Gebruiker:Paul2/Straatcultuur

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Straatcultuur is een subcultuur die aanvankelijk vooral bij jongeren van allochtone afkomst, maar in toenemende mate ook onder de autochtone jeugd wordt gesignaleerd. Straatcultuur kenmerkt zich door een hechte groepsverbondenheid en een sterke nadruk op mannelijkheid, eergevoel en uitingen van respect en sociale status. De muziek- en kledingstijl die bij de straatcultuur hoort, wordt Urban genoemd. Daarnaast hebben zich lokale vormen van straattaal ontwikkeld. De waarden, normen en omgangsvormen van de straatcultuur zijn vaak tegengesteld aan wat in de Westerse samenleving als beschaafd geldt. Minder specifiek wordt de term straatcultuur ook nog wel gebruikt voor het gedrag van hangjongeren.

Ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

Straatcultuur is ontstaan in volkswijken waar jongeren van verschillende culturen opgroeien en grote gezinnen in kleine huizen wonen. Surinamers, Antillianen, Marokkanen, Turken en Nederlanders c.q. Belgen leven dicht op elkaar en zoeken identiteit, een eigen plek in de samenleving. Die vinden ze in de groep. De groep zorgt dus ook voor integratie.

In Nederland begon de straatcultuur onder allochtone jongeren in de grote steden, waar ongeveer 43% van de bevolking uit allochtonen bestaat. Het betreft hier vooral etnische groepen als (afstammelingen van) Antillianen, Turken, Marokkanen en Surinamers. Geleidelijk aan wordt de straatcultuur ook overgenomen door de autochtone jeugd buiten de Randstad.

Na het jaar 2000 kwam de straatcultuur in een stroomversnelling en ontwikkelde zich van een randverschijnsel tot een opzichzelfstaande subcultuur. Deze is soms zo krachtig dat ze verschillen in maatschappelijke afkomst, leeftijd, etniciteit en andere subculturen overstijgt.

Deze straatcultuur beïnvloedt grote groepen jongeren zo sterk, dat ze ze een heel ander normen- en waardenpatroon zijn gaan aanhangen dan tot dan toe in de samenleving gebruikelijk was. Hoewel de straatcultuur soms tot uitwassen leiden die in de media in beeld komen, is het zeker niet zo dat de hele "jeugd van tegenwoordig" zich op die wijze gedraagt.

Straatcultuur is niet alleen beperkt tot jongeren uit lagere sociale klassen of probleemwijken. Bepaalde elementen, bijvoorbeeld de straattaal, wordt ook gebruikt door jongeren die een hogere of hoge opleiding volgen.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De straatcultuur wordt gekenmerkt door Ook speelt eergevoel een belangrijkere rol dan eerlijkheid. Eergevoel versus eerlijkheid: men zal fouten niet toegeven, deze blijven ontkennen, omdat toegeven tot gezichtsverlies lijdt, wat een van de ergste dingen is binnen de straatcultuur.

Jongens en meisjes die de straatcultuur bewonderen en vaak op straat zijn, nemen de normen en waarden van de straat over in plaats van die van thuis. Straatcultuur is macho, dominant en heeft een hekel aan autoriteit. Geweld is stoer, geld en dure spullen zijn (bling) belangrijk. De groep bepaalt wat er gebeurt, geeft status en een gevoel van veiligheid.

De openbare ruimte, buiten op straat, wordt beleefd op de manier zoals dat in herkomstlanden gebruikelijk is, namelijk als de primaire plek waar het sociale leven plaatsvindt. Nederlanders ervaren dit al gauw als overlastgevend, omdat zij gewend zijn dat het sociale leven in eerste instantie binnenshuis plaatsvindt.[1]

Jongeren ontlenen hun status vooral aan materiële luxegoederen, zoals dure merkkleding, de nieuwste mobiele telefoons, dure en sportieve auto's en dergelijke. Naar populaire jassen met grote (nep)bontkragen, is de term bontkraagjes in zwang gekomen als aanduiding voor overlastgevende jongeren, al dan niet van specifiek Marokkaanse komaf.

Omdat het voor veel van deze jongeren moeilijk is om via regulier werk geld te verdienen, kan dit ertoe leiden dat zij op illegale manieren, zoals via criminaliteit of prostitutie, aan geld willen komen. Dit gaat dan weer gepaard met wapenbezit, iets dat eveneens bijdraagt aan een hogere sociale status. In dit verband is er meermalen discussie geweest over de vraag in hoeverre bepaalde gewelddadige videoclips hiertoe bijdragen.

Stedelijke jongeren groeien op in verschillende leefwerelden. Op straat, in de stedelijke volkswijken, krijgen zij macho-masculiene codes mee: de bescherming van de eigen 'eer', 'respect', het voorkomen van gezichtsverlies en de perceptie van de vrouw als lustobject.

Vanuit de straatcultuur zetten jongeren zich af tegen de gezagsdragers zoals leraren, politie-agenten en hulpverleners. Zij erkennen alleen de autoriteit uit hun eigen kring: ouders, oudere broers en familieleden.[2]

Deze codes van de straat conflicteren met de leefwereld van de school, waar feminien-softe codes als zelfreflectie, zelfexpressie, zelfevaluatie en zelfontplooiing steeds belangrijker zijn geworden.

Volgens Van Strijen breidt De straatcultuur onder jongeren zich uit van de openbare ruimte naar internet. Via sociaalnetwerksites als Hyves ontmoeten jongeren uit alle lagen van de bevolking, van verschillende etnische afkomst en uit diverse gemeentes elkaar en vormt zich een groepsgevoel. Hun ik-cultuur verschuift naar een wij-gebeuren. Ze voelen zich aan elkaar verbonden en komen steeds verder van de burgercultuur af te staan.

Problemen[bewerken | brontekst bewerken]

Uitingen van straatcultuur vormen een probleem wanneer die leiden tot conflicten met gezagsdragers zoals politie, leraren en hulpverleners. worstelen steeds meer docenten en jongerenwerkers met de vraag hoe ze moeten omgaan met de straatcultuur. Dat jongeren op keiharde manier met elkaar én anderen omgaan, is niet alleen op straat te merken, maar ook steeds meer in klaslokalen, buurthuizen en alle andere plekken waar regelmatig jongeren komen.

Op straat en in de klas heersen twee verschillende normen-en-waardenpatronen. Op straat heerst een machocultuur waar niemand jongeren wat kan doen, terwijl ze in de klas juist moeten gehoorzamen. Als een jongen in de klas bijvoorbeeld op zijn gedrag wordt aangesproken zal hij daar keihard tegen in gaan om geen gezichtsverlies te leiden. Want gezichtsverlies is ongeveer het ergste wat je in de straatcultuur kan overkomen.

Waar de straatcultuur ook op scholen worden geuit, ontstaan botsingen tussen de verschillende normen wen waarden. Het is weinig structuur tegenover discipline, doen tegenover denken, agressie tegenover argumenteren, straattaal tegenover Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN). Leraren klagen over een agressieve bejegening van machomannetjes, materialistisch en vrouwonvriendelijk gedrag. De gevolgen: overlastgevend gedrag in de klas, een lager onderwijsniveau en een grotere kans op voortijdig schoolverlaten, waardoor het vinden van werk nog moeilijker wordt en deze jongeren tot een leven op straat gedwongen blijven.

Niet alleen op scholen, maar ook op straat kan de straatcultuur tot problemen leiden. De jongeren stellen zich vaak seksistisch op tegenover vrouwen. Met name westerse vrouwen worden, vaak op basis van wat meer uitdagende kleding of een vermeende vrijere moraal, als "hoer" en "slet" betiteld. In het uiterste geval wordt soms over gegaan tot verkrachting. Ook homoseksuelen worden slachtoffer van de homofobie die met de straatcultuur gepaard gaat. Uit onderzoek is gebleken dat geweld tegen homo's niet zozeer voortkomt uit een islamitische geloofsovertuiging, maar hoofdzakelijk het gevolg van de straatcultuur is, zowel bij allochtone als bij autochtone jongeren.[3]

Aanpak[bewerken | brontekst bewerken]

Als een mogelijke manier om de negatieve gevolgen van de straatcultuur tegen te gaan stelt psycholoog Hans Kaldenbach dat leraren en andere gezagsdragers deze jongeren niet belerend en vermanend zouden moeten aanspreken, maar juist beleefd en met respect. Door hen te corrigeren zou juist aversie en agressie worden opgeroepen. Ook stelt Kaldenbach dat het belangrijk is om deze jongeren niet aan te raken, iets wat eveneens vaak snel met geweld wordt beantwoordt. Voor het bestrijden van de homofobie verzorgt homobelangenorganisatie COC op vele scholen voorlichting over homoseksualiteit.

Om overlast op straat tegen gingen in april 1999 voor het eerst negen Marokkaanse mannen in de Amsterdamse wijk Overtoomse Veld de straat op om jongeren aan te spreken en te corrigeren op hun gedrag. Ongeveer een jaar eerder hadden in deze wijk rellen tussen de politie en Marokkaanse jongeren plaatsgevonden en na de negatieve publiciteit besloot de Marokkaanse gemeenschap om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor de leefbaarheid van de wijk. Dit initiatief kreeg de naam het 'Marokkaanse Buurtvaderproject'. Inmiddels bestaan er ongeveer dertig vergelijkbare buurtvaderprojecten in meerdere steden verspreid over het land.[4]

Ook zou het effectiever zijn om overlastgevende jongeren niet individueel aan te spreken, maar via hun groep, of via de leider daarvan. De groep voelt zich als geheel aangesproken en zal het altijd voor de leden opnemen.

Straattaal[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de uitingen van de straatcultuur horen ook lokale vormen van straattaal. Die zijn echter niet hetzelfde als een etnolect, wat een variant van het Nederlands is, die beïnvloed is door één andere taal. Straattaal is een mengvorm van Nederlands met woorden en uitdrukkingen uit verschillende talen, die wordt gehanteerd door jongeren van verschillende etnische afkomsten. Anders dan etnolecten omvat straattaal ook allerlei Amerikaanse slangwoorden en -uitdrukkingen, zoals "chillen", "dope", "click", "moven", "check it!".

In Nederland is de Amsterdamse straattaal een combinatie van het Engels, Turks, Marokkaans-Arabisch, Berbers, Surinaams, Papiaments en Nederlands en invloeden uit film en televisie. De opvallendste kenmerken daarvan liggen op het gebied van de fonologie (zoals de typische Surinaamse 'oewee') en de grammatica (zoals het weglaten van lidwoorden en "er", en het afwijkende gebruik van het woordgeslacht ("de meisje", "lekkere vlees", "de boek die je nu leest"). Op het gebied van de spelling wordt bij communicatie via mobiele telefoons of chatprogramma's vaak Breezertaal gebruikt, waarbij woorden fonetisch geschreven en typografisch 'versierd' worden. Specifieke woorden die vanuit het Surinaams in de Nederlandse straattaal zijn overgenomen zijn bijvoorbeeld doekoe of moni voor geld en bakra of tata voor blanke.

In Vlaanderen is de Antwerpse straattaal een combinatie van het Antwerps dialect, Marokkaans, Berbers, Frans en het Amerikaanse Engels. Een opvallend verschil tussen de Nederlandse en Vlaamse straattaal, is dat de Vlaamse variant veel dichter aanleunt bij het lokale dialect. De bekendste Vlaamse straattaal is het Algemeen Cités, een straattaal die vooral in de oude mijnbouwstreken van Belgisch Limburg voorkomt, en afkomstig is uit het mengtaaltje, dat gebruikt werd door mijnwerkers. Heel wat woorden uit het Algemeen Cités hebben intussen ingang gevonden in de Vlaamse jongerentaal.

De buitenwereld associeert straattaal doorgaans met sociale achterstand, maar voor veel sprekers ervan is het een belangrijk onderdeel van hun identiteit. Woorden uit etnolecten en de straattaal komen via muziek, tv-series en bekende figuren (zoals Ali B in Nederland en Brahim in Vlaanderen) in de taal van jongeren terecht. Straattaal komt niet alleen tot uitdrukking in het gesproken taalgebruik van de jongeren, maar ook in graffiti en rapmuziek.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Hans Kaldenbach, Respect! 99 tips voor het omgaan met jongeren in de straatcultuur, Prometheus, Amsterdam 2004.
  • Frank van Strijen, Van de straat. De straatcultuur van jongeren ontrafeld, SWP, Amsterdam 2009.
  • Iliass El Hadioui, Hoe de straat de school binnendringt. Denken vanuit de pedagogische driehoek van de thuiscultuur, de schoolcultuur en de straatcultuur, Van Gennep, Amsterdam 2011.

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

Categorie: Subcultuur