Gebruiker:Karmakolle/Krieken

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Moderne Monetaire Theorie of MMT (Engels: Modern Monetary Theory), in de beginjaren ook wel neochartalisme genaamd, is een macro-economische theorie die de werking beschrijft van een economie gebaseerd op fiduciair geld uitgegeven door een soevereine overheid. De analyse van de actuele monetaire praktijk mondt uit in een aantal beleidsaanbevelingen over de wenselijkheid van begrotingstekorten, het bereiken van volledige werkgelegenheid en het vermijden van zowel deflatie als overdreven inflatie. broad combination of fiscal, monetary and accounting principles Vertrekpunt = fiatgeld = monetaire praktijk sinds Nixon-schok van 1971 (goudlink weg en vlottende wisselkoersen) In a commodity-backed money system, a common currency union, or a fiat-money system with a fixed or pegged exchange rate, external undemocratic constraints are imposed on governments which limit their freedom to use fiscal policy for public purpose. Geen geld zonder dat overheid het uitgeeft wisselkoers zal onevenwichten oplossen (betalingsbalans, handelsbalans...) institutionele arrangementen beperken de vrijheid van de overheid om uitgaven te doen (artificieel, geen noodzaak) staatsobligaties zijn bedoeld om te voorkomen dat banken de nagestreefde rentevoet in de war sturen (rente erop vormt een soort minimumprijs) Contra-intuïtieve inzichten MMT vertrekt van de vaststelling dat de overheid het monopolie heeft op het uitgeven van eigen valuta. Door hun status als wettig betaalmiddel en de verplichting om er belastingen in te voldoen, is er steeds vraag naar de munt en krijgt ze waarde. Dit zorgt ervoor dat de overheid financieel beschouwd over een onbegrensde betalingscapaciteit beschikt in de eigen munt (in afwezigheid van een convertibiliteit, bv. in goud of vreemde valuta). Ze is steeds in staat om haar lopende en toekomstige uitgaven te voldoen, bovenop het financieren van andere sectoren. Hierin zijn de financiën van een staat fundamenteel verschillend van die van huishoudens en bedrijven. MMT sees the sale of government bonds as something quite different from borrowing. It is a policy choice, not a necessity. Sovereign governments don’t need to borrow their own currency in order to spend overheden: currency issuers vs users

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De kernideeën van MMT werden voor het eerst geformuleerd door iemand buiten de academische wereld. De hefboomfondsbeheerder Warren Mosler publiceerde in 1995 ‘’Soft Currency Economics’’, voortgaand op eigen ervaring en niet gehinderd door veel vertrouwdheid met de bestaande literatuur.[1] Een groep postkeynesiaanse economen koesterde verwante denkbeelden en bediscussieerde ze in een on-line discussieforum (PKT – Post-Keynesian Thought). Aanvankelijk stonden ze geïntrigeerd maar sceptisch tegenover Moslers contra-intuïtieve visie. Naarmate ze parallellen ontdekten met eerder geformuleerde theorieën, raakten ze steeds meer overtuigd. Er vormde zich een synthese van :

  • het chartalisme van Georg Friedrich Knapp (“das Geld ist ein Geschöpf der Rechtsordnung”), 1905
  • de monetaire visie van Alfred Mitchell-Innes (geld is krediet), 1913-14
  • de ‘’Functional Finance’’ van Abba Lerner (geen evenwicht tussen inkomsten en uitgaven als overheidsdoel, maar inzetten van fiscale en monetaire politiek voor regelen van tewerkstelling, inflatie), 1943
  • Hyman Minsky’s inzichten over financiële instabiliteit (“stability is destabilizing”), 1974
  • Basil Moore Horizontal/Vertical Money
  • de sectorale balansen en stroom-voorraadconsistentie zoals geperfectioneerd door Wynne Godley.

In 1996 hield Mosler een conferentie in Bretton Woods over wat hij ‘’soft currency economics’’ noemde (georganiseerd door Pavlina Tcherneva). Onder de genodigden waren Charles Goodhart, Basil Moore en L. Randall Wray. Het was een stimulerend evenement en met name Wray werd een drijvende kracht. Hij maakte de instellingen waar hij aan verbonden was tot broeinesten voor het uitdiepen van de nieuwe ideeën : de University of Missouri-Kansas City (met zijn ‘’Center for Full Employment and Price Stability’’) en Bard College (met zijn ‘’Levy Economics Institute’’). Voorname bijdragen kwamen van Stephanie Bell-Kelton, Mathew Forstater, Pavlina Tcherneva, Edward J. Nell en Scott Fullwiler. Een tweede centrum van MMT lag in Australië, waar Bill Mitchell op een gelijkaardig spoor zat. In zijn kielzog kreeg MMT voet aan de grond aan de University of Newcastle en het ‘’Centre of Full Employment and Equity’’ (CofFEE). De logica van MMT bracht Mosler en Mitchell ertoe om onafhankelijk van elkaar het idee van de jobgarantie te introduceren (1998). Het door hen voorgestelde beleidsinstrument had wortels in Minsky’s “employer of last resort” en wordt sedertdien als een integraal onderdeel van MMT beschouwd. Naast het academische werk kreeg MMT in belangrijke mate vorm en verspreiding via de blogosfeer. De benaming zelf dook voor het eerst op in een commentaar op een post van Bill Mitchell (2007). Een aantal prominente economen onderschrijven MMT: Michael Hudson, Steve Keen, James Kenneth Galbraith, Jan Kregel... MMT staat diametraal tegenover de neoklassieke school, wiens aanvankelijke negeren vanaf 2011 plaats begon te maken voor bestrijden.[2] Hoewel MMT-stemmen voorzichtig begonnen op te duiken in de economische berichtgeving van bepaalde media, waren ze anno 2016 nog niet vertegenwoordigd in beleidskringen.

Kenmerken van een modern monetair systeem[bewerken | brontekst bewerken]

A modern monetary system has three essential features: (a) a floating exchange rate, which frees monetary policy from the need to defend foreign exchange reserves); (b) a sovereign government which has a monopoly over the provision its own, fiat currency; (c) under a fiat currency system, the monetary unit defined by the government has no intrinsic worth. It cannot be legally converted by government, for example, into gold as it was under the gold standard. The viability of the fiat currency is ensured by the fact that it is the only unit which is acceptable for payment of taxes and other financial demands of the government.

Bouwstenen[bewerken | brontekst bewerken]

Sectoraal boekhouden en geldstromen[bewerken | brontekst bewerken]

Om te begrijpen hoe een moderne economie werkt, vertrekt MMT van een klassiek macro-economisch model van de nationale rekeningen. Daaruit valt een boekhoudkundige identiteit af te lezen o


Een economie wordt door MMT van bovenaf beschouwd als bestaande uit drie sectoren: een publieke (incl. schatkist en centrale bank), een private (bedrijven, huishoudens, banken...) en een externe (alle buitenlandse actoren, zowel overheden als particulieren). Deze vorm van macro-accounting laat toe om de economische vraag in kaart te brengen als alle transacties MMT vertrekt van een klassiek macro-economisch model van de nationale rekeningen.

Het nationaal inkomen of BBP omdat alle productie in een economie gebruikt wordt als consumptie (C), investeringen (I), overheidsuitgaven (G) en netto uitvoer (NX), saldo van uitvoer (X) en invoer (M)

Het BBP kan ook op een alternatieve manier bekomen worden die in theorie hetzelfde resultaat geeft, omdat alle inkomen gebruikt wordt om te consumeren (C), belastingen te betalen (T) of te sparen (S).

Gecombineerd geven de twee formules:

Of anders uitgedrukt:

Within a modern monetary economy, as a ma tter of national accounting, the sovereign government deficit (surplus) equals the non -government surplus (deficit). The failure to recognise this relationship is the major oversight of neo-liberal analysis. In aggregate, there can be no net savings of financial assets of the non-government sector without cumulative government deficit spending. The sovereign government via net spending (deficits) is the only en tity that can provide the non-government sector with net financial assets (net savings) and thereby simultaneously accommodate any net desire to save and hence eliminate unemployment. Deze drie sectorale balansen sommen naar nul Stroom-voorraadconsistentie transacties en bezittingen

Endogeen geld[bewerken | brontekst bewerken]

Horizontale en verticale geldschepping[bewerken | brontekst bewerken]

Vergelijking met andere theorieën[bewerken | brontekst bewerken]

Beleidsimplicaties[bewerken | brontekst bewerken]

the spending and tax decisions of government should be such that total spending in the economy is sufficient to produce the level of real output at which firms will employ the available labor force. This is the goal, and the particular budget outcomes must serve this goal.

inflation is the risk of any kind of overspending, whether investment, consumption, export, or government spending.

it is the real constraints on a nation that limit how prosperous it is. If you have a country with a small population and limited real resources then what it can create at full output may not be sufficient to adequately feed, house and clothe the population.

MMT claims that the word "borrowing" is a misnomer when it comes to a sovereign government's fiscal operations, because what the government is doing is accepting back its own IOUs, and nobody can borrow back their own debt instruments. Sovereign government goes into debt by issuing its own liabilities that are financial wealth to the private sector.

it challenges the orthodox views about government finance, monetary policy, the so-called Phillips Curve (inflation-unemployment) trade-off, the wisdom of fixed exchange rates, and the folly of striving for current account surpluses.

volledige werkgelegenheid is niet gelinkt aan groei

geldpiramide met staats-IOU's aan de top handelsbalans: tekort onbelangrijk in monetair soeverein land -> krijgt echte goederen/diensten in ruil voor IOU (Fraud # 5 van Mosler; Keen vindt zijn caveat te verdoken)

Jobgarantie[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Jobgarantie voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

MMT en de euro[bewerken | brontekst bewerken]

Rente op langdurige staatsobligaties van eurolanden (1993-2016).

Bij de conceptie van de Europese eenheidsmunt was de gangbare mening onder economen positief. De weinige kritische stemmen waren in grote mate afkomstig van MMT’ers.[3] Zij vreesden met name dat de scheiding tussen fiscale en monetaire soevereiniteit Europese landen zou verhinderen om recessies tegen te gaan door een expansiebeleid. Nog vóór de eenheidsmunt goed en wel van start ging, voorspelden prominente MMT’ers dat het keurslijf van de convergentiecriteria op termijn onvermijdelijk tot divergentie zou leiden. Mosler meende dat de crisis in gang zou worden gezet door insolvente banken. Godley liet optekenen dat de uitkomst een deflationaire tendens zou zijn die Europa kon opsluiten in een depressie waaruit het op eigen kracht niet zou kunnen ontsnappen.[4] Waar deze waarschuwingen indertijd als te excentriek werden gezien om aandacht aan te schenken, worden ze sinds de kredietcrisis regelmatig geciteerd.

By L. Randall Wray </ref> L. Randall Wray, Understanding Modern Money, 1998 Mathew Forstater, Eastern Economic Journal, 1999 Warren Mosler, 2001 Stephanie Bell, Convergence Going In, Divergence Coming Out. Default Risk Premiums and the Prospects for Stabilization in the Eurozone, 2002

Ontkrachting van neoklassieke concepten[bewerken | brontekst bewerken]

MMT verwijst een goed deel van het neoklassieke begrippenarsenaal naar de schroothoop. Onder de verworpen leerstukken: loanable funds: marktrente wordt bepaald door vraag en aanbod van krediet liquidity preference centrale banken hebben controle over geldhoeveelheid there’s a fixed supply of savings available at any point in time <-> Savings is a function of national income. fractioneel reservebankieren geldmultiplicator Phillipscurve NAIRU: It was argued, erroneously, that full employment did not mean the state where there were enough jobs to satisfy the preferences of the available workforce. Instead full employment occurred when the unemployment rate was at the level where inflation was stable.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Blogs[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • William Mitchell, L. Randall Wray en Martin Watts, Modern Monetary Theory and Practice. An Introductory Text, ISBN 9781530338795, 2016
  • William Mitchell, Eurozone Dystopia. Groupthink and Denial on a Grand Scale, ISBN 9781784716653, 2015
  • Warren Mosler, Soft Currency Economics II, ISBN 9781482735437, 2013
  • Warren Mosler, The 7 Deadly Innocent Frauds of Economic Policy, ISBN 9780692009598, 2010
  • W. F. Mitchell en J. Muysken, Full Employment Abandoned. Shifting Sands and Policy Failures, ISBN 9781858985077, 2008
  • Stephanie Kelton en Edward J. Nell (red.), The State, The Market, and the Euro. Metallism versus Chartalism in the Theory of Money, ISBN 9781843761563, 2003
  • Warren Mosler en W. F. Mitchell, Fiscal Policy and the Job Guarantee Pdf-document, in: Australian Journal of Labour Economics, 2002, nr. 2, blz. 243-260
  • L. Randall Wray, Understanding Modern Money. The Key to Full Employment and Price Stability, ISBN 9781840640076, 1998

Voetnoten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Modern Monetary Theory (MMT) in a Nutshell, ‘’Johnsville Blog’’, 29 juni 2011
  2. Bv. de afwijzende evaluatie door Paul Krugman.
  3. L. Randall Wray, MMT, The Euro and The Greatest Prediction of the Last 20 Years, ‘’New Economic perspectives’’, 8 juli 2012
  4. Wynne Godley, Curried Emu: the meal that fails to nourish Pdf-document, ‘’The Observer’’, 31 augustus 1997: ‘’If a government stops having its own currency, it doesn’t just give up “control over monetary policy” as normally understood; its spending powers also become constrained in an entirely new way. If a government does not have its own central bank on which it can draw cheques freely, its expenditures can be financed only by borrowing in the open market in competition with businesses, and this may prove excessively expensive or even impossible, particularly under “conditions of extreme emergency.” If Europe is not to have a full-scale budget of its own under the new arrangements it will still have, by default, a fiscal stance of its own made up of the individual budgets of component states. The danger, then, is that the budgetary restraint to which governments are individually committed will impart a disinflationary bias that locks Europe as a whole into a depression it is powerless to lift.’’

[[Categorie:Economische theorie]] [[Categorie:Post-Keynesiaanse economie]] [[Categorie:Economische school]]