Gebruiker:Renevs/Kladblok2

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Preboeddhistische uitingen van schilderkunst zijn een aantal rotsschilderingen. De bekendste zijn de rotsschilderingen nabij Ruthog in het westen van Tibet. Er worden onder meer jachttaferelen, herdersactiviteiten en nog niet helemaal begrepen religieuze rituelen afgebeeld.

Eind zevende, begin achtste eeuw wordt het boeddhisme in Tibet geïntroduceerd. Vanaf eind achtste eeuw kiezen de heersers van het toenmalige Tibetaanse rijk voor een boeddhisme gebaseerd op de Indiase madhyamakatraditie van het mahayana als de leidende religieuze en intellectuele beweging van het land. Die keus heeft enorme consequenties gehad voor de ontwikkeling van de Tibetaanse kunst in het algemeen en ook voor de schilderkunst. Een groot verschil met de Chinese schilderkunst is dan ook dat vanaf eind achtste eeuw tot in de twintigste eeuw Tibetaanse schilderkunst vrijwel geheel religieus van aard was. Van Tibetaanse schilderkunst werd verwacht dat het een hulpmiddel zou zijn op de weg naar de verlichting. Er werd veel meer de nadruk gelegd op aspecten als devotie en veel minder op esthetische aspecten.

Een tweede verschil met Chinese schilderkunst is dat in Tibet het verbeelden van enige persoonlijke vorm van expressie door de schilder niet op prijs werd gesteld. In de Chinese schilderkunst was sinds de Zuidelijke Song-dynastie de notie aanwezig dat een schilder in de eerste plaats zijn eigen persoonlijke gevoelens – een beeld van zijn eigen innerlijke wereld – moest creëren waaraan een natuurgetrouwe weergave van het onderwerp en de uiterlijke dingen ondergeschikt waren. Vanaf de veertiende eeuw werd die notie in de Chinese schilderkunst overheersend.

De late komst van het boeddhisme in Tibet heeft als consequentie gehad, dat in Tibet dat boeddhisme beïnvloed werd - veel meer dan in gebieden waar het al eerder aanwezig was - door de latere ontwikkelingen van het boeddhisme in India zelf. In India ontwikkelde de tantrische traditie binnen het boeddhisme zich pas na circa 400. Als gevolg van de late introductie, speelden in Tibet de tantrische elementen van meet af aan een grote rol. Veel schilderkunst werd gebruikt voor tantrische rituelen bij meditatietechnieken, waarbij bijvoorbeeld afbeeldingen van een Boeddha getransformeerd worden tot een reële Boeddha en /of waarbij de mediterende persoon visualiseert dat hij/zij een wordt met de afgebeelde godheid en de kracht van het afgebeelde naar die persoon vloeit.

Tibetaanse schilderkunst bestaat voor het grootste deel uit drie vormen. De muurschildering, de thangka en de tsakli. Muurschilderingen zijn vooral aanwezig in kloosters alsmede in grotten die dienden als plaats voor vaak langdurige periodes van meditatie. Tot de oudste nog geconserveerde behoort het Tibetaanse deel van de muurschilderingen in de Mogao-grotten nabij Dunhuang die dateren uit de periode eind achtste/ eerste helft negende eeuw toen het zuidelijk deel van de zijderoute beheerst werd door het Tibetaanse rijk.

Een van de weinige thangha’s over een seculier onderwerp. Dit is een onderricht over de embryonale ontwikkeling tijdens de zwangerschap

Thangka‘s zijn rolschilderingen gemaakt op meestal katoen of zijde. Er zijn ook thangka’s die gemaakt worden met een applicatietechniek of geborduurd worden. Indien geschilderd is dat niet met olieverf of acryl maar met een lijmverftechniek. De verf bestaat uit pigmenten met een bindmiddel van dierlijk vet. De compositie van een schildering op een thangka is vrijwel altijd geometrisch. Lichaamsdelen, armen, benen, ogen, etc. en rituele voorwerpen worden geschilderd op een systematisch raster van hoeken en elkaar kruisende lijnen. Thangka’s zijn oprolbaar en dus gemakkelijk te vervoeren voor bijvoorbeeld reizende monniken. Ook leken konden opdracht verlenen tot het laten maken van een thangka. Die werd vaak weer geschonken aan een klooster in de overtuiging dat een daad als deze verdiensten genereert die zouden kunnen leiden tot betere omstandigheden in dit dan wel een volgend leven. Gevonden begeleidende teksten maken duidelijk dat het laten maken ervan gericht was op deugdzaamheid in het eigen leven van de opdrachtgever, dat van zijn/haar familie of dat van bewuste wezens in het algemeen. Er zijn een beperkt aantal voorbeelden van thangka’s met seculiere onderwerpen, bijvoorbeeld op het gebied van onderricht over medische onderwerpen.

Tsakli ‘s zijn miniatuurschilderingen die meestal gemaakt werden in sets van 8 tot 100 om een thema te verduidelijken. Tot de bekendste behoren de verbeeldingen van de heftige visioenen die beschreven worden in de Verzegelde en Geheime Autobiografie van de vijfde dalai lama.

De Tibetaanse schilderkunst is tot in de veertiende eeuw vrijwel uitsluitend beïnvloed door contact met gebieden waar min of meer identieke geloofsopvattingen aanwezig waren. Dat waren eerst India en Nepal en daarna Kasjmir en de ook overwegend boeddhistische Tangut van de Westelijke Xia-dynastie. Een eerste – geringe – beïnvloeding van de Chinese schilderkunst van de Tibetaanse vindt plaats tijdens de periode van de Yuan-dynastie (1279-1368). De Nepalese kunstenaar Araniko wordt aan het hof van Koeblai Khan de belangrijkste autoriteit op het gebied van kunst. Zijn voornaamste verdienste ligt op het gebied van de architectuur. Hij heeft echter ook opdacht gegeven voor een aantal schilderijen waarin Tibetaans-boeddhistische motieven het thema zijn waar een zekere Chinese invloed in te vinden is.

Na de val van Yuan-dynastie wordt die Chinese invloed groter in de eerste anderhalve eeuw van de Ming-dynastie (1368-1644). Die invloed bereikt zijn hoogtepunt in de achttiende en negentiende eeuw tijdens de Qing-dynastie (1644-1912). Die invloed kenmerkt zich in het gebruik van steeds helderder en lichtere kleuren en het creëren van meer open ruimtes in de schildering.

In China was het thema van de arhat populair bij schilders die zich verbonden voelden met het Chinees boeddhisme. Een deel van de Tibetaanse schilders ging in achttiende eeuw die werken voor een deel kopiëren. Daarbij werd een Chinees type landschapsschildering gekopieerd, vervolgens als het ware de arhat uit de schildering verwijderd en vervangen door een godheid uit het Tibetaanse pantheon. De eerste wetenschappelijke beschrijving van de thangka‘s in Europa was het driedelige Tibetan Painted Scrolls geschreven door Giuseppe Tucci. Hij benoemde de Tibetaanse schilderskunst van de achttiende eeuw als een provinciale echo van de Chinese sierlijke verfijning .

Tot en met de negentiende eeuw ontstonden onder Chinese invloed een aantal Tibetaanse stromingen van schilders. Het onderscheid lag niet zozeer in de artistieke verschillen tussen tussen die stromingen, maar veel meer welke geestelijke traditie binnen het Tibetaans boeddhisme gerelateerd was aan die stroming. De eerste stroming werd gegrondvest door de tiende Karmapa, Chöying Dorje, (1604-1674) tijdens zijn gedwongen langdurige ballingschap in China en wordt benoemd als de Karma Gar-ri (letterlijk;van de Karma kagyü). Andere stromingen waren verbonden aan het klooster Palpung in het in het voormalige koninkrijk Dergé in Kham. Die stromingen kenmerken zich tot in de twintigste eeuw door een vorm van minimalisme in de schildering met nauwelijks aangegeven landschappen gecombineerd met meer expressieve figuren alsof ze in de compositie zweven.

Galerij[bewerken | brontekst bewerken]

Enkele thangka's met seculiere thema's[bewerken | brontekst bewerken]