Gebruiker:Meergem/kladblok/Awb

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De Algemene wet bestuursrecht (afgekort Awb) is een Nederlandse wet die de algemene regels bevat voor de verhouding tussen de overheid en de individuele burgers, bedrijven en dergelijke. Dit gebied heet het bestuursrecht.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Het Nederlandse bestuursrecht is lange tijd zeer verbrokkeld geweest. Er waren veel voorschriften die onderling verschilden, terwijl er voor die verschillen meestal geen rechtvaardiging was. Zo liepen bijvoorbeeld per regeling de termijnen van bezwaar en beroep zeer uiteen. Inhoudelijke normen waren vaak niet in de wet, maar uitsluitend in jurisprudentie te vinden, waarbij het feit dat het bestuursrecht meerdere hoogste rechters kende de zaak nog verder compliceerde. In de Nederlandse Grondwet van 1983 werd daarom bepaald dat er een algemene wet bestuursrecht moest worden vastgesteld (art. 107 lid 2: “de wet stelt algemene regels van bestuursrecht vast”). Daarmee is de Algemene wet bestuursrecht een organieke wet: de Grondwet geeft opdracht tot het vaststellen van deze wet.

In 1983 werd de Commissie algemene regels van bestuursrecht ingesteld. Deze commissie bereidde de Algemene wet bestuursrecht voor.
Op 1 januari 1994 traden de eerste twee tranches in werking. (De grotere stukken wetgeving waaruit de Algemene wet bestuursrecht is opgebouwd en waarmee ze nog wordt aangevuld duidt men aan met het begrip tranche.) Deze eerste twee tranches bevatten definities, normen voor overheidshandelen en procedures van besluitvorming en rechtsbescherming.

De derde tranche trad op 1 januari 1998 in werking. Deze tranche bevatte aanvullingen op bestaande hoofdstukken, bepalingen over beleidsregels en subsidies, en bepalingen over rechtshandhaving, bestuurlijk toezicht, mandaat en delegatie.

Soms wordt de Algemene wet bestuursrecht ook tussen de tranches door aangevuld op kleinere punten.

Met de Algemene wet bestuursrecht wilde men vier doelen bereiken:

  • Meer eenheid brengen in de bestuurlijke wetgeving. Op een aantal punten is die eenheid inderdaad bereikt;
  • Systematiseren en vereenvoudigen van bestuurlijke wetgeving. Dit bereikte men door gelijkluidende bepalingen in vele afzonderlijke wetten samen te brengen in de Algemene wet bestuursrecht;
  • Vastleggen in de wet van normen die in de rechtspraak zijn ontwikkeld. Het betreft hier een aantal beginselen van behoorlijk bestuur zoals het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel;
  • Voorzieningen treffen voor zaken die naar hun aard een algemene regeling behoeven, zodat ze niet in veel afzonderlijke regelingen geregeld hoeven te worden. Het betreft bijvoorbeeld de doorzendplicht van stukken die bij de verkeerde instantie worden ingediend, en de verplichting om eerst bezwaar te maken alvorens in beroep te gaan.

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

De Awb is een algemene wet en beoogt dus algemene leerstukken van het bestuursrecht te regelen. Nu is het natuurlijk altijd de vraag wat algemeen is en wat specifiek toebehoort tot het bijzondere bestuursrecht. De afgelopen tien jaar, sinds de invoering van de Awb, hebben laten zien dat steeds meer leerstukken die ooit zijn ontwikkeld in complexe, bijzondere bestuursrechtelijke regelgeving, in de Awb terechtkomen. Vaak vanuit de gedachte dat de problematiek die speelt bij een specifieke wet, wel eens het beste algemeen opgelost kan worden – bijvoorbeeld via een wetswijziging en opneming in de Awb. De verhouding tussen de Awb en het bijzondere bestuursrecht is een zeer dynamische, die voortdurend in ontwikkeling is.

Het besluit[bewerken | brontekst bewerken]

Het centrale begrip in de Awb is het besluit. Volgens Twan Tak, hoogleraar aan de Universiteit Maastricht, is dit een van de fundamentele problemen van de Awb, omdat de rechter hierdoor niet meer over de gevolgen van een besluit kan beslissen, zonder de totale besluitvorming te vernietigen. Hierdoor loopt de besluitvorming in Nederland traag.

Typen bepalingen[bewerken | brontekst bewerken]

Om de verhouding tussen de Awb en bijzondere wetten te bepalen, worden vier typen bepalingen in de Awb onderscheiden:

  1. dwingende bepalingen
  2. gangbare bepalingen
  3. vangnetbepalingen
  4. facultatieve bepalingen.

Dwingende bepalingen[bewerken | brontekst bewerken]

Dit zijn bepalingen die zonder uitzondering voor het hele bestuursrecht behoren te gelden. Voorbeelden zijn artikel 6:12 en artikel 10:14 Awb. Bepalingen in bijzondere wetten en materiële wetten die met een dwingende bepaling uit de Awb in strijd zijn, moeten komen te vervallen. Hetzelfde geldt voor bepalingen in de bijzondere wetgeving die hetzelfde voorschrijven als de dwingende Awb-bepalingen: zij worden overbodig.

In een enkel geval blijkt het noodzakelijk om toch een regeling te treffen die afwijkt van een dwingende Awb-bepaling. Dat kan alleen door een formele wet. Het is vast wetgevingsbeleid om zo'n afwijking aan te geven met de formule “in afwijking van artikel ... van de Algemene wet bestuursrecht” of “Artikel ... van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.” Dit soort afwijkingen moet steeds nadrukkelijk gemotiveerd worden. Als een wet dus een bepaling of afhandelingswijze bevat die afwijkt van de Awb én bij de invoering van de Awb niet is ingetrokken of aangepast, dan gaat de bijzondere regeling vóór de algemene van de Awb.

Gangbare bepalingen[bewerken | brontekst bewerken]

De Awb kent veel bepalingen die moeten worden beschouwd als de beste hoofdregel voor normale gevallen. Deze bepalingen zijn herkenbaar aan de clausule “tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.” Een voorbeeld is artikel 4:52 lid 2 Awb.

Vangnetbepalingen[bewerken | brontekst bewerken]

In een enkel geval geeft de Awb nadrukkelijk voorrang aan de bijzondere wetgever. Het gaat dan om onderwerpen waarbij het door de variëteit aan situaties niet goed mogelijk is een algemene regel te geven, maar waarbij het wel wenselijk is om een regel te geven waarop kan worden teruggevallen als de bijzondere wetgever het onderwerp niet heeft geregeld. Een voorbeeld is artikel 4:44 lid 2 tot en met 4 Awb.

Facultatieve bepalingen[bewerken | brontekst bewerken]

De Awb kent ook bepalingen die slechts gelden als dit uitdrukkelijk is bepaald – hetzij bij wettelijk voorschrift, hetzij bij besluit van het bevoegde bestuursorgaan.

Uitputtende bepalingen[bewerken | brontekst bewerken]

Hiernaast kan nog een vijfde categorie bepalingen worden onderscheiden: uitputtende bepalingen. Voorbeelden daarvan zijn de regels over mandaat en delegatie, vernietiging en schorsing. In andere gevallen is het denkbaar dat de bijzondere wetgever de Awb aanvult. Zo regelt de Awb in artikel 3:46 slechts dat de motivering van een besluit deugdelijk moet zijn. In een aantal gevallen vult de bijzondere wet deze bepaling aan, door bepaalde elementen te specificeren die in ieder geval aan de orde moeten komen in de motivering.

Kosten en middelen[bewerken | brontekst bewerken]

In de memorie van Toelichting in 1994 is geen aandacht besteed aan de kosten die voor de toepassing van de Awb gemaakt worden. Als kosten worden hier uitgaven gedefinieerd die gemaakt moeten worden bovenop de kosten van het nemen van een beslissing op een vergunningsaanvraag en die de overheid niet in rekening brengt bij de aanvrager.

De wet verplicht de overheid tot het maken van kosten voor communicatie:

  • bekendmaking besluiten en beleidsregels in een huis-aan-huisblad
  • bekendmaking dwangbevel via exploot
  • horen belanghebbenden en de aanvrager bij afwijzende beschikking
  • doorzend en terugzendplicht verkeerd toegezonden brieven
  • mededeling opschorting en verlenging beslistermijn
  • belanghebbende op verzoek in kennis stellen van de uitkomst van een onderzoek
  • kennisgeving samenhangende besluiten aan andere overheden en uitwisseling gegevens bij gecoordineerde besluitvorming
  • gebruik friese taal

De wet verplicht de overheid extra kosten te maken voor extra rechtsbescherming in aanvulling op een standaard aanvraag burger leidt tot een besluit van de overheid.

  • uitgebreide voorbereidingsprocedure
  • subsidieprocedure
  • bezwaar en beroepsprocedure
  • klachtprocedure & klachtprocedure ombudsman

De wet regelt ook hoe om te gaan met kosten en schade als gevolg van het optreden van de overheid:

  • procedure toepassing bestuursdwang en bestuurlijke sanctie
  • procedure dwangsom bij niet-tijdige bekendmaking, dwangsom, dwangsom niet tijdig beschikken
  • schadevergoeding bij wijziging of intrekking beschikking van rechtswege
  • kosten wettelijke rente bij verzuim in rekening brengen bij de schuldenaar
  • kosten aanmaning en kosten invordering in rekening brengen bij de schuldenaar
  • recht op de geldsom als gevolg van een bestuurlijke sanctie
  • kosten aanzegging en schade binnentreden
  • opslag en verkoop meegevoerde zaak

toepassing door bijvoorbeeld gemeenten en de belastingdienst[bewerken | brontekst bewerken]

Gemeenten passen als eerste overheid met name de Awb toe. Een andere overheidsinstantie die in grote aantallen beschikkingen neemt en bezwaarschriften en klachten afhandelt is de belastingdienst.

publicatie

Alle gemeenten publiceren meestal wekelijks of twee-wekelijks besluiten in een huis-aan-huisblad. Hiermee is jaarlijks defensief gerekend € 5 miljoen advertentiekosten gemoeid.

omvang en kosten bezwaarprocedure

Uitgaande van cijfers van gemeente Apeldoorn over de jaren 2005-2008 dan worden er bij gemeenten samen jaarlijks circa 90.000 bezwaarschriften (excl. belastingen) behandeld. Dat is 2,5 % van de besluiten die de gemeenten nemen. Bijvoorbeeld in 2009 was het aantal bouwvergunningen 27.730. Omvang van de juridische functie bij gemeenten is volgens een landelijk erkende benchmark 1,5 % van het totaal aantal ambtenaren. D.w.z dat er bij gemeenten op de juridische afdelingen c.a. 2500 ambtenaren werken. Onderzoek bij Amsterdamse stadsdelen wijst uit dat zij 1/3 van hun uren kwijt zijn aan het behandelen van bezwaarschriften. Omdat ook veel andere vakambtenaren en leden van onafhankelijke bezwarencommissies uren maken voor het afdoen van bezwaarschriften kost de gratis mogelijkheid om bezwaar te maken de gemeenten defensief gerekend jaarlijks minimaal € 45 miljoen euro per jaar. Deze kosten worden niet doorberekend in de kosten van vergunningverlening en worden dus betaald via belastinginkomsten.

omvang WOZ-beschikkingen en bezwaarschriften

De Wet onroerende zaken (WOZ) zorgt ervoor, dat gemeenten samen voor 8,3 miljoen gebouwen (bron CBS 2009) eens per vier jaar een WOZ-beschikking afgeven. Onderzoek onder gemeenten levert op dat in 2010 c.a. 2,15 % (17.700) van de eigenaren een bezaarschrift indient.

omvang klachtenprocedure

Uitgaande van cijfers van gemeente Groningen over 2009 dan worden er bij gemeenten jaarlijks circa 38.500 klachten behandeld. De Nationale ombudsman ontving in 2009 over gemeenten 1500 klachten. De nationale ombudsman kostte in 2009 € 13,7 miljoen voor de afhandeling van ruim 12.000 klachten over de gehele overheid. Defensief gerekend kan gesteld worden dat de kosten van gemeenten minimaal even hoog en dus kost klachtafhandeling jaarlijks minimaal 25 miljoen euro.

kengetallen belastingdienst 2009
  • behandelde aangiften 54,7 miljoen
  • voorlopige aanslagen 13,2 miljoen
  • voorlopige teruggaven 3,7 miljoen
  • betaalde toeslagen 67,6 miljoen
  • klachten 13.900

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

{{Gesproken Wikipedia|Nl-Algemene wet bestuursrecht-article.ogg}}

[[Categorie:Nederlandse wet]] [[Categorie:Bestuursrecht]]