Frederika Dorothea Sophia van Brandenburg-Schwedt

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Frederika Dorothea Sophia van Brandenburg-Schwedt.

Frederika Dorothea Sophia van Brandenburg-Schwedt (Schwedt, 18 december 1736Stuttgart, 9 maart 1798) was van 1795 tot 1797 hertogin van Württemberg. Ze behoorde tot het huis Hohenzollern.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Frederika Dorothea Sophia was een dochter van markgraaf Frederik Willem van Brandenburg-Schwedt uit diens huwelijk met Sophia Dorothea, dochter van koning Frederik Willem I van Pruisen.

Op 29 november 1753 huwde ze met prins Frederik Eugenius van Württemberg (1732-1797). Na hun huwelijk leefde het echtpaar in Treptow an der Rega, waar ze een residentie van cultureel belang uitbouwen. Vanaf 1769 leefden Frederika, haar echtgenoot en kinderen in het graafschap Montbéliard, ten westen van de Rijn. In 1792 vertrokken ze daar vanwege de dreiging van de Franse Revolutie.

Frederika werd als geestrijk en hartelijk omschreven. Terwijl zijzelf het gereformeerd protestantisme aanhing, was haar echtgenoot rooms-katholiek. De kinderen werden dan weer luthers opgevoed, aangezien de Württembergse Staten eveneens luthers waren. Dit was ook een voorwaarde die haar oom, koning Frederik II van Pruisen, had opgelegd in het huwelijksverdrag van Frederika en haar echtgenoot.

In 1795 werd Frederika hertogin van Württemberg, nadat haar echtgenoot dit hertogdom had geërfd van zijn broer Lodewijk Eugenius. Ze bleef dit ruim twee jaar, totdat Frederik Eugenius in december 1797 overleed. Frederika zelf stierf enkele maanden later, in maart 1798.

Huwelijk en nakomelingen[bewerken | brontekst bewerken]

Frederika en haar echtgenoot Frederik Eugenius kregen twaalf kinderen: