Naar inhoud springen

Eddie Lockjaw Davis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Machaerus (overleg | bijdragen) op 31 jul 2019 om 14:51. (afb)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Eddie Lockjaw Davis
Harry Davidson en Eddie Davis
Harry Davidson en Eddie Davis
Algemene informatie
Volledige naam Edward Davis
Geboren New York, 2 maart 1922
Geboorteplaats New YorkBewerken op Wikidata
Overleden Culver City, 3 november 1986
Overlijdensplaats Culver CityBewerken op Wikidata
Land Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Werk
Genre(s) Jazz
Beroep Muzikant, componist
Instrument(en) Tenorsaxofoon
(en) AllMusic-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Eddie Lockjaw Davis, geboren als Edward Davis (New York, 2 maart 1922 - Culver City, 3 november 1986), was een Amerikaanse jazz-tenorsaxofonist en componist.

Carrière

Jaren 40

Eerst speelde Davis, die zich door middel van noten en een instrument uit de lommerd het spelen zelf had bijgebracht en al acht maanden later zijn eerste verbintenis had, van 1942 tot 1944 bij Cootie Williams, daarna bij Lucky Millinder, in Louis Armstrong laatste bigband en in 1945/46 bij Andy Kirk. Bovendien werkte hij aan de sessies van bop-muzikanten in het Uptown House van Clark Monroe, speelde hij met Roy Eldridge, Ace Harris, Gerald Wilson en bij Billie Holiday, die hem in 1946 uitkoos in haar droomband voor het Esquire Jazz Book.

In 1946 formeerde hij zijn eigen r&b-gekenmerkte band en maakte hij zijn opnamedebuut. Uit deze periode is ook zijn bijnaam afkomstig. Met zijn combo vormde hij de huisband in het Minton's Playhouse en trad hij bovendien op in het Royal Roost. Tijdens deze periode werkte hij samen met Tadd Dameron en de vroeg overleden trompettist Fats Navarro.

Jaren 50

Sinds 1952 was hij werkzaam bij Count Basie als saxofonist, nu en dan ook als manager van de Basie Band. Hij keerde in 1957, 1964/65, 1966 en van 1967 tot 1973 terug in diens orkest. Tussen 1955 en 1960 hield hij een vast trio in stand, waarbij onder andere de organiste Shirley Scott behoorde en dat optrad in het lokaal van Count Basie in Harlem. Voor zijn toenmalige albums voor Prestige Records werd het trio met verdere muzikanten uitgebreid met George Duvivier (bas) en Jerome Richardson (fluit).

Jaren 60

Begin jaren 60 maakten zijn ontstane albums zoals Jawbreakers (1962) met Harry "Sweets" Edison grote indruk. In 1960 had Davis de mogelijkheid om een bigband samen te stellen voor Trane Whistle, waarin onder andere Clark Terry, Melba Liston, Eric Dolphy en Jimmy Cleveland speelden. De arrangementen waren van Oliver Nelson, die ook de meeste composities schreef, waaronder zijn beroemde Stolen Moments in een eerste versie. In hetzelfde jaar ontstond samen met zijn grote voorbeeld Coleman Hawkins het album Night Hawk.

In 1961 werkte hij mee aan het album Carmen McRae Sings Lover Man and Other Billie Holiday Classics. Met zijn prestige-reeks The Eddie Lockjaw Davis Showcase zette hij zich in voor het stimuleren van nauwelijks bekende talenten. Aldus begeleidde hij met zijn band blueszangers als Al Smith en Milfred Anderson, die beiden nooit zijn doorgebroken.

Tussen 1960 en 1962 leidde hij samen met de tenorcollega Johnny Griffin een bij jazzvrienden populair kwintet met Junior Mance, Larry Gales en Ben Riley, dat meerdere platen opnam en later meerdere her-verenigingen beleefde. Daarna werkte hij in 1963/64 tijdelijk als muziekagent. Buiten het kwintet experimenteerde Davis met latin jazz met onder andere Clark Terry en Ernie Royal.

Jaren 70 en 80

Hij keerde weer terug bij Basie en speelde in de Kenny Clarke/Francy Boland Big Band. Ook had hij bands met Roy Eldridge (1974) en Harry "Sweets" Edison (1975-1982). Tijdens deze periode was hij verbonden aan Pablo Records van Norman Granz en trad hij op met Zoot Sims, Tommy Flanagan, Oscar Peterson, Ella Fitzgerald, Dizzy Gillespie en Milt Jackson in de door Granz samengestelde allstar-formaties, zo ook in 1977 op het Montreux Jazz Festival. Tot de hoogtepunten van de discografie van de latere Davis behoorde het album Staight Ahead.

Davis werkte ook vanaf de jaren 70 vaak samen met Europese muzikanten, waaronder Niels-Henning Ørsted Pedersen, Georges Arvanitas, Alex Riel, Isla Eckinger en Jesper Lundgaard. Van 1974 tot 1985 was hij regelmatig te gast in de Weense jazzclub Jazzland, waar hij in twaalf jaar in totaal 18 weken optrad met Oostenrijkse jazzmuzikanten. In 1982 speelde hij met het Michael Starch Trio en Karl Ratzer het album Land of Dreams in. In 1982 was hij te gast in een Battle of the Saxes op het Jazzfest Berlin. In 1983 kwam het tot een laatste reünie met Basie in de formatie The Kansas City Seven.

Als een van zijn laatste onderscheidingen kreeg hij in 1986 de Lifetime Achievement Award van de Los Angeles Jazz Society. Tot zijn talrijke composities behoort Hey Lock!, Foxy, Three Deuces en Very Saxy.

Stijl

Lockjaw Davis speelde een robuuste en volumineuze tenor. Gezien zijn krachtig geluid ontwikkelde hij een individuele en niet te imiteren stijl, die zich onderscheidde door eigenzinnige wendingen en een expressieve frasering. Kenmerken waren zijn extraverte, robuuste spel met knorrende, treurige, echter briljante klanken.

Met al zijn met blues en gospel verzadigde opnamen had Davis zich al tijdens de jaren 50 op een vergelijkbare lijn bevonden als de hardbop-muzikanten. Daarbij benaderde zijn spel een zelfstandig alternatief tot de door modernisten als Sonny Rollins en John Coltrane bepaalde trends.

Discografie