Naar inhoud springen

Albanese opstand (1833-1912)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Albanese opstand (1833-1912)
Onderdeel van Ottomaanse oorlogen in Europa
Illustratie van de Albanese rebellie uit 1911
Illustratie van de Albanese rebellie uit 1911
Datum 1833-1912
Locatie Ottomaanse Rijk (nu Albanië)
Resultaat Albanese overwinning
Territoriale
veranderingen
Stichting moderne Albanië
Strijdende partijen
Albanese rebellen Ottomaanse Rijk
Leiders en commandanten
Balil Nesho
Tafil Buzi
Zenel Gjoleka
Çelo Picari
Alush Frakulla
Hamza Kazazi
Haxhi Idrizi
Isa Boletini
Ded Gjo Luli
Sokol Baci
Pretash Zeka Ulaj
Mark Gjeloshi
Marash Pali
Gjin Pjetër Pervizi
Idriz Seferi
Prek Cali
Mehmet Shpendi
Ismail Qemali
Hasan Prishtina
Çerçiz Topulli
Mihal Grameno
Nexhip Draga
Bajram Curri
Riza bej Gjakova
Essad Pasha Toptani
Emin Pasha
Hafiz Pasha
Vasaf Efendi
Hayredin Pasha
Omar Pasha
Bib Doda Pasha
Ali Pasha
Omer Vrioni
Isuf Pasha
Ferid Vrioni
Ismail Pasha
Shahin Pasha
Mehmet Pasha
Hasan Pasha
Shefqet Pasha
Mehmet V Reşat

De Albanese opstand (1833-1912) verwijst naar een serie veldslagen op de Balkan uitgevochten tussen Albanese rebellen onder leiding van paramilitaire clanleiders en Ottomaanse strijdkrachten tijdens de Ottomaanse bezetting van Albanië. De rebellie duurde vanaf 1833 tot 1912. In november 1912 werd Albanië na 433 jaar Ottomaanse heerschappij onafhankelijk.

De opstanden waren het gevolg van de nationale ontwaking (Albanees: Rilindja Kombëtare) van de Albanezen. Een periode waarin vanaf de 19e eeuw het Albanees nationalisme werd gesticht en de Albanezen op de Balkan naar een eigen culturele, sociale en politieke natiestaat streefden.[1]

Zie Albanees-Ottomaanse Oorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Nadat het middeleeuws Albanië na een jarenlange oorlog in 1479 werd veroverd door de Ottomaanse sultans, zou Albanië vanaf dat jaar tot en met 1912 deel uitmaken van het Ottomaanse Rijk. De Albanezen kenden gedurende deze periode van 433 jaar geen eigen onafhankelijke staat maar slechts enkele autonome vorstendommen als vazal onder de Ottomaanse heerschappij.

De regering van Albanië na de onafhankelijkheid.
Zie Voorlopige regering van Albanië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de 18e en 19e eeuw verzwakte het Ottomaanse Rijk, in deze periode riepen onder anderen Servië, Bosnië en Griekenland al onafhankelijkheid uit. De Albanezen streefden ook naar een eigen onafhankelijke staat. De grootste redenen hiervoor waren de wetten die de Jonge Turken hadden ingevoerd, die nadelig waren voor de Albanese bevolking. Zo kregen de Albanezen belastingverhogingen, dienstplicht in het Ottomaanse leger en werden de Albanezen ontwapend.

De Albanezen creëerden guerrillabewegingen aan het einde van de 18e eeuw, waar het moderne Albanese nationalisme van afstamt. Echter, de eerste grote Albanese opstand ontstond in 1910, gesteund door Bulgarije en Montenegro. Dit zou een tweeweekse conflict worden waarna de Ottomanen de controle terug kregen. In deze periode sprak de latere stichter van het moderne Albanië, politicus Ismail Qemali, in het Ottomaanse parlement over de rechten van de Albanezen, die in hun ogen minimaal waren. Hasan Prishtina, eveneens een politicus, en tegenstander van de Jong Turken waarschuwde hen al voor een toekomstig onafhankelijk Albanië. Ondertussen creëerde Isa Boletini, een Albanese nationalist uit Kosovo, een paramilitaire groepering die met wapens een eigen Albanese staat zouden opeisen. Na een maandenlang gewapend conflict zou Albanië in november 1912 haar onafhankelijkheid uitroepen.

Isa Boletini en Ismail Qemali, de belangrijkste figuren van de Albanese onafhankelijkheid.

Ismail Qemali en Hasan Prishtina, twee liberale grondbezitters, vormden het eerste bestuur van Albanië. Op 28 november 1912 werd Qemali voorzitter van het Voorlopige Parlement en daarmee in feite staatshoofd. Albanië werd na druk van Oostenrijk-Hongarije en Italië door de internationale gemeenschap erkend.