Gebruiker:Arnaud1990/Bombardementen op Lübeck in Wereldoorlog II

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De Dom van Lübeck in brand na één van de bombardementen.
Ruïnes van de koopmanswijk ten westen van de Marienkirche

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Lübeck de eerste Duitse stad die op opmerkelijke wijze werd aangevallen door de Royal Air Force. De aanval in de nacht van 28 maart 1942 creëerde een vuurstorm die ernstige schade aanrichtte aan het historische centrum van de stad. Drie van de voornaamste kerken en grote delen van de bebouwing werden verwoest. Het bombardement leidde tot de Baedeker Blitz, een reeks van bombardementen op historische Britse steden.

Hoewel het een haven en thuis van verschillende rederijen was, was Lübeck ook een cultureel centrum en werd het maar licht verdedigd. Het bombardement volgde de Area Bombing Directive, een richtlijn uitgegeven op 14 februari 1942 die gevolgd moest worden door de RAF en haar toeliet om gebieden met burgerbevolking onder vuur te nemen.

Voornaamste bombardement[bewerken | brontekst bewerken]

Lübeck, een hanzestad en cultureel centrum aan de kust van de Oostzee, was makkelijk te vinden onder het licht van de volle maan tijdens de nacht van zaterdag 28 en zondag 29 maart 1942 (Palmzondag).[1] Door de rijp was er een duidelijk zicht en reflecteerde het maanlicht in het water van de Trave, het Elbe-Lübeckkanaal, de Wakenitz en de Lübeckerbocht. 234 Wellington en Stirling bommenwerpers lieten rond 400 ton explosieven, inclusief 25.000 brandbommen en een aantal landmijnen van 1,8 ton, vallen. De RAF Bomber Command verloor twaalf vliegtuigen bij de aanval.

Er was weinig verdediging, [2] met als gevolg dat sommige toestellen maar 600 meter hoog vlogen, hoewel de gemiddelde vlieghoogte iets boven de 3000 meter lag. De aanval vond plaats in drie golven, de eerste golf, die over Lübeck vloog rond 23:18, bestond uit toestellen met ervaren bemanningen en Gee navigatiesystemen (Lübeck lag buiten het bereik van Gee, maar was een hulpmiddel bij de voorbereidende navigatie). De aanval eindigde om 02:58 op zondagochtend. 191 bemanningen claimden succesvolle aanvallen.

Blockbusterbommen in de eerste golf van het bombardement openden de bakstenen en koperen daken van de gebouwen, de daaropvolgende brandbommen zetten deze in brand. 1468 (of 7,1%) van de gebouwen waren volledig verwoest, 2180 gebouwen (10,6%) werden ernstig beschadigd en 9103 gebouwen (44,3%) raakten licht beschadigd. In totaal raakten 62% van alle gebouwen in Lübeck betrokken bij het bombardement. Het bombardement was geconcentreerd op een strook van ongeveer 300 meter breed, van de dom van Lübeck tot de Sint-Petruskerk, het gemeentehuis en de Marienkirche. Ook was er een klein gebied beschadigd ten noorden van de Egidiuskerk. St. Lorenz, een woonwijk in het westen van de Holstentor, werd zwaar beschadigd. De Duitse politie meldde 301 doden, drie vermisten en 783 gewonden. Meer dan 15.000 mensen kwamen zonder thuis te staan. <ref name="Luebeckische_Geschichte" />

Arthur Harris, Air Officer Commanding Bomber Command, beschreef de stad als "meer gebouwd als een vuuraansteker dan als menselijk onderkomen". Hij schreef over het bombardement dat "[Lübeck] in de vlammen opging" omdat "het een gematigd grote stad was die van enig belang was als haven en met enkele onderzeeërbouwwerven er niet ver vandaan. Het was geen doelwit van vitaal belang, maar het leek me beter om een industrieel dorp van enig belang te verwoesten dan te falen in het verwoesten van een grote industriële stad." Hij beschrijft verder dat het verlies van 5,5% van de aanvallende kracht niet meer was dan te verwachten op een heldere, maanverlichte nacht, maar als dat verliespercentage enige tijd zou aanhouden, zou RAF Bomber Command niet in staat zijn om te "werken met de grootste intensiteit waartoe het in staat was". [3]

Bernt Notke's schilderij Totentanz (Dodendans)

Nasleep en vergelding[bewerken | brontekst bewerken]

De gesmolten klokken van de Marienkirche (Lübeck).

A.C. Grayling maakt in zijn boek Among the Dead Cities het punt dat wanneer het Area Bombing Directive werd uitgegeven aan de RAF op 14 februari 1942, er werd gefocust om het "moraal van de vijandelijke burgerbevolking te ondermijnen". Lübeck, met haar vele middeleeuwse houten gebouwen, werd gekozen omdat de "Air Staff [van de RAF] benieuwd was om te experimenteren met een techniek van bombarderen die een groot aantal brandbommen gebruikte" De RAF was er zich des te meer van bewust dat de techniek met een hoog aantal brandbommen een doeltreffende techniek was nadat steden als Coventry onderworpen waren aan dit soort aanvallen door de Luftwaffe in de Blitz.[4]:50–51Winston Churchill schreef een brief aan de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt om hem te informeren dat er de hele zomer soortgelijke aanvallen op "Coventry-schaal" zouden worden uitgevoerd. De Sovjetleider Joseph Stalin feliciteerde Churchill met het resultaat, sprak zijn tevredenheid uit over de "meedogenloze bombardementen" en sprak de hoop uit dat dergelijke aanvallen ernstige schade zouden toebrengen aan het Duitse publieke moreel - één van Churchills doelstellingen. Tussen 24 en 27 april 1942 werd een volgende reeks bombardementen op Rostock uitgevoerd, dit op dezelfde manier als de bombardementen op Lübeck.[5]

De Duitse autoriteiten zetten al snel een steunoperatie op poten voor de 25.000 mensen die dakloos waren geworden door het bombardement. De lokale afdeling van de NSV (Nationalsozialistische Volkswohlfahrt) opende voedingswinkels en deelde 1,8 miljoen sinaasappels, 10 ton appels, 40.000 broden, 16.000 eieren, 2268 kg boter, 3500 voedselblikken, 2800 dozen gerookte haring en 50 vaten zure haring. Hoewel aanzienlijke hoeveelheden luxegoederen als champagne, alcohol, chocolade, kledij en schoenen achtergehouden werden door beambten van de NSV. Een deel van hen werden gearresteerd en drie van hen werden in augustus 1942 geëxecuteerd om hun praktijken, een elftal anderen werden opgesloten.

De Nazi-leiders waren gealarmeerd en zagen de mogelijke impact van het bombardement op het moraal van de burgers onder ogen. Volgens Joseph Goebbels, de minister van propaganda, had de RAF de richtlijn dat haar opgelegd was, volbracht. Hij schreef het volgende in zijn dagboek "De schade is echt enorm, er is mij een nieuwsbericht over de verwoesting getoond. Het is verschrikkelijk. Eén kan goed inzien hoe zo een bombardement de bevolking treft." :101 Hij merkte op: "Godzijdank is het een Noord-Duitse bevolking, die over het algemeen veel taaier is dan de Duitsers in het zuiden of zuidoosten. We kunnen er niet omheen dat de Engelse luchtaanvallen in omvang en belang zijn toegenomen; als ze zo kunnen worden voortgezet, zouden ze mogelijk een demoraliserend effect op de bevolking kunnen hebben." Ondanks de angst van Goebbels hield het burgermoreel in Lübeck stand en was het effect op het economische leven in de stad eerder klein. [5] Om de schade die de aanval op het Duitse moreel had te helpen compenseren, lanceerde de Duitse hiërarchie op 23 april 1942 een veelbesproken aanval op Exeter, de eerste van de "Baedeker-aanvallen" .[6]

Haven van het Rode Kruis[bewerken | brontekst bewerken]

In 1944 verklaarden Eric Warburg, een liaisonofficier tussen de United States Army Air Forces en de RAF, en Zwitsers diplomaat Carl Jacob Burckhardt, als president van het Internationaal Comité van het Rode Kruis, de haven van Lübeck als een haven van het Rode Kruis om de geallieerde krijgsgevangenen te bevoorraden (dit onder de Geneefse Conventie). Die bevoorrading gebeurde met schepen met de Zweedse vlag die uit Göteborg kwamen, dit beschermde de stad tegen verdere bombardementen door de geallieerden. De post en het voedsel werden naar krijgsgevangenkampen in heel Duitsland gebracht onder toezicht van het Zweedse Rode Kruis en haar vicepresident Folke Bernadotte, die ook de leiding had over de Witte Bussen. (Bernadotte ontmoette Heinrich Himmler in Lübeck in de lente van 1945 toen hij zijn overgave aanbood aan de geallieerden).

Martelaren van Lübeck[bewerken | brontekst bewerken]

Een groep van drie katholieke geestelijken, Johannes Prassek, Eduard Müller en Hermann Lange, samen met een Evangelisch protestantse priester, Karl Friedrich Stellbrink, werd gearresteerd na het bombardement, berecht door het Volksgerichtshof en ter dood veroordeeld door onthoofding. Ze werden allemaal onthoofd op 10 november 1943, in de gevangenis van Hamburg in Holstenglacis. Stellbrink had het bombardement in de ochtend na het bombardement tijdens zijn preek op Palmzondag verklaard als een "godsoordeel". De bevoegden interpreteerden dit als een aanval op hun overheidssysteem wat zo het moraal ondermijnde en de vijand hielp. [7]

Film[bewerken | brontekst bewerken]

Het bombardement op de stad was het hoogtepunt van de Duitse film The Degenhardts uit 1944, geregisseerd door Werner Klingler . De film, met de thuisfrontactiviteiten van een gezin in Lübeck, probeerde de inval te gebruiken als morele rechtvaardiging voor aanhoudend verzet tegen de geallieerden.

Wederopbouw en herdenking[bewerken | brontekst bewerken]

De moeder van Joseph Krautwald

Het duurde tot 1948 om het meeste bouwafval en slooppuin te verwijderen, dit dankzij de oorlogse- en naoorlogse omstandigheden. [8] De overgebleven en herbouwde delen van de oude stad maken nu deel uit van het werelderfgoed . De klokken die gedeeltelijk gesmolten uit de brandende toren van de Marienkirche vielen, zijn in de zuidelijke toren achtergelaten als herinnering aan de gebeurtenis. (Zie hierboven) Aangezien de reconstructie van deze kerk prioriteit had, was de reconstructie van de dom pas in 1982 voltooid, de reconstructie van Sint-Petruskerk niet voor 1986.

Een ander gedenkteken voor de omgekomen of ontheemde mensen is gevonden in het Lübeck Ehrenfriedhof waar er een cenotaaf en gedenktekens voor de beide wereldoorlogen is. Het gedenkteken voor het bombardement op Lübeck is een standbeeld van de hand van Joseph Krautwald, die in de jaren 60 gevraagd werd een werk te maken dat de ervaringen van de slachtoffers weerspiegelt. Het standbeeld, met de naam Die Mutter (de moeder), is gebeeldhouwd uit coquina en toont een rouwende vrouw met twee kleine kinderen. Het is in het midden van een cirkel geplaatst en omringd door grafstenen van diegenen die die nacht zijn gestorven.[9]

Chronologie van luchtaanvallen op Lübeck[bewerken | brontekst bewerken]

  • 28/29 maart 1942: eerste en voornaamste RAF-bombardement, gevolgd door enkele kleine bombardementen in verband met het bombarderen van andere Noord-Duitse steden als doelwit.
  • 16 juli 1942: 21 Stirlings namen deel, slechts 8 toestellen meldden dat ze het hoofddoelwit gebombardeerd hadden, 2 toestellen gingen verloren. [10]
  • 24/25 juli 1943: Bombardement op Hamburg, 13 RAF-Mosquitos voerden afleidings- en hinderlijke aanvallen uit op Bremen, Kiel, Lübeck en Duisburg. [10]
  • 25 augustus 1944 (Eighth Air Force Mission 570): 81 B-24 bommenwerpers bombardeerden fabrieken die vliegtuigonderdelen maakten, een wapenfabriek en een staalfabriek [11] in Lübeck [12] - lokale bronnen meldden 110 doden, waaronder 39 Zwangsarbeiter (dwangarbeiders). [13]
  • 15/16 september 1944: afleidingsaanval door 9 RAF-Mosquitos. De belangrijkste aanval was op Kiel, terwijl andere steden werden getroffen door afleidingsaanvallen.
  • 2/3 april 1945: trainingsaanval door één RAF-vliegtuig.
  • Op 3 mei 1945 voerde de USAAF Ninth Air Force tijdens een tactische, gewapende verkenning uit rond Kiel en Lübeck. A-26 Invaders raakten schepen in het gebied rond Kiel-Lübeck.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

Voetnoten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Het bombardement wordt lokaal herdacht op Palmzondag, niet op de exacte kalenderdag ervan. Palmzondag is traditioneel de dag van het vormsel.
  2. Vijf zware en vier lichte luchtafweerbatterijen.
  3. Harris, Arthur (1947); Bomber Offensive, Pen & Swords, (Paperback 2005), ISBN 1-84415-210-3; p. 105
  4. Eerste voetnoot.
  5. a b Boog, p. 566
  6. Grayling, A. C. (2006), Among the dead cities. Bloomsbury. ISBN 0-7475-7671-8. .
  7. "Ihr Blut floss ineinander" (in het Duits)
  8. Geschatte hoeveelheid van 700.000 m³; tegen het einde van 1948 was er nog steeds rond de 100.000 m³ over.
  9. Brochure van Lübeck, Departement: Planning en bouwen, Nr. 103, p. 36, januari 2010
  10. a b Royal Air Force Bomber Command 60th Anniversary Campaign Diary: July 1942. Gearchiveerd op 11 juni 2007.
  11. Angriffsschlußbericht über den Luftangriff auf Lübeck am 25.08.1944 ("Laatste aanvalsrapport over de luchtaanval op Lübeck op 25 augustus 1944" retrieved 4 February 2013
  12. Combat Chronology of the US Army Air Forces:August 1944, Jack McKillop's Combat Chronology of World War II. Geraadpleegd 15 februari 2009
  13. Helmut von der Lippe:1939-1949 Zeitzeugen berichten: so haben wir es erlebt. Lübecker Nachrichten, Lübeck 1989, p. 24.