Naar inhoud springen

Adriaen Valerius

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door BotteHarry (overleg | bijdragen) op 9 jan 2014 om 14:01. (te veel uitweiding, staat al op een ander lemma)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Adrianus Valerius, gelatiniseerde versie van Adriaen Valéry, ook Adriaen Valerius (Middelburg tussen 1570 en 1575 - Veere op 27 januari 1625) was een Nederlandse dichter en componist. Valerius kennen we tegenwoordig het best dankzij zijn gedichten over het land- en burgerleven en zijn geuzenliederen die verhalen over de Tachtigjarige Oorlog.

Adriaen Valerius, Neder-landtsche gedenck-clanck, uitgegeven in Haarlem door de erfgenamen van Valerius in 1626

De ambtenaar en mandaathouder

Valerius werd geboren als zoon van de uit Frankrijk afkomstige François Valéry, een welgestelde notaris en douaneambtenaar die in 1592 een betrekking werd verleend als gerechtelijke klerk bij Pieter van Reigersbergh, burgemeester van de stad Veere in Zeeland. Zes jaar later wordt Adriaen Valerius benoemd tot douane- en tolcontroleur van Veere, wat het begin markeert van een briljante loopbaan als burger en patriciër in deze stad. Na zijn huwelijk met de dochter van de burgemeester in 1605, promoveerde hij tot belastingontvanger. Later werd hij lid van de gemeenteraad en burgemeester van Veere.

Nederlandtsche gedenck-clanck

Als niet geheel onverdienstelijk presterende dichter droeg Valerius met anderen bij tot de belangrijke bundel, de Zeeusche Nachtegael, die in 1623 is uitgegeven.

Zijn belangrijkste werk is evenwel de verzameling geuzenliederen, met melodische notatie, gepubliceerd in zijn Nederlandtsche gedenck-clanck, die handelen over de Tachtigjarige Oorlog. Die oorlog liep van 1568 tot 1648 en Valerius geeft derhalve de stand van zaken tot kort voor zijn overlijden, aangezien de bundel een jaar later, in Haarlem in 1626 verschijnt door de goede zorgen van zijn zoon François. Doordrongen van de calvinistische moraal en van een chiliastische levensbeschouwing, was het een bij uitstek militant anti-katholiek en anti-Spaans pamflet. De bundel bevat het verhaal van de opstand, aangevuld met, naast de enkele door hem bewerkte geuzenliederen, voornamelijk zelf gedichte liederen. De liederen, steeds gedicht op bestaande maar door Valerius soms aangepaste en voorts zelfs van een versie in tabulatuur voor luit en citer voorziene melodieën, beleefden een kortstondige populariteit maar raakten daarna in de vergetelheid, om vanaf het einde van de 19e eeuw weer geliefd te worden als vaderlandse liederen. Het allerbekendste lied uit de bundel is het Wilhelmus, dat een ouder geuzenlied is waarvan de oorsprong tot het begin van de opstand teruggaat. Het zou uitgroeien tot het nationale volkslied van Nederland en zou daarmee het oudste officiële of officieuze volkslied van een in de Verenigde Naties vertegenwoordigde staat zijn. Voorts zijn onder meer Merck toch hoe sterck en Waer dat men sich al keerd of wend nog heden ten dage goed bekend. De melodieën haalde Valerius uit het toen in omloop zijnde populaire repertoire van Nederlandse liederen maar ook van liederen en dansen van Engelse, Franse, Italiaanse, Duitse en zelfs Spaanse oorsprong.

Populariteit van Valerius’ Gedenck-Clanck in de Nederlanden

Valerius’ Gedenck-clanck belandde kort na de verschijning in de vergetelheid tot het nationalistische reveil van de 19e eeuw er weer aandacht aan schonk. Valerius' geschiedkundige betekenis ligt niet in de eerste plaats in zijn dichterlijke kwaliteiten, die tegenwoordig als gekunsteld worden ingeschat, noch in het oorspronkelijke karakter van een werk dat als een afgeleide van een stilistische canon wordt ingeschat. Veeleer is zijn bundel de spiegel van zijn tijd en van de toenmalige zeden. De bundel is doordrongen van een uitgesproken vaderlandslievend Nederlands identitair gevoel; het maakt zijn werk tot een favoriet symbool in troebele tijden, bijvoorbeeld tijdens de Duitse bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog, wanneer het door het verzet wordt geadopteerd.

Verschillende liederen uit Valerius’ Gedenck-Clanck werden opgenomen in de populaire liedbundel Kun je nog zingen, zing dan mee. Hierin staan onder meer de liederen 'Al uwe boos' aneslagen', 'Geluckig is het Land, Dat God de Heer beschermt', 'G'lijck den grooten rapsack vloot den Speck verbaest', 'Heer, die uw tent in de hemelen spreidt', 'Laet sang en spel, tambour en fluyt nu klinken tot Gods eer', 'Merck toch hoe sterck', 'O Nederland! let op u seak', 'Stort tranen uyt, schreyt luyde', 'Waer dat men sich al keerd of wend' en 'Wilt heden nu treden voor God den Heere'.

Populariteit van Valerius’ Gedenck-Clanck in den vreemde

“Erfolg”[1] in Duitsland

Onder de keizer

De populariteit van Valerius’ bundel in Duitsland verdient enige aandacht. Wilt heden nu treden voor God, den Here werd, vooral door de persoonlijke inzet van keizer Wilhelm II. gauw geliefd in de Duitse vertaling van Josef Weyl (1821-1895) en de bewerking van de Weense componist Eduard Kremser (1838-1914) als Wir treten zum Beten vor Gott, den Gerechten. Wir treten zum Beten (in het Engels bekend als "We Gather Together") of Altniederländisches Dankgebet (Oud-Nederlands dankgebed), werd een machtig symbool van het verbond tussen troon en altaar in de Duitse burgerlijke godsdienstbeleving, toonbeeld van de Thron und Altar-Zivilreligion van het keizerrijk tot 1918. Het lied werd opgenomen in de Großer Zapfenstreich en vaak gespeeld naar aanleiding van gebeurtenissen met een bijzonder karakter.

Onder de kiezer van 1933

Onder het nationaalsocialisme werd het lied bewust bij massavertoningen ingezet, om ze een waardevolle gewijde stemming te verlenen en de vermeend door God gewilde continuïteit van het Derde Rijk als voortzetting van het Duitse Rijk te verklanken. Zo bijvoorbeeld op 9 april 1938 in aansluiting op de toespraak van Adolf Hitler in Wenen: Danach Niederländisches Dankgebet, gesungen vom Wiener Männergesangsverein. Die Nation singt mit. Bei der dritten Strophe läuten alle Glocken der Kirchen im Reichsgebiet (“Daarna het Nederlandse dankgebed, gezongen door de Weense mannenzangvereniging. De natie zingt mee. Bij de derde strofe luiden alle kerkklokken in het Rijk“).

Gott, der Gerechte werd een metafoor voor de „Vorsehung“ (voorzienigheid), en het lied fungeerde als opstekertje. In die hoedanigheid is het te horen, onder meer in de film "Fridericus Rex" en "Kolberg" (1944) evenals in Joseph Vilsmaiers "Stalingrad" (1994).

Succes in Angelsaksische landen

Ook in Engeland en de Verenigde Staten had Wilt heden nu treden sinds zijn herontdekking in de 19e eeuw gauw aanhangers gevonden. Hier ontwikkelde zich We gather together, de vertaling van Theodore Baker (1894), tot een vaste waarde in het liedrepertoire op Thanksgiving-dag. In 1902 maakte Julia Bulkley Cady Cory een nieuwe vertaling: We praise thee, o God, our Redeemer.

Is het lied vandaag de dag in Duitsland vanwege de recuperatie door het nationaalsocialisme beladen geraakt en, behalve in zijn zoals voorheen traditionele gebruik bij geloftes van het leger, nauwelijks nog bekend, dan kan men het heden ten dage in Amerika in tal van bewerkingen, onder andere door de Boston Pops, tijdens concerten op 4 juli of op Thanksgiving-dag nog horen.

De Gedenck-Clanck en het Liedboek voor de kerken

Naast wereldlijke liederen schreef en publiceerde Valerius ook verschillende christelijke gezangen, die nu nog in sommige Nederlandse kerken gezongen worden. In het Liedboek voor de Kerken zijn dit:

  • No 276: Als Godes Zoon, de heerser over al (op de wijs van "Wanneer ik slaap voel ik mijns levens vreugd")
  • No 320: Zingt een nieuw lied voor God de Here (op de wijs van "Komt nu met zang van zoete tonen")
  • No 411: Het Wilhelmus
  • No 412: O Heer, die daar des hemels tente spreidt *
  • No 413: De Heer in zijnen troon, zeer schoon (op de wijs van "De mei die komt ons bij zeer blij") *
  • No 414: Wilt heden nu treden voor God, den Here (op de wijs van "Wilder dan wild, wie zal mij temmen") *
  • No 415: Komt nu met zang van zoete tonen *
  • No 416: Gelukkig is het land *
  • No 417: Hoe groot, o Heer, en hoe vervaarlijk (op de wijs van "Zal ik nog lang met hete tranen") *
  • No 418: Here, kere van ons af (op de wijs van "Now, o now I needs must past") *

Met uitzondering van 417 verschenen alle liederen in de "Nederlandtsche gedenck-clanck". De gezangen gemarkeerd met een sterretje zijn door Valerius zelf geschreven.

Externe links