Gebruiker:Bic/Zandbak/Kaufmann's Huidenhandel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kaufmann’s Huidenhandel NV
Gebouw Kaufmann's Huidenhandel
Oprichting 1916
Opheffing 1991
Oorzaak einde faillissement
Sleutelfiguren Carl Kaufmann
Land Vlag van Nederland Nederland
Hoofdkantoor Westzeedijk 521-523, Rotterdam
Producten huiden
Portaal  Portaalicoon   Economie

Kaufmann’s Huidenhandel NV was in de eerste helft van de 20e eeuw de grootste huidenhandel van Nederland. Het bedrijf was gevestigd in een speciaal daarvoor gebouwd pand aan de Westzeedijk te Rotterdam. Een faillissement betekende in 1991 het einde van de onderneming.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De leerindustrie[bewerken | brontekst bewerken]

De leerindustrie, dat wil zeggen het produceren van leer en het verwerken daarvan in schoenen en lederwaren, was in Nederland - net als elders in Europa - van oudsher een Joodse bedrijvigheid. Dit kwam vooral door de lage status van het beroep van leerlooier. Dat was vies en zwaar werk en niet ongevaarlijk vanwege de kans op een dodelijke miltvuurbesmetting. Ook was de stank, ook in de omgeving, vaak ondraaglijk. Huidenhandelaren, looiers en schoenmakers waren nauw met elkaar verbonden; vaak zelfs verenigd in hetzelfde gilde. De Joodse dominantie bleef bestaan bij de toenemende mechanisatie van de leerverwerking en het ontstaan van grote fabrieken, zoals De Amstel (1913, Waalwijk) en Lederfabriek Oisterwijk (1920, Oisterwijk). Met de Tweede Wereldoorlog kwam aan deze situatie een einde.[1][2]

Familie Kaufmann[bewerken | brontekst bewerken]

Portret van Carl Kaufmann, voorzitter van de Rotterdamsche Huiden- en Lederbeurs

Salomon Gottschalk Kaufmann (1819-1893) was de naamgever van de firma S.G. Kaufmann. Met zijn echtgenote Amalia Dannenberg (1830-1894) kreeg hij zeven kinderen, waarvan de beide zonen Carl (1868-1938) en Gustav Uva (1860-1942) hem opvolgden in het bedrijf. Carl was degene die in eerste instantie de activiteiten in Nederland leidde. Hij was een zeer gezien man en vervulde onder meer het voorzitterschap van de vereniging "De Nederlandsche Huiden- en Lederbeurzen" te Rotterdam en was bestuurslid van het Joodse Weeshuis.

Carl Kaufmann was getrouwd met Alice Kaufmann (1875-1919) met wie hij drie kinderen kreeg: George S. Kaufmann (1898-1971), Amalie Kaufmann (1900-1948) en Hans Gustav Kaufmann (1904-1970). Het gezin woonde in Rotterdam achtereenvolgens op de adressen Ruigeplaatweg 41, Mathenesserlaan 167 en Heemraadsingel 149. Gustav Uva was getrouwd met Johanna Hanus Salomon (1865-1920). Zij kregen ook drie kinderen: Else Kaufmann (1887-1945), Herman Kaufmann (1890-1954) en Leo Kadman (1895-1963). Dit gezin woonde in Rotterdam op de Heemraadsingel, eerst op nummer 149, daarna op 83.

Hans Gustav Kaufmann werd op 23 oktober 1904 in Mühlheim geboren en trouwde op 16 februari 1932 met Alice Germaine Wolff (Amsterdam, 28 juni 1911). Zij hadden drie kinderen waaronder Carla Ellen (Rotterdam, 15 februari 1933) en Peter Gerard (Rotterdam, 28 september 1936), die uiteindelijk als laatste actief zou zijn in het familiebedrijf. Vader werd genaturaliseerd op 22 juli 1927. Hans Gustav was adjunct-directeur van Huidenhandel Kaufmann. Het gezin woonde op Heemraadssingel 83.[3]

Kaufmann's Huidenhandel[bewerken | brontekst bewerken]

Advertentie S.G. Kaufmann

Kaufmann’s Huidenhandel begon in 1900 in Amsterdam als een filiaal van de Duitse firma S.G. Kaufmann uit Mülheim an der Ruhr, maar werd al na een jaar overgeplaatst naar de Fabriekskade[4] 4-5 in Rotterdam. In 1910 volgde de verhuizing naar een nieuw pand aan de Ruigeplaatweg[5] en in 1916 werd het filiaal omgedoopt tot Kaufmann’s Huidenhandel NV en werd daarmee een Nederlandse onderneming. De huidenhandel was tot de Tweede Wereldoorlog grotendeels in Joodse handen. Kaufmann's Huidenhandel was de grootste handelaar in huiden. Drie van de vier grootste huidennhandelaren waren Joods.[6]

Formeel werd de zetel van Kaufmann's Huidenhandel (Kaufmann's Hides Trading Co.) overgeplaatst naar Curacao.[7] In de Tweede Wereldoorlog kreeg de groothandel in huiden als eerste groep in de lederbranche te maken met de aanstelling van Treuhänder, dat wil zeggen dat er bewindvoerders werden aangesteld om het beheer over Joodse en dus "vijandelijke" vermogens te voeren, wat in de praktijk neer kwam op onteigening en roof. Dit geschiedde omstreeks 1 mei 1941. In eerste instantie lijkt er nog sprake te zijn geweest van 'vrijwillige' verkoop door Joodse eigenaars, die in de gelegenheid zouden worden gesteld met medeneming van een hoeveelheid vrije deviezen te emigreren. In ruil voor deze gunst moest men dan uiteraard met veel minder dan de werkelijke waarde van het bedrijf genoegen nemen. Er is weinig informatie bekend over het wedervaren van de leden van de familie Kaufmann. Vast staat dat Gustav Uva in 1942 op 82-jarige leeftijd overleed in Rotterdam en dat Else Kaufmann in 1945 om het leven kwam in het concentratiekamp Bergen-Belsen. De overige familieleden zagen kennelijk kans onder te duiken of naar het buitenland te vertrekken.

Ook onder Duitse leiding werd desalniettemin getracht zo weinig mogelijk huiden naar Duitsland te exporteren. Daarbij hielp het dat de Treuhänder een 'fatsoenlijke Duitser' bleek te zijn en dat in verband met het 'bombardementsgevaar' op het pakhuis in Rotterdam de voorraden verdeeld waren over een achttal opslagplaatsen overal in het land. Dit en andere transportmoeilijkheden werden richting de bezetter als excuses aangevoerd voor de onmogelijkheid de afvoer te versnellen.[8]

Over het rechtsherstel na afloop van de Tweede Wereldoorlog is geen informatie beschikbaar.

De inmiddels genaamde Kaufmann's Handelmaatschappij N.V. werd op 12 februari 1991 door de rechtbank failliet verklaard. Er zouden al jaren grote verliezen zijn gemaakt, onder andere door problemen in de Sovjet-Unie en een aantal andere Oosteuropese landen. Amro Bank, Mees & Hope, en Lloyds Bank hadden ten tijde van het faillissement vorderingen op het bedrijf uitstaan van gezamenlijk meer dan 75 miljoen gulden. Pieter Kaufmann, de laatste directeur-eigenaar van het bedrijf, ging nog verder met Kaufmann Demuth & Co. Limited, de Britse tak van het bedrijf, dat hij uit het faillissement kon overnemen.[9][10] Dit bedrijf was nog tot 2001 actief.

Huiden[bewerken | brontekst bewerken]

Het bedrijf handelde in huiden, die zowel in Nederland als in het buitenland van slachthuizen en slagers werden ingekocht. In de handel werden de koeienhuiden aangeduid naar het land of gebied van afkomst: Europese huiden (met uitzondering van de Hongaarse huiden zonder brandmerk), Amerikaanse, Mexicaanse, Afrikaanse en Indische huiden.

Bewerking[bewerken | brontekst bewerken]

De huiden werden vaak nat en vuil aangeleverd en werden om de houdbaarheid te verlengen bestrooid met zout. Dit veroorzaakte veel stankoverlast in de aangrenzende woonwijk. Op de Westzeedijk zijn nooit huiden gelooid, alleen gezouten en gesorteerd. De bewerking bestond afhankelijk van de staat van de huiden en hun kwaliteit uit een combinatie van de volgende behandelingen:

  • onderdompeling gedurende enkele dagen in helder water om het zout en bloedvaten uit de huid te verwijderen.
  • onderdompeling in een bad met meer of minder zwavelnatrium en kalk
  • verwijdering van (resten van ) haar en vlees
  • onderdompeling in een bad van water met beits, waarmee de laatste kalkdeeltjes uit de huid worden getrokken
  • het eigenlijke looien door langdurige onderdompeling in een zogenaamd "stinkbad" waarin vele zuren zitten opgelost met als looistof quebracho, die uit Brazilië geïmporteerd wordt
  • schoonspoelen en drogen
  • gladstrijken en insmeren met een mengsel van traan, degra (een half product van de zeemleerfabrieken) en talkvet
  • drogen bij voorkeur door de wind op een droogzolder[11]

Gebouw[bewerken | brontekst bewerken]

Tegeltableaus Kaufmann's Huidenhandel

Het gebouw van Kaufmann's Huidenhandel aan de Westzeedijk is van 1910, maar alleen de representatieve gevel en de draagconstructie zijn nog authentiek. Het gebouw is ontworpen door Willem Hillebrand Lieuwens en mogelijk gebouwd door de aannemerij H.A. Lieuwens & Zoon, die hij had samen met zijn vader.[12] Het gebouw bestond naast kantoren uit magazijnen in de kelder en op de drie verdiepingen. Nadat het bedrijf failliet ging werd het gebouw in 2002 omgebouwd tot een complex met kantoorruimte voor de deelgemeente Delfshaven op de onderste lagen en 28 appartementen erboven. Om voldoende daglicht in het gebouw te krijgen zijn de woningen en kantoren rond een binnenhof gesitueerd, dat de naam Looiershof kreeg.

Opvallend in de gevel zijn drie elementen, min of meer het midden houdend tussen tegeltableaus en mozaïeken, met daarop de firmanaam (N.V. Kaufmann's Huidenhandel), de plaats (Rotterdam) en het jaartal (1910). Op het tableau met de firmanaam staan links en rechts kubistische ornamenten waarmee mogelijk dierenhuiden zijn weergegeven (van boven naar onder: kop met hoorns, romp en poten).[13]


Zie de categorie Bic/Zandbak/Kaufmann's Huidenhandel van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

Categorie:Delfshaven Categorie:Nederlands bedrijf