e en 561e Grenadierdivisie. In december 1944 kwam het korps onder bevel van het 2e Leger en het nam de posities van het 20e Legerkorps over langs de beneden-Narew.

1945[bewerken | brontekst bewerken]

De laatste posities, vlak voor de overgave, mei 1945

Tijdens de Slag om Oost-Pruisen stond het korps tegenover het Serock-bruggenhoofd van het Russische 65e Leger. Tussen de Narew en de Weichsel dekte de 542e Volksgrenadierdivisie tegenover het Russische 47e Leger in het Modlin-gebied, terwijl ten noorden daarvan de 35e en 252e Infanteriedivisies waren ingezet. Na de doorbraak van Rokossovski's troepen op Mława trokken het korps zich terug naar Thorn. Grote delen van de Duitse eenheden werden naar het zuiden geduwd. Op 17 en 18 januari vielen Modlin, Płońsk en Płock in Sovjethanden. In het gebied Thorn werden grote delen van het Duitse 2e Leger tot 27 januari omringd door het Russische 70e Leger: de 31e en 73e Infanteriedivisies. Het korps ontsnapte en werd naar West-Pruisen verplaatst ter verdediging van de Nogat-linie. In de loop van de Slag om Oost-Pommeren tegen het Russische 49e Leger waren delen van de 31e, 73e, 227e en 251e Infanteriedivisies ondergeschikt aan het korps, in het gebied Heiderode-Großwollen. Heiderode ging verloren op 23 februari, het korps werd via Schöneck terug naar het noorden gedrongen en van daar naar het bruggenhoofd rond Danzig. De korpsstaf werd in april naar het westen geëvacueerd en onder het 3e Pantserleger geplaatst als reserve van het front aan Oder. Eind april 1945 werd het korps door de Russische 49e en 70e Legers teruggeduwd via Templin naar Fürstenberg. De laatste eenheden van het korps, dat via Parchim naar het westen terugkeerde naar de Elbe, begaven zich naar de demarcatielijn.

Het 27e Legerkorps capituleerde op 4 mei 1945 noordelijk van Ludwigslust aan Amerikaanse troepen.

Bovenliggende bevelslagen[bewerken | brontekst bewerken]

Leger Legergroep Plaats/regio Begin Eind
5. Armee Heeresgruppe A Nederrijn 26 augustus 1939 5 september 1939
Armee-Abteilung A Heeresgruppe A Nederrijn 6 september 1939 23 september 1939
4. Armee Heeresgruppe B Nederrijn 23 september 1939
6. Armee Heeresgruppe B Nederrijn, België december 1939 mei 1940
7. Armee Heeresgruppe C Bovenrijn, Oost-Frankrijk juni 1940
12. Armee Heeresgruppe C Oost-Frankrijk juli 1940
1. Armee Heeresgruppe C Oost-Frankrijk september 1940 26 oktober 1940
1. Armee Heeresgruppe D Oost-Frankrijk 26 oktober 1940 medio september 1941
9. Armee Heeresgruppe Mitte Vjazma, Rzjev medio september 1941 juli 1942
4. Armee Heeresgruppe Mitte Spass-Demensk augustus 1942 augustus 1942
9. Armee Heeresgruppe Mitte Velizj, Nevel augustus 1942 24 maart 1943
4. Armee Heeresgruppe Mitte Nevel, Orsja 25 maart 1943 5 juli 1944
4. Armee Heeresgruppe Mitte Oost-Pruisen 28 juli 1944 24 januari 1945
2. Armee Heeresgruppe Weichsel West-Pruisen 24 januari 1945 11 maart 1945
2. Armee Heeresgruppe Nord West-Pruisen 11 maart 1945 31 maart 1945
2. Armee OKH West-Pruisen 31 maart 1945 april 1945
3. Panzerarmee Heeresgruppe Weichsel West-Pruisen 27 april 1945 4 mei 1945

Commandanten[bewerken | brontekst bewerken]

General Hellmuth Prieß
(hier als Oberstleutnant)
Rang Naam Begin Eind
General der Infanterie Karl Ritter von Prager 26 augustus 1939 6 november 1939
General der Infanterie Alfred Wäger 6 november 1939 23 december 1941
Generalleutnant Eccard Freiherr von Gablenz 24 december 1941 3 januari 1942
General der Infanterie Joachim Witthöft 3 januari 1942 1 juli 1942
General der Infanterie Walter Weiß 1 juli 1942 10 februari 1943
Generalleutnant Karl Burdach 10 februari 1943 8 juni 1943
General der Infanterie Paul Völckers 8 juni 1943 21 oktober 1943
Generalleutnant Vincenz Müller 21 oktober 1943 26 oktober 1943
General der Infanterie Paul Völckers 26 oktober 1943 5 juli 1944
General der Infanterie Hellmuth Prieß 27 juli 1944 21 oktober 1944
onbekend onbekend 21 oktober 1944 26 oktober 1944
General der Artillerie Maximilian Felzmann 26 oktober 1944 14 april 1945
General der Infanterie Walter Hörnlein 15 april 1945 4 mei 1945

Generalleutnant von Gablenz en Generalleutnant Müller hadden tijdelijk bevel: “m.st.F.b.”.
General Völckers belandde op 9 juli 1944 in Sovjet krijgsgevangenschap.