Naar inhoud springen

Ahomdynastie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Het insigne van de Ahomdynastie, Chum Phra Rung Seng Mung
Sukaphaa, stichter van de Ahomdynastie en eerste koning van het Koninkrijk Ahom, afgebeeld op een muurgravure in Goalpara Assam.

De Ahomdynastie (1228-1826) regeerde van 1228 tot 1822, en terug van 1833 tot 1838, bijna 598 jaar over het koninkrijk Ahom in het huidige Assam in India. De dynastie werd opgericht door Sukaphaa, een Shan-prins van Mong Mao (deel van Myanmar en van het huidige Yunnan in China) die naar Assam kwam na het oversteken van het Patkaigebergte. De heerschappij van deze dynastie eindigde met de Birmaanse invasie van Assam en de daaropvolgende annexatie door de Britse Oost-Indische Compagnie na het Verdrag van Yandabo in 1826.

In externe middeleeuwse kronieken werden de koningen van deze dynastie Asam Raja genoemd, terwijl de onderdanen van het koninkrijk hen Chaopha, of Swargadeo (in het Assamees) noemden.

Het ambt van Ahom-koning was uitsluitend voorbehouden aan de afstammelingen van de eerste koning Sukaphaa (1228-1268). De opvolging gebeurde door agnatisch eerstgeboorterecht.

De koning kon alleen worden benoemd met de instemming van de patra mantris (een raad van vijf ministers met functies aangeduid als Burhagohain, Borgohain, Borpatrogohain, Borbarua en Borphukan). Gedurende drie periodes in de 14e eeuw had het koninkrijk geen koningen wanneer er geen aanvaardbare kandidaten werden gevonden. De ministers konden onaanvaardbare koningen uit hun ambt zetten, en dit ging vaak gepaard met het executeren van de voormalige koning. In de 17e eeuw leidde een machtsstrijd en het toenemend aantal troonclaimers ertoe dat koningen snel na elkaar werden afgezet, die allemaal werden geëxecuteerd nadat de nieuwe koning was geïnstalleerd. Om dit bloedige einde te voorkomen werd een nieuwe regel ingevoerd tijdens het bewind van Sulikphaa Lora Roja (1679-1681): troonopeisers moesten onberispelijk, dit was lichamelijk ongeschonden, zijn.Dit betekende dat bedreigingen voor de troon konden worden verwijderd door alleen maar het oor van een ambitieuze prins af te snijden. Sukhrungphaa, ook gekend als Rudra Singha, die de plannen van zijn broer Lechai vermoedde, verminkte en verbande hem. De latere koningen en officieren maakten misbruik van de onberispelijke heerschappij, waardoor zwakke koningen werden aangesteld. Suklingphaa (2-jarig) en Purandar Singha (10-jarig en een van de laatste koningen van deze dynastie) kwamen aan het bewind omdat hun vaders verminkt waren.

De koningen van Ahom kregen een goddelijke oorsprong toegedicht. Volgens de Ahom traditie was Sukaphaa een afstammeling van Khunlung, de kleinzoon van de koning van de hemelen Leungdon, die uit de hemelen was neergedaald en Mong-Ri-Mong-Ram regeerde. Ze werden ook initieel begraven in moidams, koninklijke grafheuvels. Tijdens het bewind van Suhungmung (1497-1539), waarin de Hindoe-invloed toenam, werden de Ahom-koningen herleid tot de verbintenis van Indra (geïdentificeerd met Lengdon) en Syama (een vrouw van lage kaste), en werden ze uitgeroepen tot kshatriya. Suhungmung nam de titel Swarganarayan aan, en de latere koningen werden Swargadeo's genoemd (letterlijke betekenis: Heer van de Hemelen).

Koningen van de Ahomdynastie

[bewerken | brontekst bewerken]

Aangegeven staat de periode van hun koningsschap.

Volgnummer Koning Periode Einde koningsschap
1 Sukaphaa 1228–1268 natuurlijke dood
2 Suteuphaa 1268–1281 natuurlijke dood
3 Subinphaa 1281–1293 natuurlijke dood
4 Sukhaangphaa 1293–1332 natuurlijke dood
5 Sukhrangpha 1332–1364 natuurlijke dood
Interregnum 1364–1369
6 Sutuphaa 1369–1376 vermoord
Interregnum 1376–1380
7 Tyao Khamti 1380–1389 vermoord
Interregnum 1389–1397
8 Sudangphaa 1397–1407 natuurlijke dood
9 Sujangphaa 1407–1422 natuurlijke dood
10 Suphakphaa 1422–1439 natuurlijke dood
11 Susenphaa 1439–1488 natuurlijke dood
12 Suhenphaa 1488–1493 vermoord
13 Supimphaa 1493–1497 natuurlijke dood
14 Suhungmung 1497–1539 vermoord
15 Suklenmung 1539–1552 natuurlijke dood
16 Sukhaamphaa 1552–1603 natuurlijke dood
17 Susenghphaa 1603–1641 natuurlijke dood
18 Suramphaa 1641–1644 afgezet
19 Sutingphaa 1644–1648 afgezet
20 Sutamla 1648–1663 natuurlijke dood
21 Supangmung 1663–1670 natuurlijke dood
22 Sunyatphaa 1670–1672 afgezet
23 Suklamphaa 1672–1674 vergiftigd
24 Suhung 1674–1675 afgezet
25 Gobar Roja 1675–1675 afgezet
26 Sujinphaa 1675–1677 afgezet, zelfmoord
27 Sudoiphaa 1677–1679 afgezet, vermoord
28 Sulikphaa 1679–1681 afgezet, vermoord
29 Supatphaa 1681–1696 natuurlijke dood
30 Sukhrungphaa 1696–1714 natuurlijke dood
31 Sutanphaa 1714–1744 natuurlijke dood
32 Sunenphaa 1744–1751 natuurlijke dood
33 Suremphaa 1751–1769 natuurlijke dood
34 Sunyeophaa 1769–1780 natuurlijke dood
35 Suhitpangphaa 1780–1795 natuurlijke dood
36 Suklingphaa 1795–1811 natuurlijke dood, pokken
37 Sudingphaa (1) 1811–1818 afgezet
38 Purandar Singha (1) 1818–1819 afgezet
39 (37) Sudingphaa (2) 1819–1821 weggevlucht
40 Jogeswar Singha 1821–1822 uit functie gezet
Brits gezag 1822–1833
41 (38) Purandar Singha (2) 1833–1838 onder Brits gezag, afgezet