Gebruiker:RJB/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Lana de Geboorte van de Maagd[bewerken | brontekst bewerken]

Lana, de Geboorte van de Maagd

Lijstatie van Prins Frederik Hendrik[bewerken | brontekst bewerken]

Begraeffenisse van syne hoogheyt Frederick Henrick
Begraeffenisse van syne hoogheyt Frederick Henrick

Begraeffenisse van syne hoogheyt Frederick Hendrick Betreffende nu de plechtige Lykstaatsie zelve, zy geschiedde door de Stad Delft op deeze wyze:

  1. De Gardes du Corps van wylen zyne Hoogheid, hebbende aan het hoofd den Heer Adriaan van Cuyk van Meteren , Lt. Kolonel.
  2. Een groot getal aanweezende Generaalsperfoonen en Opper Officieren, twee aan twee.
  3. De Heeren Pierre de Bonjour en Adolp van Paddenburg, Controlleurs, geleidende den rouw in slepende Rouwmantels.
  4. Een groot getal Domestieken van wylen zyne Hoogheid, als Keukenjongens, Yzerbewaarders, Tinbewaarders, Brandmeesters, Muletiers, Gondeliers, Palfreniers, Koetsiers, Litierdraagers, Hoefsmeeden, Portiers, Zadelknechts , Onderkoks, Meesterkoks , Spysbewaarders, Bakkers, Botteliers, Confituriers, Keldermeesters, Dispensiers, Zilverbewaarders, Zadelmaakers, Spoormaakers, Kleermaakers, Precepteur van de Pages, Paardberyders, Wagenmeesters, Geschutbewaarders, Wapenbewaarders en Barbiers, allen in korte Rouwmantels
  5. Nog een groot getal andere Domestieken in lange Rouwmantels, als, Meester-Piqueurs, Jagermeesters, Valkeniers, Fouriers, Schermmeesters, Dansmeesters, Konstbewaarders, Conciergies , Grottiers, Onder-Kamerlingen, Kamerlingen, Chirurgyns, Apothekers, Wiskonstenaars, Klerken ter Secretarye en Griffie, Procureurs, Kaart- en Instrumentbewaarders, Architecten en Schilders, Controlleurs van de Stal en Keuken, Penningmeesters, Controlleurs van de Kamer en Requestmeesters
  6. Een trop Pages en Edellieden
  7. De Lyfartsen, Hofpredikers en Advocaaten
  8. De Deurwaarder van den Raad met een Staf in de hand
  9. De Auditeurs, Thesauriers, Secretarissen, Rekenmeesters en Raad van zyne Hoogheid
  10. Twee persoonen, draagende ieder twee Keteltrommen op den rug
  11. Paukers in zwart Fluweelen Rokken, slaande by beurten op de Keteltrommels
  12. Twaalf Trompetters, vier aan vier, mede in zwart Fluweelen Rokken, blaazende by beurten op Sourdinen, waar van de Banderollen versierd waren met de Wapens van zyn Hoogheid
  13. De Controlleur Henrik Maas de Lokeren te paard, om als Adjudant den trein in orde te houden, waarom hy, volgens zyne Instructie, zelf geen bepaalden rang hielt, maar telkens ginds en weder reedt
  14. De Heer Arend van der Graaf, Commissaris van de Monstering, als Wapenkoning, met de Wapens van zyn Hoogheid en een Staf in de hand
  15. De Kapitein Maurice de Grenu, draagende de Cornette van de Koleuren van Orange, Wit en Blaauw Damast, rondsom met Franjes van dezelve koleuren, met het Devies (Je maintiendrai) ik zal handhaaven, verbeeld door twee kruislings leggende Ankers, boven een Water en onder een Hand uit de Wolken, terwyl aan de vier zyden eene Vlam gezien werdt, staande het voorsz. Devies met zwarte Letters op een vergulden Wimpel: de Lancie was Orange, verfierd met den vergulden Cyfernaam van zyne Hoogheid
  16. De Heer Gysbert van Heert, Kapitein van het Schip en de Jachten van zyn Hoogheid, draagende de Guidon van de Koleuren, even eens, zoo als ook de Lancie, gekoleurd als Cornette, met het Devies: Te Vendice, Tuta Libertas, onder Uwe bescherming is de Vryheid veilig, boven een geopend Boek met zeven gouden Zegelen, terwyl boven in de Wolken gezien werdt de Hebreeuwfche Naam JEHOVAH
  17. De Heer Henrich van Marios, draagende l'Heaulme de Jonste, of den Tournooi- Helm op een Orangen Stok; de Helm was verguld en gesiceleerd, en de Pluimen Orange, Wit en Blaauw
  18. De Heer Bernhard Turk, Heere van Aalst, draagende la Targette, of het Tournooi-Schild op een Orangen Stok ; op het Schild was gesneeden en geschilderd het zelve Devies, als op de Cornette van de Koleuren op blaauw, wit en orange, en van achteren was het geheel orange geverwt
  19. De Heeren Dirk de Vlamigh van Oudshoorn en Paulus van Wevort, Kapiteins, geleidende het Tournooi-Paard, zynde tot op de aarde toe bekleed met een orange, wit en blaauw Damast Kleed, met Franjes van dezelve koleuren, en aan de eene zyde met de Figuuren en het Devies van de Cornette, en aan de andere zyde met die van de Guidon, en van den grooten Standaard der Koleuren; de Zadel was Orange, de Chabrak met goud en zilver geborduurd, en de Pluimen orange, wit en blaauw
  20. De Heer Willem van Broekhuizen, Heere tot den Doorn en Lathmer, draagende den Grooten Standaard van de Koleuren, van orange, wit en blaauw Damast, met Franjes van dezelve koleuren, en de Lancie, even als die van de Cornette en Guidon. Aan de eene zyde zag men een Rots in Zee, door de Winden bestormd, en den Halcyon, of Rustvoogel op zyn Nest in Zee dryvende; eene opkomende Zonne, een Hand met een Scepter uit de Wolken steekende en daar boven CHRS, zynde den verkorten naam van Christus: voorts stondt rondsom in een blaauwen Cirkel , met gouden Letters,SAEVIS TRANQUILLUS IN UNDIS, gerust op de woedende Baaren. Aan de andere zyde was verbeeld een brandend Altaar; terwyl uit de Wolken kwam een Hand met een Weegschaal, en in den blaauwen Cirkel stondt, met gouden Letters, JE MAINTIENDRAI PIETE & JUSTICE, ik zal de Godsvrucht en de Gerechtigbeid handhaaven
  21. De Heer Jacob Soetens, Commissaris van de Monstering, als Wapenkoning, met de Wapenen van zyne Hoogheid
  22. De Heeren Jacob de Bye,Heer vanStoutenburg,en David Godyn, Drost van St. Martensdyk, geleidende een Paard, bekleed gelyk de overige negentien Paarden, met zwart Laken over 't gantsche Lyf tot aan de voeten toe, zoo als ook het hoofd, uitgezonderd alleenlyk de oogen en den mond, en voerende dit Paard op ieder Dye 't Wapen van Warneton
  23. De Heer Pieter de Perceval, Quartiermeester Generaal draagende de Banderolle van Warneton, zynde de Lancie, gelyk ook de overige negentien , zwart en versierd, met Gouden Cyfers
  24. De Heeren Louis de ram, Drost van Steenbergen, en Willem Ruisch, Kapitein, geleidende het Paard en 't Wapen van Herstal op ieder Dye
  25. De Heer Carel van Mamnaker, Heere van Hofweegen, Kapitein, draagende de Banderolle van Herstal. Hierop kwamen
  26. de H«eren Daniel van Wyngaarden en Philips de Levin de Famars, geleidende het Paard met de Wapenen van Grimbergen
  27. De Heer Joban Mulert, draagende de Banderolle van Grimbergen
  28. De Heeren Henrich van n Schimmelpenninck en Joachim van Welderen , Kapiteins, geleidende het Paard met de Wapenen van Cranendonk
  29. De Heer Willem de Zoete van Houtham, draagende de Banderolle van Cranendonk.
  30. De Heeren Louis d'Aquila, Sergeant - Major, en Johan van Abroude van Merthen, Kapitein, Drost van Vyanen, geleidende het Paard met de Wapenen van Geertruidenberg
  31. De Heer Everwyn van Nevort, draagende de Banderolle van Geertruidenberg
  32. De Heeren Cbristoffel van Voorst, Heere tot Overberg en de Pel, Kapitein, en Frangois de la Torre, Heer yan Valckenisse, geleidende het Paard met de Wapenen van Diest
  33. De Heer Johan van Ingenieuwland, Sergeant-Major, draagende de Banderolle van Diest
  34. De Heeren Adriaan Duyck, Sergeant - Major, en Gerard Ploos van Amstel, Heere van Thienhoven, Kapitein Lt., Houtvester in het Sticht van Utrecht, geleidende het Paard met de Wapenen van Grave en den Lande van Cuyck
  35. De Ridder Cornelis de Vlaming van Oudsboorn, Heere van Oudshoorn enz., draagende de Banderolle van Grave en den Lande van Cuyck
  36. De Heeren Otto Pinsen, Kapitein, en Willem van Steeland, geleidende het Paard met de Wapenen van Ysselstein
  37. De Heer Louis Wolphert van Dorp, draagende de Banderolle van Ysselstein
  38. De Heeren Gysbert Piek van Thienboven, en Hans Willem van Till, geleidende het Paard met de Wapenen van Breda en Polanen
  39. De Heer Cornelis van Aerssen, Heer van Wernhout, Drost van Breda, draagende de Banderolle van Breda en Polanen
  40. De Heeren Wilheim van de Ryt, Heere van Broechem, Drost vaa Bergen-op Zoom, en Pieter van Thuyl van Serooskerken, Heer van Maalsteede, Bailluw van Thertolen, geleidende het Paard met de Wapenen van Veere en Vlissingen
  41. De „ Heer Nicolaas Jurriaan van Lauiwick, Heer van Geldermalsen, Kapitein, Drost en Comandant te Bredevoort, draagende de de Banderolle van Veere en Vlissingen
  42. De Heeren Hans Henrik Ehrenreiter, Sergeant-Major en Commandant te Zutphen, en Nicolaas van der Duin van Ryswyck, geleidende het Paard met de Wapenen van Leerdam
  43. Heer Adriaan van Naaldwyck, Heere van den Tempel enz., Drost van Leerdam, draagende de Banderolle van Leerdam
  44. De Heeren Bernhard Mum van Swarsteyn, Luitenant van 's Prinsen Compagnie te paard, en Henrik van Eede, Heer van Woudenberg, geleidende het Paard met de Wapenen van Buren
  45. De Heer Philip van Steeland, Lt. Kolonel en Drost van Buren, draagende de Banderolle van Buren
  46. De Heeren Wilhem Cabeljauw, Kapitein, en Johan van Wevort, Heer van Ossenbergh, geleidende het Paard met de Wapenen van Meurs
  47. De Heer Wilhem Reynier Cloet, Gouverneur van Meurs, draagende de Banderolle van Meurs
  48. De Heeren Frederik Henrik van Randwyk, Heer van Rossum, en Arend Juriaan van Harsolte, Sergeant-Major, geleidende het Paard met de Wapenen van Lingen
  49. De Heer Rutger van Harsolte, Drost van Lingen, draagende de Banderolle van Lingen
  50. De Heeren Frederik van Lyere, Sergeant-Major, en Simon van Harsolte, Ritmeester, geleidende het Paard met de Wapenen van Chalons
  51. De Heer Reynier van Raadsveldt, Kapitein, draagende de Banderolle van Cbalons
  52. De Heer Balthazar van Cuyck van Meteren, Heere van Meteren, en de Ridder Jan van Berghem, Gecommitteerde van zyne Hoogheid in de Rekenkamer van Zeeland, geleidende 't Paard met de Wapenen van Diets
  53. De Heer Frederik van Rheede, Heere van Renswoude, draagende de Banderolle van Diets
  54. De Heeren Diederick Beens èn Bernhard van Oostrum, Heere van Broukhuizen, Ritmeesters, geleidende het Paard met de Wapens van Vianden
  55. De Heer François van Aerssen van Spyck, draagende de Banderolle van Vianden
  56. De Heeren Louis de Maude, genaamd Mansart, en Jan van Dorp, Commandant te Bommel, Sergeants-Major, geleidende het Paard met de Wapenen van Catzenellebogen
  57. De Heer Alexanderds Zoete, Heere van Villers, draagende de Banderolle van Catzenellebogen
  58. De Heeren Johan van Oostrum, Heer van Moesbergen, Ritmeester, en Wilhem van Levin, Heer van Famars, Sergeant-Major van de Gardes, geleidende het Paard met de Wapens van Nassauw
  59. De Heer Wilhem van Lier, Heer van Oosterwyk, draagende de Banderolle van Nassauw
  60. De Heeren Court van der Reck en Maximiliaan de Hertaln, Heer van Marquette, Ritmeesters, geleidende 't Paard en de Wapens van Orange
  61. De Heer Pieter van Wassenaar, Heere van Sterrenburg, Kapitein, draagende de Banderolle van Orange
  62. De Heer Johan van Luchtenburg, Commissaris van de Monstering, als Wapenkoning, met de Wapenen van zyne Hoogheid, gaande bloots noofds met een staf in de hand
  63. De Heer Cornelis van Varick, Heere van Wyenroy, draagende het Veldwimpel met de Wapenen, zynde op Damast geschilderd en verguld, naar vereisch, met de volle Wapenen van zyne Hoogheid, en rondsom bezet met een Franje van rood, wit, blaauw, geel en zwart, zynde de Koleuren, die in de Wapenen komen; de Lancie was blaauw en versierd met de gouden Cyfernaamen van zyn Hoogheid
  64. De Heer Carel van Wyngaarden, Heere van Benthuizen en Zegwaard, draagende den Guidon van Wapenen, zynde grooter dan het voorsz. Veldwimpel of Pennon, en voor 't overige even eens saamgesteld en geschilderd als het zelve
  65. De Heeren Sittich van Berlephs en Anthoni des Champs, Stalmeesters, geleidende het Paard van Bataìlle, zynde voor 't hoofd, aan den hals, voor de borst en over 't achterlyf, tot halver wege van den grond, gedekt met wit Damast, verguld en beschilderd met de Vorstelyke Wapens van zyne Hoogheid, die men op zeven onderscheiden plaatsen zag, te weeten op ieder dye, aan wederzyden van den hals en vlak voor 't hoofd. De Dekkleeden waren rondom bezet met Franjes van rood, wit, blaauw, geel, zwart en goud, de Zadel en Chabrak waren van blaauw fluweel, bezet met gouden Passementen, waar onder zilveren Stygbeugels hingen, en op het hoofd en achterlyf hadt het Paard een fraaijen Pluim, vyf hoog, van Orange, witte en blaauwe Vederen, eindigende ieder in drie kleinere Pluimen
  66. Jongheer Wigbold van Broerma, Edelman van de Bedkamer van zyn Hoogheid, draagende den Grooten Standaard met de volle Wapenen, verguld en geconditioneerd gelyk het Pennon en den Guidon van Wapenen
  67. De Heeren Gerrit van Poelgeest, Heer van Poelgeest, en Adriaan van Mathenesse, geleidende het Paard van Eere, zynde tot op de voeten behangen met een wit Damast Dekkleed, gekoleurd en verguld op ieder dye met de Wapens van zyn Hoogheid; ook was de hals met dergelyk Damast bekleed, en aan wederzyden zag men mede dezelve Wapens, zynde de Kleeden rondsom bezet met Franjes van rood, wit, blaauw, geel, zwart en goud; en voor het hoofd hadt het Paard een fraai gewerkt Schild, midden op 't welk men zag 't Wapenschild van den Prins, met de Vorstelyke Kroon gedekt. De Zadel en Chabrak waren van blaauw fluweel, bezet met gouden Passementen en Franjes, en de Stygbeugels van zilver. Op het hoofd was een zeer zwaare Pluim, vyf hoog, van Orange, witte en blaauwe Vederen, eindigende in elf mindere Pluimen, en op't achterlyf stondt een soortgelyke Pluim, maar vier hoog en die in vier kleinder Pluimen eindigde
  68. De Heer Willem van Matthenesse, Heere van Rascourt, draagende de Groote Baniere, zynde verguld en geconditioneerd als het Pennon, den Guidon en den Grooten Standaard
  69. De Heer Willem van Wassenaar, Heere van Veurn, draagende het Eerste Kwartier van 't Vorstelyk Wapen, naamelyk Laval, zynde een staande rood Kruis, bezet met vyf St. Jacobsfchulpen op een goud Veld, in ieder hoek bezet met vier groene Leliën
  70. De Heer Arend Adam van Wassenaar, Heer van den Bosch, Heemraad van Rhynland, draagende het Tweede Kwartier, te weeten dat van Stolberg, zynde een gekwartierd schild, voerende in den eersten en vierden hoek een zwarten Leeuw op een goud Veld, en in den tweeden en derden twee staande roode Visschen op een zilver Veld
  71. De Heer Nicolaas van der Duyn, Heere van Ryswyk, Heemraad van Delftland, droeg het Derde Kwartier, te weeten Coligny, zynde een zilveren enkele gekroonde Arend, met uitgespreide Vleugels, op een rood Veld
  72. De Heer Albert van Wassenaar, Heer van Alkemade, Heemraad van Delftland, droeg het Vierde Kwartier, naamelyk dat van Nassauw en Orange, zynde een gekwartierd schild, voerende in den eersten hoek een gouden klimmenden Leeuw, en verscheiden gouden langwerpige staande Ruiten of Tigchelscherven op een blaauw Veld; in den tweeden een rooden gekroonden en klimmenden Leeuw op een goud Veld; in den derden twee gouden geluipaarde Leeuwen boven elkander op een rood Veld, En in den vierden hoek een zilveren leggende Balk, mede op een rood Veld. Midden op het Schild was een Surtout, insgelyks gekwartierd, en voerende in den eersten en vierden hoek een schuinsleggende gouden Baar, of Balk, op een rood Veld; in den tweeden en derden een blaauwen Posthoorn met roode Banden op een goud Veld, en in het midden nog een Surtout, bestaande in vyf zilveren en vier blaauwe Ruiten, in een sluitende. Ieder der vier bovengemelde kwartieren was met een Vorstelyke Kroon gedekt
  73. De Heer Albert van Raaphorst, Heere van Raaphorst, draagende op een zwarten stok, versierd met vergulde Cyfers , den Helm van Parure of Sieraad, zynde een open Helm, fraai verguld en gecizeleerd, gedekt met een Vorstelyke Kroon, en omringd met sierlyk Loofwerk, 't welk van buiten goud en van binnen blaauw was
  74. De Ridder Philip van Dorp, Heere van Dorp, Gecommitteerde Raad ter Admiraliteit, dragende op een soortgelyken stok het Volle Wapenschild, waar op het geheele Wapen gesneeden en na vereisch gekoleurd en verguld was, zynde wyders ook gedekt met een Vorstelyke Kroon, en omringd met het teken van de Ridderorde van den Kousenband, waarop men het gewoon Devies las : Hony soit, qui mal y pense. hen wedervaare kwaad, die kwaad daar van denkt
  75. De Heer George Gleser, Kolonel van de Gardes; hy droeg 't Rapier van Wapenen, in een zwart fluweelen schede
  76. De Heer Frederik van Nassauw, Heer van Zuilenstein, Commandant in het Sticht van Utrecht, droeg, op een zwarten stok met vergulde Cyfers, den Wapenrok, zynde op de borst en op elken schouder geborduurd de Wapenen van zyn Hoogheid, alles rondsom bezet met franje van rood, blaauw, geel, zwart en goud
  77. De Baron Henrik Albert van Slavata, Sergeant Major van de Cavallery, en de Graaf Herman Frederik van den Bergh, Kolonel van de Cavallery, geleidende het Rouwpaard, dat, den mond en oogen alleen uitgezonderd, geheel bekleed was met zwart fluweel, hangende het ruim geplooide kleed tot op de aarde
  78. De Graaf Otto van Limburg, Heere van Styrum Ritmeester en Gouverneur van Grol, die mede het teken van de Ridderorde van den Kousseband was draagende
  79. De Graaf Juriaan Ernst van Limburg, Heer van Styrum, Sergeant - Major van de Cavallery, droeg het ontbloote Zwaard van Souvereiniteit
  80. De Wild- en Rhyngrave Frederik Magnus, Commissaris Gen. van de Gavallery, Gouverneur van Sluis, droeg de Vorstelyke Kroon op een zwart fluweel kussen
  81. Hier op volgden, als Hofmeesters, de Heeren Henrik Haga en Maurits van Sydenburg met hunne Staven, die een weinig langer dan een Rotting waren
  82. De Heer Arent van Dorp, Heere van Arentsdorp,, Opperhofmeester en Raad van zyne Hoogheid; met een veel langer Staf
  83. De Heer Willm van Persyn, Commissaris van de Monstering, als Wapenkoning, bekleed met de Wapenen van zyne Hoogheid, en houdende zyn Staf in de hand
  84. Nu volgden 's Prinsen Lyk, leggende in een Lykkoets met vier Raderen, op een Lykbaare, welkers vier lange voeten even van den grond afkwamen, en de Koets was zoodanig gemaakt, dat, toen 't Lyk voor de Kerk gekomen was, zy van onder de Baare weggetrokken konde worden, die dus op zyn vier pooten bleef staan. Deeze Koets of Wagen was overdekt met eenen hoogen kap, over den welken heenen hing tot op de aarde toe een zwart fluweel kleed, dat versierd en geborduurd was met acht volle Wapenfchilden van zyn Hoogheid, ieder gedekt met een Vorstelyke Kroone, en omringd met het teken van de Ridderorde van dsn Kousseband. De acht Paarden, die voor deezen Lykwagen ingespannen waren, en elk geleid werden door een Major van de Cavallery, waren ieder tot op de voeten toe behangen met een zwart fluweel kleed. Veertien Lt. Kolonels hielden boven den Wagen, op lange zwarte stokken, een plat vierkant verhemelte, van binnen en van buiten bekleed met zwart fluweel, het welk rondom ter lengte van ruim een halve Elle afhing. Ter wederzyden van het Lyk gingen achttien Kolonels, die het Lyk van de Wagen in de Kerk droegen, en de vier hoeken van het Lykkleed wierden opgehouden door Joan Maurits, Graave van Nassauw, Lt. Gen. van de Cavallery en Gouverneur van Wezel; Hans Albrecht, Graave van Solms, Gen. Veldtuigmeester en Gouverneur van Maastricht; Willem Frederik, Graave van Nassouw, Gouverneur van Friesland, en Jonkheer Hans Wolphert, Heer van Brederode. Souverein van Vyanden, en Veldmaarschalk. Voorts gingen aan beide zyden van het Lyk buiten om, de vierentwintig Helbardiers van den overleeden Vorst, met blooten hoofde en sleepende Helbaarden
  85. Thans volgden op deezen trein Prins Willem de II, eenigste Zoon en Opvolger van wylen zyne Hoogheid, hebbende ter rechterhand Don Guilleaume, en ter linkerhand Don Emmanuel, Prinsen van Portugal
  86. De Heer David van Morlot, Heere van Bavoye en President van den Krygsraad, ophoudende den sleep van zyn Hoogheids Rouwmantel
  87. Zyne Keurvorstel. Doorluchtigheid Willem Frederik van Brandenburg, aan wiens rechterhand ging Boguslaw von Radzivil, Hertog van Bierze en Dubinsky, en aan de linkerhand de Vorst Cbristiaan van Anhalt
  88. De Heer Ehrentryck van Burchstorff, Opper-Stalmeester van den Keurvorst, ophoudende den sleep van deszelfs Rouwmantel
  89. Don Ferdinand Alexander, Prins van Portugal
  90. Zyne Doorluchtigheid Maurits, Paltzgraave aan den Rhyn
  91. De Prins van Talmont, Henry Charles de la Tremouille
  92. Graaf Fritz van Nassauw, Kolonel van de Cavallery
  93. Graaf Hendrik van Nassauw, Kolonel en Gouverneur van Hulst
  94. Graaf Maurits van Solms, Kapitein
  95. Graaf Frederik van Dobna, Kolonel
  96. Graaf Christiaan Albert van Dobna, Kolonel van de Cavallery
  97. Graaf Christoffel van Dobna, Kapitein
  98. Graaf George Fritz van Waldek, Sergeant-Major
  99. De Heer Abel de Servien, Graaf de la Roche enz., Extraordinaris Ambassadeur des Konings van Frankryk,en de Heer Francisco de Souza Cotinho, Ambassadeur van den Koning van Portugal
  100. Hun Hoog Mog. de Heeren Algemeene Staaten, twee aan twee
  101. De Ed. Mog. Heeren Raad van Staaten, insgelyks twee aan twee
  102. Twee Kamerbewaarders van hun Ed. Gr. Mog. met ongedekten hoofde, en ieder met zynen Staf in de hand
  103. De Heer Aart Geubel, als Wapenkoning, met de Wapenen van Holland, mede met ongedekten hoofde, en met zijn Staf in de hand
  104. De Ed. Gr. Mog. Heeren Staaten van Holland en West-Friesland, twee aan twee
  105. Twee eerste Deurwaarders van den Hoogen Raade, met ongedekte hoofden en Staven in de handen
  106. De President en Leden van den Hoogen Raade over Holland, Zeeland, en Friesland
  107. Twee eerste Deurwaarders van den Hove van Holland met de Staven in de hand
  108. De President en Raaden over Holland, Zeeland en Friesland
  109. Twee Deurwaarders van de Rekenkamer van Holland
  110. De Rekenmeesters der Graafelykheid van Holland
  111. De Magistraat van Delft
  112. Die van 's Gravenhage
  113. De Predikanten van Delft
  114. Die van 's Gravenhage.
  115. En eindelyk vier Compagniën der Delfssche Burgerye, allen in den rouw, en gaande met sleepende Vaandels en Pieken, en 't Geweer verkeerd verdekt onder den linkerarm

(Bron: Staatkundige historie van Holland. Negen- en- Veertigste deel. Amsterdam: Bernardus Mourik (1780) |Source=Rijksmuseum Amsterdam |Date=1651 |Author=Pieter Post, Pieter Nolpe and Nicolaes van Ravesteyn. |Permission=PD because of age |other_versions= }}

Galero[bewerken | brontekst bewerken]

De galero, ook wel prelatenhoed of kardinaalshoed genoemd is een hoofddeksel dat door kardinalen werd gedragen. Het betreft een ronde hoed met een brede rand die aan weerszijde voorzien was van vijftien eveneens rode kwasten. De hoed is als zodanig niet meer in gebruik maar geldt nog steeds als helmteken van het wapen van een kardinaal. In de kleuren zwart en groen en paars komt de galero ook, met verschillende aantallen zijkwasten, voor als helmteken van andere kerkelijke ambstdragers.


Gerard Reve, Ezelsproces[bewerken | brontekst bewerken]

Aanmatiging, onverdraagzaamheid en domheid. Deze drie. Maar de meeste daarvan is de domheid

Geitentekst gebruiker Edwinh[bewerken | brontekst bewerken]

Ik heb geiten. Geiten zijn lieve dieren. Geiten hebben vier poten. Aan de poten zitten hoeven. Geiten zijn holhoornige dieren; dat is een nagel met een kussen. Geiten hebben aan hun poten twee hoeven en twee rudimentaire hoeven.

Geiten klimmen graag. Mijn geit klimt graag op mijn rug. Geiten staan graag op hoge dingen, zodat zij dingen goed kunnen bekijken. Geiten willen graag naar mij kijken en tegen mij praten op ooghoogte. Ik zak door mijn knieen om ze te kunnen bekijken. Zij kunnen mij dan ook bekijken.

Als geiten willen liggen dan zakken ze eerst door hun voorste hoeven. Daarna zakken ze door hun achterste poten. Als ze eerst door hun voorste hoeven zakken steunen ze op hun polsen. Dan kunnen ze door hun achterste hoeven zakken. Het haar op hun polsen verdwijnt en er blijft een eeltplek over. Ze rusten op hun borstbeen als ze liggen. Het haar van geiten is zeer bijzonder. Er zijn verschillende soorten haar. Geiten worden graag gekrabd.

Zie voor meer fouten aan bijdragen mijn overleg.


Aartsbisdom Baltimore[bewerken | brontekst bewerken]

Het aartsbisdom Baltimore' (Latijn: Archidioecesis Baltimorensisis een bisdom van de Rooms-katholieke Kerk in de Verenige Staten, in welk land het het oudste, en aanvankelijk enigste, bisdom was. Het aartsbisdom is de metropolitane zetel van de gelijknamige kerkprovincie. Suffragaan aan het aartsbisdom zijn de bisdommen:

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Het aartsbisdom Baltimore werd in 1789 gesticht als opvolger van een apostolische prefectuur die al gevestigd was in Baltimore, hoofdstad van de overwegend katholieke staat Maryland. Onder de jurisdictie van het aartsbisdom vielen aanvankelijk alle katholieken en katholieke instellingen in de toen nog jonge Verenigde Staten. Later werd een aantal bisdommen suffragaan gemaakt aan Baltimore, en werd een steeds groter aantal kerkprovincies en (aarts)bisdommen. Een aantal aartsbisschoppen van Baltimore werd kardinaal gecreëerd.

Achille Delaere (eerder verwijderde versie)[bewerken | brontekst bewerken]

{{wiu|Dit lemma is een min of meer letterlijke, maar niet al te beste vertaling, van het Engelse zusterartikel. Om twee voorbeelden te noemen: Er staat nu: De wijding veranderde echter, terwijl hij op een boerderij opgroeide, niets aan zijn karakter. Zeker bedoeld is: dat de wijding hem, die op een boerderij was opgegroeid, niet veranderde. Er is vervolgens sprake van een Apostolische afgevaardigde van Canada, terwijl bedoeld is de apostolisch delegaat (van de H. Stoel namelijk) in Canada. De daarop volgende zin in de zomer van 1898 werd pater Delaere door de Frans-Canadese aartsbisschop Langevin aangetrokken, die een bezoek bracht aan de provinciale leidinggevende van de Belgische redemptoristen in Brussel, als een van de drie Belgische redemptoristische monniken om te helpen bij de ontvangst van de grote immigratiegolf vanuit Oost-Europa naar de Canadese prairies. gaat bijna aan onbegrijpelijkheid ten onder. En zo kan men per zin iets aanwijzen dat niet kan kloppen, zonder dat men over de bronnen beschikt om het te verbeteren. De noten zijn klakkeloos meevertaald. Kortom: hier valt nog veel werk te verrichten. RJB overleg 19 nov 2014 17:07 (CET) }}Achille Delaere, een Vlaamse priester, is geboren in 1868 in Lendelede, België. Hij was de zoon van een boer en omdat zijn vader hulp nodig had, werkte hij bij zijn vader op de boerderij. Als jonge man sloot Achille zich in 1889 aan bij de redemptoristen en werd in 1896 gewijd.

Achille Delaere

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

De wijding veranderde echter, terwijl hij op een boerderij opgroeide, niets aan zijn karakter. Zijn broer was missionaris in het Belgische Congo. Achille Delaere was altijd openhartig en vertelde eerlijk wat hij van iemand vond. Zelfs de Apostolische afgevaardigde van Canada was op de hoogte van de openhartigheid van Delaere. Delaere vertelde hem dat alleen maar leugenaars en schurken klachten stuurden naar de Apostolische afgevaardigde. De afgevaardigde antwoordde met een glimlach dat bisschoppen en aartsbisschoppen soms ook naar de Apostolische afgevaardigde schreven. [1]

In de zomer van 1898 werd pater Delaere door de Frans-Canadese aartsbisschop Langevin aangetrokken, die een bezoek bracht aan de provinciale leidinggevende van de Belgische redemptoristen in Brussel, als een van de drie Belgische redemptoristische monniken om te helpen bij de ontvangst van de grote immigratiegolf vanuit Oost-Europa naar de Canadese prairies. Pater Delaere verbleef een jaar in de Galiciaanse stad Tuchów in Galicia en leerde daar Pools voordat hij naar Canada vertrok om de Poolse en Oekraïense immigranten in het Brandon-Shoal Lake district van Manitoba bij te staan. [2]

Hij werd naar Canada gestuurd op de Scotsman vanuit Liverpool. Dit schip verging voor Belle Isle en zestien mensen kwamen om het leven. Delaere overleefde deze ramp en vervolgde zijn reis naar Brandon, waar hij op 11 oktober 1899 aankwam. Hij werd door zijn mede-redemptoristen verwelkomd als de apostel van de Polen. [1]

Rond 1903 waren Delaere en de andere redemptoristen werkzaam rond Brandon en brachten iedere maand een bezoek aan Yorkton. Delaere was zelf verbaasd over de hoeveelheid werk en meldde dat het gebied in feite de helft van België besloeg met slechts dertig tot veertig Engelse families en totaal genegeerd werd door de andere katholieke geestelijken sinds de Oblaten waren verhuisd. Onechte priesters (Serafimists), Russisch-Orthodoxe priesters en protestanten hadden zichzelf allemaal in het gebied gevestigd. De redemptoristen meldden dat er zeventien protestante dominees in Yorkton waren. Delaere smeekte onmiddellijk om hulp en moedigde Frans-Canadese seminaristen aan om verschillende talen te studeren en trok pater Kryzhanowsky aan, een Basiliaanse monnik, om hem te helpen. [3]

Delaere werd zich ervan bewust dat de meerderheid van de Galicianen, die zijn diensten bijwoonden, eigenlijk Roethenen waren volgens de oosterse ritus. In de strijd tussen de Oosterse kerk en de Latijnse kerk, raakten de immigranten, die door Delaere werden bediend, vervreemd door de ongetrouwde rooms-katholieke priesters en hun Latijnse ritus. Hoe zeer de rooms-katholieke kerk ook probeerde om hen aan zich te binden, alleen een overgang naar de oosterse ritus maakte nog een kans. Delaere werd geconfronteerd met toenemende vijandigheid, afvalligheid en een gebrek aan hulp van aartsbisschop Langevin. Hij vestigde op 12 januari 1904 een klooster voor de redemptoristen in Yorkton, om voor de Galicianen te zorgen. Deze bestaat nog steeds, als de St. Gerards parochie, een rooms-katholieke parochie in het aartsbisdom van Regina. Uiteindelijk kreeg Delaere op 9 maart 1906 toestemming van Paus Pius X om de Byzanthijnse liturgie in de praktijk te brengen. Pater Delaere vierde de mis voor het eerst volgens de Byzanthijnse liturgie op 26 september 1906. [4] De andere Belgische priesters volgden spoedig.

Omdat zijn naam moeilijk uit te spreken was noemden de Oekraïners hem: Pater Dollar. John Bodrug bracht in zijn memoires verslag uit over Delaere: “In Sifton was er een kleine Griekse katholieke kerk gebouwd, die af en toe door pater Zaklynsky werd bezocht maar waar steeds vaker pater Dollar een dienst verzorgde. Delaere had geleerd om in het Oudkerkslavisch een mis te lezen en was gekleed conform het Griekse rituaal, maar hield zijn preken wel in het Pools.” [5]

Voor wat betreft zijn taalvaardigheden en zijn kennis over de Oosterse ritus verklaarden zijn naaste medewerkers dat hij de Franse taal nooit goed beheerste en dat zijn Oekraïens ook middelmatig was, maar daarentegen was hij door zijn ijver en prestatievermogen onmisbaar voor zijn superieuren, zelfs al waren die niet echt te spreken over zijn rustieke manieren. [1] In 1911 werd, op aandringen van Delaere, aartsbisschop Langevin uiteindelijk overgehaald om een Oekraïense katholiek bisschop aan te stellen en hij informeerde het Vaticaan over de verandering van zijn mening. “In mei 1912 werd Delaere opgeroepen om met Paus Pius X te overleggen en op 15 juli werd vanuit Rome, nadat de Oekraïense katholieke hiërarchie in Galicia was geraadpleegd, Fr. Nykyta Budka als bisschop van de Oekraïense katholieken in Canada benoemd.” [6]

Nadat hij ervoor gezorgd had dat Budka naar Canada kwam, moest hij nu met hem weten om te gaan. Er waren momenten van twijfel, toen Delaere verbijsterd was door de 'koude neutraliteit' van Budka en hij door zijn aanhangers werd geadviseerd om de Oekraïners in Canada te verlaten, maar hij bleef standvastig. [7]

Pater Delaere diende gedurende 40 jaar op de Canadese prairies vanaf zijn aankomst in 1899 tot aan zijn dood in 1939.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Bodrug, Ivan. Independent Orthodox Church: Memoirs Pertaining to the History of a Ukrainian Canadian Church in the Years 1903–1913, translators: Bodrug, Edward; Biddle, Lydia, Toronto, Ukrainian Research Foundation, 1982.
  • Laverdure, Paul, Achille Delaere and the Origins of the Ukrainian Catholic Church in Western Canada (PDF).
  • Martynowych, Orest T. Ukrainians in Canada: The Formative Period, 1891–1924. Canadian Institute of Ukrainian Studies Press, University of Alberta, Edmonton, 1991.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]