Gebruiker:Anke visser/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie



Iet van Dijk, kinderarts en verzetsvrouw

Ida Jetskalina van Dijk (Winschoten op 18 oktober 1919- Amsterdam 4 september 1973) studente medicijnen en verzetsvrouw tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Als 'veldwerkster' van de Amsterdamse Studenten Groep brengt zij Joodse kinderen naar onderduikadressen. Deze vorm van humanitair verzet wordt in latere bronnen aangeduid als 'het kinderwerk'

'Humoristisch, voor de duvel niet bang, klein van stuk en vol van opinies', zo typeert Piet Meerburg, leider van Iet's verzetsgroep, haar. (Flim, 2012)


Jeugd en opleiding

Ida Jetskalina van Dijk, roepnaam Iet, wordt geboren in Winschoten op 18 oktober 1919 als tweede kind van Ir. Jan Johannes Mattheus van Dijk en Anne Stikker. Iet heeft een oudere broer Bert Johannes.

In 1925 vetrekken Jan en Anna met hun kinderen Bert en Iet naar Nederlands Indië.

Het gezin vestigt zich in Medan waar Iet's vader werkzaam is bij de Handelsvereniging Amsterdam (HVA).

Iet's moeder is lerares op de huishoudschool en actief in het Nederlandse verenigingsleven.

Het gezin maakt in 1935 een Grand Tour waarbij verschillende Europese hoofdsteden worden aangedaan.

Een gedegen opleiding wordt belangrijk gevonden in het gezin Van Dijk-Stikker.

Iet's grootmoeder van vaderskant is een van de eerste gediplomeerde onderwijzeressen in Groningen.

Na één jaar kweekschool reist Iet In 1937 terug naar Nederland. Iet's ouders blijven in Indië.

De Studentenalmanak van de Gemeente Universiteit van Amsterdam vermeldt dat zij per september 1937 de studie medicijnen volgt..

Haar broer is al eerder gestart met een studie Rechten aan de Universiteit van Leiden.

Iet wordt actief lid van de Algemene Vrouwelijke Studenten Vereniging (AVSV) waar ze bevriend raakt met Hansje van Loghem.


verzetswerk in WOII

In 1941 worden de studentenverenigingen opgeheven uit protest tegen de door de Nazi-bezetter opgelegde uitsluiting van Joodse studenten. Dispuutshuizen worden alternatieve ontmoetingsplaatsen.

Na de eerste grote razzia in Amsterdam van 14 juli 1942, zwerft een aantal Joodse kinderen alleen over straat. De Utrechtse studente Ad Groenendijk neemt een tiental mee naar haar studentenhuis en brengt ze vervolgens onder bij bevriende families, onder andere in het ouderlijk huis van Jan Meulenbelt. Jan Meulebelt benadert daarop collega-studenten voor het realiseren van een structurele oplossing en richt daartoe samen met Rut Matthijsen het Utrechts Kindercomité op. Jan Meulebelt legt contact met Jur Haak, wiskundestudent woonachtig in Amsterdam. Joodse families werden namelijk door de bezetter gedwongen naar Amsterdam te verhuizen. Jur betrekt zijn zus Tineke Haak die een opleiding maatschappelijk werk volgt. Tineke benadert haar vriend van het Amsterdams Montessori Lyceum Wouter van Zeytveld die weer rechtenstudent Piet Meerburg inschakelt. Piet Meerburg is lid van het (oorspronkelijk Joodse) dispuut D.I.D.O en al enige tijd actief in het Amsterdams Studenten Verzet als Piet van Doorn. Piet Meerburg vormt samen met Wouter van Zeytveld en een kern van zes vrouwelijke studenten de Amsterdamse Studenten Groep ook wel bekend als de Meerburg Groep of de Van Doorn Groep. Piet's verloofde Hansje van Loghem heeft haar vriendin Iet ingeschakeld voor de ASG, naast hun andere huisgenoten op de Rubensstraat 32: rechtenstudente Gisela Söhnlein, Mieke Mees en Alice Brunner, beiden studentes medicijnen. Hansje, Iet , Gisela, Mieke en Alice wonen in dit dispuutshuis van E.O.O.S. tegenover het SD-hoofdkwartier aan de Euterpestraat en zien dagelijks het geweld waar Joodse landgenoten aan bloot staan. Ook Tineke Haak wordt een van de ASG-kernleden. Het ouderlijk huis van Jur en Tineke aan de Lairessestraat is enige tijd 'het kantoor' van het kinderwerk tot de arrestatie van hun ouders in 1944 (zie hiervoor Jur Haak).

Piet Meerburg: 'Het probleem voor mannen was dat je als jongen van eenentwintig jaar buitengewoon kwetsbaar was. Je kon bij wijze van spreken uit de trein geplukt worden om in Duitsland te gaan werken. Dus wij konden heel moeilijk reizen. Bovendien was het vreemd zo'n jongen te zien rondlopen met kinderen en baby’s. Daarom deden Wouter en ik het werk achter de schermen, het organisatorische werk. We gingen wel naar Friesland en naar Limburg waar al onze contacten zaten, maar zo min mogelijk met kinderen. Dat deden de meisjes.' (De Groene, 1998).

De ASG richt zich eerst op 'het te vondeling leggen' van Joodse baby's, daartoe benaderd door kinderarts Hein Fiedeldij Dop. Piet Meerburg: 'Dat te vondeling leggen heeft overigens niet lang geduurd, want na drie maanden hadden de Duitsers het door en toen kon je geen baby’s meer op een stoep leggen.' (De Groene,1998)

Vanaf de zomer van 1942 werkt de ASG voor het laten onderduiken van Joodse kinderen nauw samen met het Utrechts Kindercomité. Gisela Söhnlein is tot haar arrestatie de contactpersoon met Utrecht. De eerste stop voor de onderduikertjes is meestal 'Kindjeshaven' de Utrechtse crèche van Trui van Lier en Jet Berdenis van Berlekom. Na verraad in 'het Utrechtse' in 1943, bouwt de ASG eigen netwerken op in Friesland en Limburg. Dan begint het systematisch wegsmokkelen van Joodse kinderen uit de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg. Walter_Susskind van de Joodse Raad, Henriëtte Pimentel directrice van de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg, enkele van haar kinderverzorgsters Sieny Kattenburg en Virrie Cohen en Johan van der Hulst, directeur Hervormde Kweekschool, zitten in het complot.

Van der Hulst: 'Maar ik heb het redden van die kinderen niet alleen gedaan hoor. De studenten van de Gemeentelijke Universiteit en de Utrechtse universiteit hebben samen met de kinderverzorgers en directrice Henriëtte Pimentel en Walter Süskind vanaf april 1943 via het schoolgebouw kinderen weggesmokkeld. Die meisjesstudenten waren zo brutaal als de beul. Nergens bang voor. De Duitsers hebben nooit ontdekt dat er zoveel kinderen verdwenen. Ook tijdens wandelingen werden ze weggesmokkeld. Dan zeiden ze dat ze met 32 kinderen gingen wandelen, maar dan waren het er 38. Zo konden ze er zes laten onderduiken.'. (Parool, 2015)

De blonde onderduikertjes gaan naar pleeggezinnen in Friesland, de donkere kinderen naar Limburg, zodat zij qua uiterlijk zo min mogelijk opvallen. Ruim honderd kinderen zijn door Iet naar onderduikgezinnen in Friesland gebracht. Meestal neemt ze de Lemmerboot over het IJsselmeer, soms gaat ze per trein. Mieke Mees begeleidt de kinderen naar Limburg. De kinderen worden voorzien van een 'Rotterdams certificaat' om aan te tonen dat zij overlevers zijn van het Bombardement op Rotterdamin de meidagen van 1940.

In de periode 1942- 1943 heeft de ASG naar schatting 300-400 Joodse kinderen uit de crèche gesmokkeld. In september 1943 worden de laatste crèchekinderen, het personeel en directrice Henriëtte Pimentel op transport gesteld via Westerbork naar vernietigingskampen. De Hollandse Schouwburg en de crèche aan de Plantage worden gesloten. De Duitse bezetter verklaart Amsterdam 'Judenrein'. Razzia van 29 september 1943

'De meisjes' van de ASG blijven ook na 29 september 1943 reizen. Ze bezoeken de pleeggezinnen in Friesland en Limburg maandelijks om hen te voorzien van geld en bonkaarten en om de kijken hoe de pleegkinderen het maken.

In de zomer van 1944 onderneemt Iet een actie met een ander karakter. Samen met Wouter haalt ze de Joodse baby Arthur Jacobs uit het Sint Elizabethgast in Haarlem. Kleine Arthur staat op de nominatie om met zijn moeder afgevoerd te worden. Ze zijn 'strafgevallen' omdat ze ondergedoken waren. Om Arthur's Joodse identiteit te maskeren geeft Iet hem bij de Burgerlijke Stand aan als haar eigen kind: Steven Johannes van Dijk. Steven's vader is onbekend. Door zichzelf te stigmatiseren als ongehuwde moeder is Steven/Arthur bij een Gestapo-inval in het huis van zijn pleegmoeder Marietje Bleekrode ongemoeid gelaten.

November 1944 maakt Iet samen met Mieke Mees de river-crossing van bezet noord-Nederland naar het bevrijde zuiden. Zij heeft een microfilm met de ontwerptekst 'Wetgeving oorlogspleegkinderen' bij zich, opgesteld door de samenwerkende ondergrondse groepen. De microfilm is bestemd voor de minister van Justitie die in Eindhoven resideert. Iet heeft de opdracht als officieel vertegenwoodigster van de ondergrondse, ook het Eindhovens comité voor het Joodse kind van deze ontwerptekst op de hoogte te stellen. Of en hoe zij deze vertegenwoordiging heeft ingevuld is onbekend. Dit wetsontwerp is opgesteld met een vooruitziende blik, want na de oorlog ontstaat een felle discussie over waar de onderduikkinderen heen moeten: bij hun pleegouders blijven of weer in Joodse kring opgenomen worden. De vers opgerichte Commissie oorlogspleegkinderen onder voorzitterschap van Gezina van der Molen geeft uitvoering aan de wettelijke regeling inzake de voogdij van oorlogswezen.


Kritische noot

In zijn publicaties schrijft Dr. L. de Jong 'het kinderwerk'' toe aan Gezina van der Molen en haar levensgezellin Mies Nolte. Dit is niet juist.

Naast het Utrechts kindercomité en de Meerburg-groep was in Amsterdam de Naamloze Vennootschap NV (verzetsgroep) actief om Joodse kinderen te redden.


na WOII

Na WOII spreekt Iet niet over haar verzetswerk.

In tegenstelling tot haar ASG-vrienden Tineke, Wim en Piet heeft Iet niet gewerkt voor het uitvoeringsbureau van de Commissie Oorlogspleegkinderen (OPK). Overigens houden genoemde drie de OPK na enkele maanden voor gezien. De touwtrekkerij rondom de kinderen en de strijdende religieuze kampen staan hen al snel tegen.

Iet blijft in zuid-Nederland tot juni 1945. Terug in Amsterdam trekt zij in bij Hansje en Piet in hun huis aan de Herengracht 91, daar bewoont ze de zolderverdieping. Ze studeert in 1946 af en werkt daarna in het Binnengasthuis. Ze specialiseert zich tot kinderarts en ze doet tropengeneeskunde in Leiden. In 1954 promoveert ze op hypersplenie bij kinderen. Na haar promotie vertrekt ze naar het ziekenhuis in Semarang./Indonesië waar ze aan de slag gaat als chef de clinique van de kinderafdeling. In 1958 wordt Iet, net als andere Nederlanders, door het regime gedwongen om Indonesië te verlaten.

Van 1958 tot haar overlijden in 1973 werkt ze als health officer van de World Health Organisation in verschillende landen in Zuidoost-Azië.

Bij een bezoek aan Nederland blijkt dat zij lijdt aan verwaarloosde hartproblemen. Een bypassoperatie brengt geen uitkomst. Iet overlijdt 4 september 1973 op 53-jarige leeftijd.

In 2019 ontvangt Iet van Dijk postuum de Yad Vashem-onderscheiding 'Rechtvaardigen onder de Volkeren'.


Bronnen

Onder de klok; georganiseerde hulp aan Joodse kinderen 1942-1945. Bert Jan Flim Uitgeverij Kok Kampen 2012

Johan van Hulst (104) redde honderden Joodse kinderen. Hanneloes Pen in Parool 11 juli 2015

Iet van Dijk. Onbekende Heldin. Irene Overduin in de Leeuwardercourant 25 april 2017.

Iet, Jan J.M. van Dijk, Uitgeverij Pharos 2018.

https://www.bibliotheek.nl/catalogus/titel.417546475.html/iet/ Biografie van de Amsterdamse medicijnenstudente Iet van Dijk (1919-1973) die actief was als verzetsstrijdster tijdens de Tweede Wereldoorlog en ruim honderd joodse kinderen in veiligheid bracht.

https://www.groene.nl/artikel/piet-meerburg-kinderredder-we-waren-eigenlijk-te-jong-om-te-beseffen-wat-we-deden

https://duitsverzet.wordpress.com/duits-verzet-en-nederland/korte-biografieen/curt-lowens-de-man-van-de-alter-egos/kinderwerk-hoe-ging-dat-en-wie-waren-de-verantwoordelijken/

Door het project Open Joodse huizen en Huizen van Verzet van het Amsterdams 4 en 5 mei comité, wordt regelmatig aandacht besteed aan 'het kinderwerk' dat begon in de driehoek Hollandsche Schouwburg

, de Crèche van en de Hervormde kweekschool aan de Plantage Middenlaan in Amsterdam. https://4en5meiamsterdam.nl/archief/

https://4en5meiamsterdam.nl/events/studentes-in-verzet/

https://www.verhalenoverdeoorlog.nl/nl/interviews/sieny-cohen-kattenburg

https://www.joodsamsterdam.nl/virrie-cohen/