Gebruiker:RolandV/savings and loans crisis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De savings and loan crisis van de jaren 1980s and 1990s (beter bekend als de S&L crisis) was het faillissement van 747 savings and loan verenigingen (S&Ls ofwel thrifts). Een Savings&Loan is een financieele instelling in de Verenigde Staten die spaartegoeden aanneemt en hypotheken, auto en andersoortige persoonlijke leningen uitschrijft aan individuele leden. De uiteindelijke kosten van de crisis wordt beraamd op ongeveer $160.1 miljard, waarvan ongeveer $124.6 miljard betaald werd door de overheid van de VS, lees de VS belastingbetaler --ofwel direct ofwel door kosten op hun savings&loan rekeningen[1]—- welke bijdroeg aan het grote overheidstekort van de vroege jaren 1990.

De resulterende afremming van de financieele sector en de onroerend goed markt kan een aanvullende oorzaak zijn geweest van de Recessie begin jaren 1990. Tussen 1986 en 1991 nam het aantal nieuw gebouwde huizen per jaar af van 1.8 miljoen tot 1 miljoen, dit was toendertijd het laagste aantal sinds de Tweede Wereldoorlog. [2]

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

De thrift ('zuinigheid') industrie heeft haar wortels in de Britse building society beweging die opkwam in de laat 18e eeuw. Amerikaanse thrifts (toen bekend onder de noemer "building and loans" of "B&Ls") deelden veel van dezelfde doelen: het helpen van mannen en vrouwen uit de arbeidsklasse met sparen voor de toekomst en voor aankoop van een huis. Thrifts waren non-profit cooperatieve organisaties die doorgaans beheerd werden door leden en lokale instellingen die scherp gedefineerde groepen van aspirant huiseigenaren bedienden. In tegenstelling tot banken, die een breed scala aan producten aanboden aan particulieren en bedrijven, boden thrifts vaak enkel hypotheken voor huisbezit aan die primair voor de werkende klasse was bedoeld. Thrift leiders geloofden dat zij deel uitmaakten van een bredere sociale hervormingsbeweging en niet van de financiele industrie. Volgens thrift leiders hielpen B&L's niet enkel om mensen betere burgers te maken door het hen makkelijker te maken een huis te kopen, ze leerde ook de gewoontes van systematisch sparen en onderlinge samenwerking aan welke het persoonlijk moraal versterkte.[3]

De eerste thrift werd opgericht in 1831, en gedurende de eerste 40 jaar daarna waren er slechts een paar B&Ls, in een handvol Midwestelijke and Oosterlijke staten. Deze situatie wijzigde in de laat 19e eeuw toen stedelijke groei en de vraag naar woningen gerelateerd aan de Tweede industriële revolutie het aantal thrifts sterk deed toenemen. De populariteit van B&L's leidde tot het ontstaan van een nieuw type thrift in de jaren 1880, die de "national" B&L werd genoemd. Deze "nationals" waren vaak bedrijven met winstoogmerk opgericht door bankiers of industriëlen, die promotors in dienst namen die lokale filialen vormden om aandelen aan toekomstige leden te verkopen. Deze "nationals" beloofden een spaarrente te betalen die tot wel vier maal hoger was dan enige andere financiële instelling.

De depressie van 1893 (de Panic of 1893) veroorzaakte een daling in het ledenaantal, en daardoor ervoeren de "nationals" een plotsklapse wendig in hun geluk. Omdat een gestage stroom nieuwe leden essentieel was voor een "national" om zowel de rente op spaartegoeden als de forse salarissen voor de organisatoren te betalen, veroorzaakten de afname in betalingen het failliet van vele "nationals". Tegen het einde van de 19e eeuw waren vrijwel alle "nationals" gecrashed (National Building and Loans Crisis). Dit leidde tot de eerste state wetgeving die toezag op B&Ls, met als doel de activiteiten van thrifts meer uniform te maken, en tot het formeren van een 'national trade association' die niet enkel de belangen van B&L's zou beschermen, maar ook de groei ervan zou stimuleren. De 'trade association' leidde pogingen om meer uniforme procedures te scheppen voor boekhouding, beloningsbeleid, en uitlenen. Ze beet ook het spits af in het aanzetten van alle thrifts tot het refereren aan zichzelf als "savings and loans", en niet B&Ls, en het overtuigen van managers van de noodzaak een meer professionele rol als financier aan te nemen.[3]

In de 20ste eeuw waren de twee decennia die volgden op het einde van de Tweede wereldoorlog de meest succesvolle periode in de geschiedenis van de thrift industrie. De terugkeer van miljoenen militairen die graag de draad van hun vooroorlogse leven wilden oppakken leidde tot een drastische toename in nieuwe families, en deze "baby boom" veroorzaakte een golf in nieuwe voornamelijk voorstedelijke woningbouw. Tegen de jaren 1940 voorzagen S&Ls (de naamsverandering vond plaats in de late jaren 1930) in de meeste financiering voor deze expansie. Het gevolg was een sterke expansie van deze industrie die tot in de vroege jaren van 1960 doorzette.

Een belangrijke trend betrof het verhogen van de rente op spaartegoeden om spaarders aan te trekken, een praktijk die resulteerde in een periodieke rente oorlog tussen thrifts en zelfs tussen commercieele banken. Deze oorlogen werden zo ernstig dat in 1966 het VS Congres de hoogst ongewone stap nam tot het plaatsen van grenzen op de spaarrente voor zowel commercieele banken als S&Ls. Van 1966 tot 1979 zette deze grens op spaarrente thrifts voor een aantal weergaloze uitdagingen, de belangrijkste ervan was het vinden van een manier om door te blijven groeien in een economie die werd gekarakteriseerd door langzame groei, hoge rentepercentages en inflatie. Deze omstandigheden, die bekend werden onder de noemer stagflatie, richtte schade aan in de financiele positie van thrift om een aantal redenen. Omdat wetsbepalers de rente beheersten die de thrifts over hun spaartegoeden mochten betalen, trokken spaarders vaak hun geld terug toen de marktrente steeg om ze te plaatsen in bankrekeningen die wel de marktrente vergoedde, een proces dat bekend staat als disintermediation. Tegelijkertijd maakten de toegenomen rente en een traag groeiende economie het mensen lastiger te kwalificeren voor een hypotheek, wat op zijn beurt mensen beperkte in het genereren van inkomen.[3]

In antwoord op deze complexe economische omstandigheden kwamen thrift managers met een aantal innovaties op de proppen, zoals alternatieve hypotheek instrumenten en rentedragende lopende rekeningen, om zodoende spaartegoeden vast te houden en als een manier om leen business te genereren. Dergelijke stappen stonden de sector toe om toch noeste groei van activa en winstgevendheid gedurende de jaren 1970 te realiseren, ondanks het dalend aantal thrifts. In weerwil van deze groei waren er nog steeds duidelijke tekenen dat de industrie wrijving ondervond van de beperkende wetregeling. Dit gold vooral voor de grote S&L's in het westen van de V.S. die smachtten naar aanvullende leenbevoegdheid om een voortzetting van de groei te garanderen. Ondanks meerdere pogingen in de jaren 1970 om deze wetten te moderniseren, werden slechts een paar substantieele wetsveranderingen doorgevoerd.[3]

In 1979 werd de financiele gezondheid van de thrift industrie wederom op de proef gesteld door een terugkeer van een hoge rentestand en inflatie, ditmaal versterkt door een verdubbeling van de olieprijs. Omdat het plotsklapse karakter van deze veranderingen honderden S&L's dreigde failiet te doen gaan ondernam het Congress eindelijk aktie tot het dereguleren van de thrift industrie. Het nam twee wetten aan, de Depository Institutions Deregulation and Monetary Control Act van 1980 en de Garn–St. Germain Depository Institutions Act van 1982. Deze deregulatie stond thrifts niet alleen toe om een breder aanbod aan spaarproducten aan te bieden, maar breidde hun leenauthoriteit ook aanzienlijk uit. Deze verandering waren bedoeld om S&L's te laten "groeien" uit hun problemen, en presenteerden als zodanig de eerste keer dat de regering expliciet naar een oplossing zocht om de winsten van S&L's te verhogen, en niet om huisbezit te stimuleren. Andere wijzigingen in thrift toezicht waren onder meer het toestaan van mildere boekhoudkundige regels ten aanzien van de rapportage van hun financiele conditie, en het schrappen van beperkingen op het minimale aantal S&L aandeelhouders. Dit beleid, gecombineer met een algemene terugval in gereguleerd toezicht (ook wel:forbearance), zou later worden toegeschreven als een van de faktoren in de latere ineenstorting van de thrift industrie. [3]

Oorzaken[bewerken | brontekst bewerken]

Tax Reform Act van 1986[bewerken | brontekst bewerken]

Door het aannemen van {{usc|26|469}} (aangaande beperking van de aftrek voor passieve activiteit verliezen en beperkingen op de passieve activiteit kredieten) met als doel vele belastingschuilplaatsen te elimineren, met name voor investeringen in onroerend goed, daalde door de Tax Reform Act of 1986 de waarde van veel van dergelijke investeringen (die meer werden aangehouden voor hun belasting-bevoordeelde status dan voor hun inherente winstgevendheid) significant. Dit heeft bijgedragen aan het einde van de onroerend goed 'boom' van de vroeg tot midden jaren 1980 en vergemakkelijkte de Savings and Loans crisis. Voorafgaand aan 1986 werden veel onroerend goed investeringen gedaan door passieve beleggers. Het was gebruikelijk voor syndicaten van beleggers om hun middelen te bundelen om deze te investeren in onroerend goed, commercieel of woningen. Ze huurden beheermaatschappijen in die de operatie uitvoerden. TRA-86 verminderde de waarde van deze beleggingen door het beperken van de mate waarin de persoongerelateerde verliezen konden worden afgetrokken van het bruto inkomen van de investeerder. Dit moedigde op zijn beurt de houders van verlies genererend vastgoed aan om dit te dumpen, hetgeen verder bijgedroeg aan het probleem van de dalende onroerend goed prijzen.

"Moral Hazard"[bewerken | brontekst bewerken]

De deregulering van de S&Ls gaf thrifts veel van de mogelijkheden van banken, maar dan zonder dezelfde regels. Savings&Loans verenigingen konden kiezen om onder hetzij een staat hetzij een federaal charter te worden opgenomen. Onmiddellijk na de deregulering verzochten vele state-gecharterde thrifts om federaal gecharterd worden, vanwege de voordelen die verband houden met een federaal charter. In antwoord daarop veranderden staten zoals California en Texas hun regelgeving dusdanig dat deze gelijk werd aan de federale regelgeving.

Belangrijker echter was de "moral hazard" van het verzekeren van reeds rumoerige instellingen met publiek (belasting) geld. Vanuit het gezichtspunt van een Savings&Loan president (of manager) was de trendlijn fataal op de lange afstanden, dus om liquide middelen te krijgen, moest de instelling risicovollere activa overnemen, met name land. Toen de vastgoedmarkt instortte, gingen de S&Ls mee. Het concept van "moral hazard" impliceert het creëren van het gedrag wat men juist probeert te voorkomen: door het verzekeren van het risico door een waarborg van de regering, gingen wanhopige S&L eigenaren en beheerders over in steeds risicovollere investeringen, in de wetenschap dat als zij slaagden, de instelling behouden zou blijven, en als ze faalden, dan zouden hun spaarders toch nog worden gered door de overheid.

Onvoorzichtige onroerend goed leningen[bewerken | brontekst bewerken]

In een poging om te profiteren van de onroerend goed boom (US uitstaande hypothecaire leningen: 1976 $ 700 miljard; 1980 $ 1,2 biljoen) [4] en de hoge rentetarieven van de late jaren 1970 en vroege jaren 1980, leenden veel S&Ls veel meer geld dan verstandig zou zijn. Ze begaven zich in te riskante ondernemingen, waarvoor ze niet gekwalificeerd waren om deze goed te kunnen beoordelen, met name ten aanzien van commercieel vastgoed. L. William Seidman, voormalig voorzitter van zowel de Federal Deposit Insurance Corporation (FDIC) als de Resolution Trust Corporation, zei: "De bancaire problemen van de jaren '80 en '90 werden op de eerste plaats, maar niet uitsluitend, door ongezonde onroerend goed-leningen veroorzaakt."[5]

Handel in deposito's[bewerken | brontekst bewerken]

Een van de belangrijkste bijdragen aan het probleem was de handel in spaartegoeden.[bron?]. Aan deposito handelaren wordt, een beetje zoals bij effectenhandelaren, een provisie betaald door een klant op zoek naar de beste certificate of deposit tarieven. De handelaar plaatst geld van hun klanten vervolgens in deze cd. Deze cd's zijn echter meestal 'korte termijn 100.000 dollar' cd's. [bron?] Voorheen konden banken en thrifts slechts vijf procent van hun deposito's gebruiken als bemiddelde deposito. De race naar de bodem veroorzaakte dat deze limiet werd opgeheven. Een kleine eenzaaks thrift kon toen een groot aantal deposito's aantrekken door simpelweg het hoogste tarief aan te bieden. Om geld te verdienen aan dit dure geld moest de thrift het uitlenen tegen nog hogere tarieven, wat betekende dat zij meer risicovolle investeringen kon doen. Dit systeem werd nog schadelijker toen bepaalde deposito handelaren een oplichtingstruuk bekend staand onder de noemer "linked financing" praktiseerden. In "linked financing" benadert een deposito handelaar een thrift om te verklaren dat hij een groot bedrag van de deposito's kon sluizen naar die thrift als de thrift bepaalde mensen geld zou lenen (deze mensen kregen echter een vergoeding voor het aanvragen van de leningen en hen werd verteld de opbrengst van de lening aan de deposito handelaar te geven). Dit veroorzaakte het misleiden van thrifts zodat deze slechte leningen overnamen. {{POV-statement|date=December 2007}}

Einde van de inflatie[bewerken | brontekst bewerken]

Een andere factor waren de inspanningen van de Federal Reserve om de inflatie uit de economie te wringen, gekenmerkt door Paul Volcker's 's toespraak van 6 oktober 1979, met daarin een reeks stijgingen van de korte termijn rente. Dit leidde tot een toestand waarin verhogingen van de korte termijn kosten van financiering hoger was dan het rendement op de portefeuille van hypothecaire leningen, waarvan een groot deel fixed rate mortgages konden zijn (een probleem dat bekend staat als een asset-liability mismatch). Rentetarieven bleven exploderen, dit plaatste nog meer druk op de S&Ls toen de jaren 1980 aanvingen en leidde tot meer nadruk op hoge rente transacties. Zvi Bodie, hoogleraar financiën en economie aan de Boston University School of Management, schreef in het St. Louis Federal Reserve Review: "asset-liability mismatch is een belangrijke oorzaak van de Savings and Loan Crisis". [1]

Belangrijkste oorzaken volgens de "United States League of Savings Institutions"[bewerken | brontekst bewerken]

Het volgende is een gedetailleerd overzicht van de belangrijkste oorzaken voor de verliezen die de Savings&Loans business in de jaren 1980 schade berokkende: [6]

  1. Gebrek aan eigen vermogen van veel instellingen toen ze de jaren '80 betraden, en een volstrekt ontoereikende regelgeving hierop.
  2. Afname van de effectiviteit van Regulation Q in het behoud van de spread tussen enerzijds de kosten van geld en anderzijds het rendement op de activa, dit was hoofdzakelijk het gevolg van inflatie en de bijbehorende stijging van de marktrente.
  3. Het ontbreken van een mogelijkheid om het rendement op de activa te variëren door tariefverhoging van de vereiste te betalen deposito rente.
  4. Toegenomen concurrentie op de deposito verzamel- en hypotheek-zijde van het bedrijf, tesamen met een plotselinge uitbarsting van nieuwe technologie die het uitvoeren van een heel nieuw aantal mogelijkheden voor de financiële sector in het algemeen en specifiek het hypotheekbedrijf mogelijk maakte.
  5. Savings and Loans kreeg een breed scala van nieuwe investeringsbevoegdheden met de passage van de Depository Institutions Deregulation and Monetary Control Act en de Garn-St. Germain Depository Institutions Act. Een aantal staten nam ook wetgeving aan die de investeringsmogelijkheden verruimde. Dit introduceerde nieuwe speculatieve risico's en kansen die moeilijk te beheren waren. In veel gevallen ontbrak het beheer van het vermogen of de ervaring om dit te beoordelen, of om voor grote hoeveelheden niet woning gerelateerde bouw leningen beheren.
  6. Afschaffing van de voorschriften die in eerste instantie waren bedoeld om excessen van leningen te voorkomen en faillisementen te minimaliseren. Wettelijke deregulering stond leningen in verre (lening) markten toe, rechtstreeks en via deelnemingen, met de belofte van hoge rendementen. De leners waren echter niet bekend met deze verre markten. Het stond verenigingen ook toe om op grote schaal deel te nemen in speculatieve bouwactiviteiten met bouwers en ontwikkelaars die weinig of geen financieel belang hadden in deze projecten.
  7. Fraude en 'insider transaction' misbruik waren de voornaamste oorzaak voor ongeveer 20% van de Savings & Loans faillisementen van de afgelopen drie jaar {{Clarify me|date=October 2008}} en een groter percentage van de dollar verliezen gedragen door de Federal Savings and Loan Insurance Corporation (FSLIC).
  8. Een nieuw type en generatie van opportunistische Savings&Loans-managers en eigenaren -van wie sommigen op een frauduleuze wijze opereerden- wiens overname van veel instellingen werd vergemakkelijkt door een verandering in de FSLIC regels betreffende verlaging van het minimum aantal aandeelhouders van een verzekeringsvereniging van 400 tot 1.
  9. Plichtsverzuim van de kant van de raad van bestuur van een aantal savings verenigingen. Dit stond het management toe ongecontroleerd gebruik te maken van enkele nieuwe operationele bevoegdheden, terwijl de bestuurders faalden in het in de hand houden van kosten en in het verbieden van voor de hand liggende situaties van belangenconflicten.
  10. Een virtuele einde van de inflatie in de Amerikaanse economie, samen met een overschot in het bouwen van meergezins, appartement type woningen en commercieel onroerend goed in vele steden. Bovendien stortten de onroerend goed markt in de energie-staten — Texas, Louisiana, en Oklahoma in — vooral door dalende olie prijzen — en tegenspoed die plaatsvond in de mijnbouw en agrarische sectoren van de economie.
  11. Druk gevoeld door het management van vele S&L's om de netto vermogensverhouding te herstellen. Vastberaden de winst te verbeteren, stapten zij van traditionele leningen praktijken over naar kredieten en markten met hogere risico's, maar waarmee ze weinig ervaring hadden.
  12. Het ontbreken van adequate, accurate en effectieve evaluaties van de S&L business door openbare accountantskantoren, veiligheidsanalisten en de financiële gemeenschap.
  13. Wetten aangaande organisatorische structuur en toezicht, die toereikend waren voor het toezicht en de controle van het bedrijf in de beschermde omgeving van de jaren 1960 en 1970, resulteerden in fatale vertraging en besluiteloosheid bij het onderzoek / toezicht proces in de jaren 1980.
  14. Federaal en staat onderzoek en toezichthoudend personeel was niet toereikend in aantal, of in ervaring, of in het vermogen om om te gaan met de nieuwe wereld van sparen en leningen.
  15. Het onvermogen of de onwil van de Bank van Commissarissen en haar wettelijke en toezichthoudende personeel om om op een tijdige wijze om te gaan met problematische instellingen. Veel instellingen die uiteindelijk met grote verliezen gesloten werden, waren voor een jaar of meer bekende probleemgevallen . Vaak bleek dat politieke overwegingen het nodige toeziend optreden uitstelde.

Fouten[bewerken | brontekst bewerken]

Het United States Congress verleende alle thrifts in 1980, met inbegrip van S&L verenigingen, de bevoegdheid om consumptief en commerciël krediet te verstrekken en transactierekeningen aan te bieden. Ontworpen om de thrift industrie haar depositobasis te laten behouden en haar winstgevendheid te verbeteren, verleende de Depository Institutions Deregulation and Monetary Control Act (DIDMCA) (DIDMCA) van 1980 thrifts het recht consumenten leningen tot 20 procent van hun activa te verstrekken, credit cards uit te geven, negotiable order of withdrawal (NOW) rekeningen van particulieren en non-profit organisaties te accepteren, en tot 20 procent van hun vermogen te investeren in commercieel onroerend goed leningen. De schade aan S&Ls leidde het Congres ertoe om actie te ondernemen middels het passeren van een wetsvoorstel in september 1981 dat S&Ls toestond om hun hypothecaire leningen te verkopen en het gegenereerde geld te gebruiken om te investeren in betere rendementen ;[bron?]http://www.fdic.gov/bank/Historical/s&l/ de verliezen die door de verkoop werden veroorzaakt zouden dan worden afgeschreven over de looptijd van de lening en in ieder geval konden eventuele verliezen ook worden verrekend met belastingen over de voorafgaande 10 jaar. Dit alles maakte dat S&Ls stonden te popelen om hun leningen te verkopen. De grootste buyers-major Wall Street firma's waren snel met het profiteren van het gebrek aan expertise binnen S&Ls, ze kochten voor 60% -90% van de waarde en zetten de leningen vervolgens om door de bundeling van hen tot, effectief, overheids-gegarandeerde obligaties (op grond van Ginnie Mae, Freddie Mac, of Fannie Mae waarborg). S&Ls waren een groep die deze obligaties kocht, het bezit van deze waardepapieren was 150 miljard dollar in 1986, en er werden substantiële kosten voor de transacties in rekening gebracht . In 1982 werd de Garn-St Germain Depository Institutions Act aangenomen, hierdoor verhoogde het aandeel van de activa die thrifts konden houden in consumenten en zakelijk onroerend goed leningen en mochten thrifts tot 5 procent van hun activa beleggen in commerciële leningen tot 1 januari 1984, waarin dit percentage werd opgehoogd naar 10 procent. [7]

Een groot aantal wanbetalingen van S&L klanten en faillisementen volgden, en de S&Ls die zichzelf teveel hadden belast werden nu zelf gedwongen tot een insolventieprocedure.

De Amerikaanse overheidsinstelling |FSLIC]], die gedurende die tijd op eenzelfde wijze S&L accounts verzekerde als de wijze waarop de Federal Deposit Insurance Corporation commerciële bankrekeningen verzekerde, moest daarop alle spaarders waarvan geld verloren was gegaan terugbetalen. In de periode 1986 tot 1989 sloot (of loste anderszins op) de FSLIC 296 instellingen met een balanstotaal van 125 miljard dollar. Een nog traumatischere periode volgde met de oprichting van de Resolution Trust Corporation in 1989 in 1989 en de resolutie van dat bureau medio 1995 van een extra 747 thrifts. [8]

Een Federal Reserve Bank panel verklaarde dat de hieruit voortvloeiende 'bailout' door belastingbetalers uiteindelijk zelfs groter was dan wanneer men niet had ingegrepen omdat moral hazard en adverse selection stimulansen waren die de verliezen van het systeem vergrootten. [9]

Er waren ook state gecharterde S&Ls die failliet gingen. Sommige staatsverzekeringsfondsen gingen ook failliet, waardoor door de staatbelastingbetaler gefinancierde reddingsoperaties noodzakelijk waren.

Home State Savings Bank van Cincinnati[bewerken | brontekst bewerken]

In maart 1985 kwam het tot de openbaarheid dat de grote Cincinnati, Ohio-gebaseerde Home State Savings Bank bijna ineenstortte. Ohio Gov. Dick Celeste riep een 'bank holiday' uit in de staat terwijl Home State spaarders in de rij stonden als onderdeel van een "run" op hun spaartegoeden van bankfilialen. Celeste beval de sluiting van alle S&Ls in de staat. Enkel diegenen die in staat waren te kwalificeren voor het lidmaatschap van de Federal Deposit Insurance Corporation mochten heropenen.[10] Schadeclaims van Ohio S&L spaarders putte de staatsverzekeringsfondsen uit. Een soortgelijke gebeurtenis vond plaats in Maryland.

Midwest Federal Savings & Loan of Minneapolis, Minnesota[bewerken | brontekst bewerken]

Midwest Federal Savings & Loan was was een federaal gecharterd spaargeld en lening gevestigd in Minneapolis, Minnesota, tot de mislukking in 1990. .[11] De St. Paul Pioneer Press noemde het failliet van de bank de "grootste financiële ramp in de geschiedenis van Minnesota"[bron?]

De bestuursvoorzitter, Hal Greenwood Jr., zijn dochter, Susan Greenwood Olson, en twee voormalige bestuursleden, Robert A. Mampel, en Charlotte E. Masica, werden veroordeeld voor de afpersingspraktijken die leidden tot het ineenstorten van de instelling. Het failliet kosste de belastingbetaler $1.2 miljard.[12]

Lincoln Savings and Loan[bewerken | brontekst bewerken]

De Lincoln Savings leidde tot het Keating five politieke schandaal, waarin vijf VS senatoren betrokken waren in een 'influence-peddling' truuk. Het is genoemd naar Charles Keating, die Lincoln Savings bestuurde en die $300,000 aan politieke bijdragen aan hen stortte in de 1980s. Drie van deze senatoren —Alan Cranston (D-CA), Don Riegle (D-MI), en Dennis DeConcini (D-AZ)— zagen ten gevolge hiervan hun carrierre stranden. Twee anderen—John Glenn (D-OH) en John McCain (R-AZ)—werden door de Senate Ethics Committee berispt voor het uitoefenen van "poor judgment" wegens het interveniëren in de federale toezichthouders namens Keating [13]

Silverado Savings and Loan[bewerken | brontekst bewerken]

Silverado Savings and Loan viel in 1988 om, dit kostte de belastingbetalers $1.3 billion. Neil Bush, zoon van toenmalig Vice President of the United States George H. W. Bush, was directeur van Silverado gedurende die tijd. Neil Bush werd beschuldigd van het zichzelf verstrekken van een lening van Silverado, maar hij ontkende alles.[14]

Het 'US Office of Thrift Supervision' onderzocht het failliet van Silverado en concludeerde dat Neil Bush zich had ingelaten met talloze "schendingen van zijn fiduciaire verplichtingen met meerdere belangenconflicten." Hoewel Bush niet werd aangeklaagd op strafrechtelijke aanklachten, werd er een civiele procedure tegen hem en de andere Silverado bestuurders ingesteld door de Federal Deposit Insurance Corporation; het werd uiteindelijk buiten de rechtbank om geregeld, Bush betaalde 50.000 dollar als onderdeel van de schikking, wist de Washington Post te melden.[15]

Als directeur van een omgevallen thrift, stemde Bush in met het goedkeuren van $100 miljoen in wat uiteindelijk slechte leningen aan twee van zijn zakenpartners bleken te zijn. En met het instemmen tot deze leningen verzuimde hij tevens bestuursleden bij Silverado Savings & Loan te informeren over het feit dat dat de leners zijn zakenpartners waren.[bron?]

Neil Bush betaalde een boete van $50,000 en werd uitgesloten van bankactiviteiten vanwege zijn rol in het instorten van Silverado, hetgeen de belastingbetaler $1.3 billion kostte. Een 'Resolution Trust Corporation Suit' tegen Bush en andere bestuursleden van Silverado werd geschikt in 1991 voor $26.5 miljoen.

Financial Institutions Reform, Recovery, and Enforcement Act van 1989[bewerken | brontekst bewerken]

Als gevolg daarvan transformeerde de Financial Institutions Reform, Recovery, and Enforcement Act van 1989 (FIRREA) de 'savings and loans' industrie en het federale toezicht hierop dramatisch. De hoogtepunten van deze wetgeving, ondertekend als wet op 9 Augustus 1989, waren:[16]

  1. Het Federal Home Loan Bank Board (FHLBB) en de Federal Savings and Loan Insurance Corporation (FSLIC) werden afgeschaft.
  2. Het Office of Thrift Supervision (OTS), een bureau van het Treasury Department, werd opgericht om spaarinstellingen te handvesten, reguleren, onderzoeken en begeleiden.
  3. Het Federal Housing Finance Board (FHFB) werd opgericht als een onafhankelijk bureau om toezicht te houden op de de 12 federal home loan banks (ook wel district banks genoemd).
  4. Het Savings Association Insurance Fund (SAIF) verving de FSLIC als een lopend verzekingsfonds voor thrift instellingen (Evenals de FDIC, was de FSLIC een permanent bedrijf dat savings and loan rekeningen verzekerde tot $100,000). SAIF wordt beheerd door Federal Deposit Insurance Corp.
  5. De Resolution Trust Corporation (RTC) werd opgericht om failliete thrift instituten te verwijderen die door de regulatoren na 1 January 1989 waren overgenomen. De RTC zal verzekerde deposito's van deze instituten beschikbaar maken aan haar klanten.
  6. FIRREA geeft zowel Freddie Mac als Fannie Mae aanvullende verantwoordelijkheid om hypotheken voor laag- en gemiddeld- inkomen families te ondersteunen.

Gevolgen[bewerken | brontekst bewerken]

Veel andere banken die geen onderdeel uitmaakten van de savings and loan crisis gingen desalniettemin over de kop. Tussen 1980 en 1994 sloten meer dan 1,600 banks die verzekerd werden door de Federal Deposit Insurance Corporation (FDIC) de deuren, of ze ontvingen financiele hulp van de FDIC.[17]

Van 1986 tot 1995 nam het aantal V.S. federaal verzekerde savings and loans in de VS af van 3,234 tot 1,645.[8] This werd hoofzakelijk, maar niet exclusief, veroorzaakt door ongezonde onroerend goed leningen.[18]

Het marktaandeel van S&Ls voor enkele familie hypothecaire leningen ging van 53% in 1975 naar 30% in 1990.[2] VS General Accounting Office geschatte kosten van de crisis waren rond de USD $160.1 miljard, ongeveer $124.6 miljard daarvan werd rechtstreeks betaald door de regering van de V.S. van 1986 tot 1996.[1] Dat getal is exlusief thrift verzekerings fondsen gebruiker voor 1986 of na 1996. Het is tevens exclusief staats gerunde thrift verzekeringsfondsen of staats reddingoperaties.

De regering van de VS heeft uiteindelijk 105 miljard dollar gealloceerd om de crisis op te lossen. Nadat banken middels diverse procedures leningen terugbetaalden, was er een netto verlies voor de belastingbetalers van ongeveer $124 miljard dollar tegen het einde van 1999.[19]

De gelijktijdige vertraging in de financiele industrie en de onroerend goed markt kan een bijdragende factor zijn geweest van de 1990–1991 economic recession. Tussen 1986 and 1991, nam het aantal nieuw gebouwde woningen af van 1.8 to 1 miljoen, het laagste cijfer sinds de tweede wereldoorlog. [2]

Sommige commentatoren geloven dat de met belastinggeld gefinancierde hypotheek reddingsoperatie van de overheid gerelateerd is aan het creeeren van een moral hazard en een aanmoediging was voor leners om soortgelijk hogere risico's te nemen gedurende de 2007 subprime mortgage financial crisis.[20]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Voetnoten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. a b "Financial Audit: Resolution Trust Corporation's 1995 and 1994 Financial Statements" (PDF), U.S. General Accounting Office, July 1996, pp. 8,13.
  2. a b c "Housing Finance in Developed Countries An International Comparison of Efficiency, United States" (PDF), Fannie Mae, p. 4, 8.
  3. a b c d e "Savings and Loan Industry, US", EH.Net Encyclopedia, edited by Robert Whaples, June 10, 2003.
  4. Liar's Poker, Micheal Lewis, page 83
  5. { {cite article|title=Lessons of the Eighties: What Does the Evidence Show? | url=http://www.fdic.gov/bank/historical/history/vol2/panel3.pdf |date=September 18, 1996 |publisher=FDIC |format=PDF}}
  6. Norman Strunk, Fred Case (1988), Where deregulation went wrong:a look at the causes behind savings and loan failures in the 1980s. United States League of Savings Institutions, Chicago, 15–16. ISBN 0929097327 9780929097329.
  7. Mishler, Lon; Cole, Robert E. (1995), Consumer and business credit management. Irwin, Homewood, Ill, 123–124. ISBN 0-256-13948-2.
  8. a b http://www.fdic.gov/bank/analytical/banking/2000dec/brv13n2_2.pdf
  9. "LESSONS FOR FEDERAL PENSION INSURANCE FROM THE SAVINGS AND LOAN CRISIS" (PDF), FEDERAL RESERVE BANK OF ST. LOUIS REVIEW, JULY/AUGUST 2006.
  10. Home State Savings Bank's Failure - Ohio History Central - A product of the Ohio Historical Society
  11. 66 F.3d 956
  12. "S.& L. Case Convictions", New York Times, August 31, 1991.
  13. Dan Nowicki, Bill Muller, "John McCain Report: The Keating Five", The Arizona Republic, 1 maart 2007. Geraadpleegd op 23 november 2007.
  14. Tolchin, Martin, "Legal Scholars Clash Over Neil Bush Actions", New York Times, 27 september 1990.
  15. Carlson, Peter, "The Relatively Charmed Life Of Neil Bush: Despite Silverado and Voodoo, Fortune Still Smiles on the President's Brother", Washington Post, 28 december 2003.
  16. FIRREA — It's Not a New Sports Car. The Credit World (September-October 1989), p. 20.
  17. http://www.fdic.gov/bank/historical/history/3_85.pdf
  18. http://www.fdic.gov/bank/historical/history/vol2/panel3.pdf
  19. Timothy Curry and Lynn Shibut, The Cost of the Savings and Loan Crisis: Truth and Consequences FDIC, December 2000.
  20. Weiner, Eric, "Subprime Bailout: Good Idea or 'Moral Hazard", NPR.org, 29 november 2007.

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  • Black, William K. (2005), The Best Way to Rob a Bank is to Own One. University of Texas Press, Austin. ISBN 0292706383.
  • Lowy, Michael (1991), High Rollers: Inside the Savings and Loan Debacle. Praeger, New York. ISBN 027593988X.
  • Mayer, Martin (1992), The Greatest Ever Bank Robbery : The Collapse of the Savings and Loan Industry. C. Scribner's Sons, New York. ISBN 0684191520.
  • Pizzo, Steven, Fricker, Mary; Muolo, Paul (1989), Inside Job: The Looting of America's Savings and Loans. McGraw-Hill, New York. ISBN 0070502307.
  • Robinson, Michael A. (1990), Overdrawn: The Bailout of American Savings. Dutton, New York. ISBN 0525249036.
  • Tolchin, Martin, "Legal Scholars Clash Over Neil Bush Actions", New York Times, 27 september 1990.
  • White, Lawrence J. (1991), The S&L Debacle: Public Policy Lessons for Bank and Thrift Regulation. Oxford University Press, New York. ISBN 0195067339.
  • Cassell, Mark K. (2003), How Governments Privatize: The Politics of Divestment in the United States and Germany. Georgetown University Press, Washington. ISBN 1589010086.
  • Mason, David L. (2001), From Building and Loans to Bail-Outs: A History of the American Savings and Loan Industry, 1831-1989. Ph.D dissertation, Ohio State University, 2001.
  • Holland, David S. (1998), When Regulation Was Too Successful--The Sixth Decade of Deposit Insurance. Greenwood Publishing Group. ISBN 027596356X.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]