Naar inhoud springen

Bryocoris pteridis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door BKannen (overleg | bijdragen) op 11 feb 2020 om 12:29.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Bryocoris pteridis
(langvleugelig)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Hemiptera (Halfvleugeligen)
Onderorde:Heteroptera (Wantsen)
Familie:Miridae (Blindwantsen)
Geslacht:Bryocoris
Fallén, 1829
Soort
Bryocoris pteridis
(Fallén, 1807)
nimf
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Bryocoris pteridis op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

De donkerkoppige varenblindwants (Bryocoris pteridis) is een wants uit de familie van de blindwantsen (Miridae). De soort werd het eerst wetenschappelijk beschreven door Carl Fredrik Fallén in 1807.

Uiterlijk

De tamelijk ovale wants wordt zowel brachypteer (kortvleugelig) als macropteer (langvleugelig) gevonden. De langvleugelige variant kan 3 tot 4 mm lang worden en de kortvleugelige blijft kleiner, 2 tot 3 mm. Het lichaam van de kortvleugelige variant is bruin met een donkerbruin of zwart scutellum en een fijne lichte beharing. De kop is donker bruin met zwart of geheel zwart. Het achterlichaam steekt onder de vleugels uit. De langvleugelige versie is langwerpiger en heeft een geheel zwarte kop en een zwart borststuk en scutellum. De punten van de vleugels (cuneus) zijn wit met zwarte binnenrand, de rest van de vleugels zijn licht met donkerbruin. De pootjes zijn geel van kleur met uitzondering van een klein gedeelte van de tarsi dat bruin is. De eerste twee segmenten van de antennes zijn grotendeels geel en vanaf de top van het tweede segment is de rest zwart. De kortvleugelige vorm van Bryocoris pteridis lijkt erg op de Lichtkoppige varenblindwants (Monalocoris filicis), bij deze wants steekt het achterlijf echter niet onder de vleugels uit.

Leefwijze

De soort overwintert als eitje en vanaf mei tot oktober kunnen de volwassen wantsen waargenomen worden op niervarens (Dryopteris) en wijfjesvarens (Athyrium filix-femina). Vooral op de bladeren met sporangiën. Er is een enkele generatie per jaar, hoewel en aan het eind van het jaar soms nog nimfen gevonden worden. Dat suggereert dat er op z'n minst in sommige gevallen een tweede generatie kan zijn.

Leefgebied

In Nederland is de soort algemeen in schaduwrijke bossen met veel varens. Het verspreidingsgebied is Palearctisch van Europa tot in het Verre Oosten.

Externe link

  • Kaarten met waarnemingen: