Gebruiker:StephanieRobeyns/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Charles Wellens, geboren te Lummen op 6 februari 1889 en overleden op 10 juli 1958 te Hasselt, was actief als kunstschilder.

Wellens had zijn hart verloren aan het landschap van de Kempen en heeft tussen 1928 en 1958 op zijn eigen manier de Kempen een gezicht gegeven. De Lummense kunstschilder beschreef de Kempen namelijk door middel van zijn vele schilderijen waarop oude boerderijen, landschappen, … te bezichtigen waren.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Kinderjaren / jeugdjaren[bewerken | brontekst bewerken]

Charles Wellens werd geboren op 6 februari 1889 te Lummen als zoon van Eugenius Franciscus Wellens en Maria Mechtildis Fredrix. Dit gezin bestond uit drie zonen en twee dochters. Zijn vader werkte als leerlooier en gemeenteontvanger.

In 1898 stichtte vader Wellens een eigen brouwerij met de bedoeling dat zijn drie zonen, Charles, François en Felix, hierin tewerkgesteld zouden worden en zo de fakkel overnamen. Met die reden liet hij elk van zijn drie zonen ook de eerste stenen van deze brouwerij leggen.

Zijn zoon Charles Wellens was echter meer geïnteresseerd in kunst, meer specifiek de schilderkunst. Dit zagen ook zijn ouders, Eugenius en Maria, die hem hierin volledig lieten ontplooien.

Charles Wellens werd in deze periode verliefd op de natuur van de Kempen. Dit heeft hem voor de rest van zijn carrière geïnspireerd bij het maken van zijn schilderijen.

Charles zocht vrienden waarbij hij zijn artistiek ei kwijt kon. Dit waren meestal echter geen leeftijdsgenoten. Zo raakte hij bevriend met de oudere Arthur Coninx die aanvankelijk de leidsman of leermeester van Wellens zou zijn. Coninx zijn passie lag in de schilderkunst, poëzie, muziek en het toneel. Overdag werkte hij als postmeester te Lummen.

Een andere belangrijke ontmoeting in het leven van de toen vijftienjarige Wellens was deze met de kunstenaar Isodore Verheyden. Deze kunstenaar werd de eerste Vlaamse impressionist genoemd en verbleef tijdens de zomermaanden in zijn villa te Lummen. Dankzij Verheyden kwam Wellens ook in contact met de kunstcriticus en schrijver Camille Lemonnier. Deze ontmoeting liet een diepe indruk na bij Wellens. In de zomervilla van Verheyden ontmoette de jonge Wellens nog andere bekende schilders waaronder Alfred Bastien, Henri Stacquet, Jean Van Den Eeckhout en Philippe Swyncop.

Al deze kunstenaars hadden als gemeenschappelijk kenmerk het zich afzetten tegen de strakke regels binnen het kunstmilieu. Ieder van hen streefde ernaar om vrijheid in de kunst te bekomen.

Studiejaren[bewerken | brontekst bewerken]

In 1907 kreeg Wellens zijn eerste schilderlessen van de tien jaar oudere Jos Damien die net zijn opleiding aan de kunstacademie te Leuven achter de rug had. Hij maakte Charles warm voor de technische aspecten binnen de schilderkunst maar dit had weinig invloed op hem. Hun interesses en smaken liepen te ver uit elkaar maar desondanks ontstond hieruit een innige vriendschap.

Nadien ging Charles in de leer bij Arthur Coninx. Arthur werkte als postmeester maar  schilderde en schreef poëzie en toneelstukken in zijn vrije tijd.

In 1907 vertrok Charles richting de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten te Leuven waar hij les kreeg van Omer Dirickx.

Na deze driejarige opleiding, in 1910, zou hij les gaan volgen in de Brusselse academie. Zoals bij iedere kunstopleiding kreeg elke student er de opdracht om veel en natuurgetrouw te schilderen. Zo schilderde Wellens een portret van zijn grootouders.

Al het bloed, zweet en tranen dat hij in deze opleidingen had gestoken bleef niet zonder resultaat. Wellens studeerde in 1912 af met grote onderscheiding en kaapte twee prijzen in de wacht. De erepenning “ De jury van de staat” en “La grande medialle de Vermeil” waren een grote aanmoediging voor de beginnende kunstenaar.

Jos Damien en Omer Dirickx, beide leermeester van Wellens, waren op dat moment befaamde kunstenaars. Wellens leerde door hen niet enkel academisch schilderen maar kwam zo ook in aanraking met nieuwe kunststromingen waaronder het Symbolisme, Art Nouveau, Art Deco en vele anderen. Deze stromingen vinden hun herkomst rond de eeuwwisseling (1900).

Huwelijk[bewerken | brontekst bewerken]

Charles Wellens trad op 18 juni 1921 in het huwelijksbootje met Madeleine Haven. Madeleine was de dochter van een bevriend koppel van Wellens zijn ouders. Drie jaar later werd hun enige zoon, Eugène Wellens, geboren. Nadat hij in het huwelijksbootje getreden was verhuisde hij naar het huis van zijn schoonouders te Hasselt.

Overlijden[bewerken | brontekst bewerken]

Charles Wellens overleed op 10 juli 1958 in het Virga Jesse ziekenhuis te Hasselt na een slepende ziekte.

In het geboortedorp van Charles richtte men in 1988 het “Genootschap kunstschilder Charles Wellens” op. Door middel van dit genootschap wou men de herinnering aan de schilder levende houden.

In 1989, op Charles’ honderdste verjaardag, besloot Lummen de schilder uitgebreid te vieren en te eren. Dit deed men door een retrospectieve tentoonstelling te organiseren en een gedenkboek van de schilder uit te brengen. Dit gedenkboek is genaamd “Charles Wellens”. Het boek werd geschreven door C. Reynders, L. Laagland, L. Allemeersch en L. Verbeemen en uitgegeven door het Wellensgenootschap in april 1989.

Ook werd er die dag een borstbeeld van Wellens ingehuldigd. Dit bronzen borstbeeld werd ontworpen door de Tsjechische beeldhouwer Gause, die Wellens in 1939 in Oostende ontmoette. Het borstbeeld werd in opdracht van de gemeente Lummen vervaardigd door leerlingen van de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Hasselt.

Dit bronzen borstbeeld kan je nog steeds terugvinden op het gelijknamig Charles Wellensplein te Lummen.

Charles Wellens tijdens Wereldoorlog I[bewerken | brontekst bewerken]

Na zijn studietijd keerde Wellens terug richting Lummen en meldde hij zich samen met zijn broer Felix aan als vrijwilliger om mee te vechten in de oorlog. Helaas werd Charles afgekeurd wegens een oogletsel opgelopen in zijn jeugd. Dit oogletsel liep hij als kind op tijdens het spelletje “holle weg” waarbij hij zijn been brak en oog verwondde. Tijdens het spel “holle weg” spring je in een door de natuur geholde weg. Dit liep voor Wellens slecht af. Het oogletsel dat Wellens tijdens dit spel opliep zou hem voor de rest van zijn leven blijven achtervolgen. Zo werd hij afgekeurd als vrijwilliger bij het Belgisch en Brits leger tijdens beide wereldoorlogen. Ook zou hij op latere leeftijd moeilijkheden ondervinden bij het schilderen waarvoor hij in 1956 een oogoperatie zou ondergaan.

Het ouderlijke huis van het gezin Wellens ging tijdens deze Eerste Wereldoorlog in de vlammen op. Dit kwam doordat toenmalig burgemeester Henri Briers de Lumey geen samenwerking wou met de Duitsers hetgeen resulteerde in een spoor van vernieling achtergelaten door de Duitsers. Mensen werden door de Duitse vijand geslagen en huizen werden geplunderd en in brand gestoken.

Deze gebeurtenissen lieten een diepe indruk na bij Wellens en dit mondde uit in de tekst “De brand van mijn dorp” geschreven circa 1915. Hierover is ondertussen ook een boek geschreven door de heemkundige kring van Lummen in 1986. Dit boek bestaat uit gebundelde teksten door Charles Wellens geschreven. De impact van de vernielingen tijdens WOI kan je  ook terugvinden in andere werken van Wellens.

Na het afbranden van hun huis vluchtte het gezin Wellens richting het huis van de grootouders. Charles en zijn broer François gingen echter een andere richting uit en kozen ervoor om richting Engeland te vluchten. Eenmaal in Engeland aangekomen hadden ze de mogelijkheid om opnieuw tot het leger toe te treden. Zijn broer François, die werkzaam was als mijningenieur, werd al snel toegelaten bij het Brits leger en werd meteen richting Belgisch-Congo gestuurd. Charles werd opnieuw afgekeurd omwille van zijn oogletsel. Tijdens deze periode schilderde hij echter wel enkele opvallende werken zoals “Zicht op een Engels dorp” en “Portret van een Engelse dame”. Beide werken dateren van 1917.

Charles Wellens als beroepskunstenaar (1917-1958)[bewerken | brontekst bewerken]

Één jaar na de Duitse overgave startte Wellens zijn professionele carrière. De gebeurtenissen tijdens de Eerste Wereldoorlog lieten een indruk na bij Wellens en deze zijn dan ook terug te vinden in zijn werk. Ontbering, onderdrukking en angst zijn enkele belangrijkste thema’s in zijn werk. Dit is bijvoorbeeld te zien in het werk “De Dood van een held” dat dateert uit 1919.

Na zijn huwelijk in 1921 verhuisde Wellens richting Hasselt samen met zijn vrouw Madeleine Haven. Door deze verhuis had Wellens terug volop contact met Jos Damien. Naast een innige vriendschap ontstond er ook een wederzijds respect tussen beide kunstenaars. Dit mondde uit in een expositie te Luik in 1923 in de kunstgalerij “Galerie Les Spectacles”.

Doorheen zijn professionele beroepsjaren evolueerde hij niet enkel als mens maar ook als kunstenaar. Zo ging Wellens van een symbolistische stijl naar een picturale stijl waarbij er kenmerken van het impressionisme, luminisme en fauvisme op te merken waren.

Wellens was een zeer gepassioneerd kunstenaar en deelde zijn kennis maar al te graag. Zo begon hij vanaf de jaren ’30 les te geven aan leerlingen. Wellens zou Wellens echter niet geweest zijn moest hij met zijn leerlingen niet naar de natuur van de Kempen getrokken zijn en samen met hun in de openlucht geschilderd hebben.

Onder deze leerlingen behoorde zijn zus, Gaby Wellens, en zijn nicht, Irène Wellens. Ook Jeannot Peeters en Judith Crollen behoorden tot zijn beste en bekendste leerlingen.

In 1936 werd Charles Wellens gevraagd door de heemkundige- en geschiedkundige kring van Hasselt om mee te werken aan hun jaarboek dat toen het thema “Limburgse Kempen” droeg.

Doordat Wellens zijn hart had verloren aan het Kempense land wilde hij met zijn schilderijen ook vooral het romantische landschap van de Kempen vastleggen. Rond de eerste helft van de 20e eeuw was dit landschap echter wel stilaan aan het verdwijnen door de opkomst van de industriële revolutie.

Bij de oprichting van het openluchtmuseum “Bokrijk”, sinds 1952, trachtte Wellens een stukje van dit landschap te bewaren door boerderijen en werkhuizen die gingen verdwijnen hier een plaatsje te geven.  

Bekend werk[bewerken | brontekst bewerken]

Één van Wellens bekendste schilderijen is het “Panorama van de Kempen” dat in 1955 voltooid werd. Dit schilderij had ook gevoelsmatig een belangrijke betekenis voor Charles. Hij begon dit werk te schilderen in 1954 na de vraag van het Sint-Hubertuscomité van Wiemesmeer om een decor te schilderen voor een tentoonstelling met als thema “Kempense landschappen”. Aanvankelijk was het de bedoeling om aan dit paneel nog andere drie panelen te vestigen maar in 1956 moest Wellens dringend geopereerd worden aan zijn ogen omwille van het letsel dat hij opliep tijdens zijn kinderjaren.

Het paneel bestond oorspronkelijk uit zeven doeken van vier meter bij twee meter en vier kleinere panelen Dit alles zorgt voor een panoramisch zicht van drieëndertig meter breed bij twee meter hoog.

Het schilderij kreeg al heel wat te verduren. Zo werd het eerst tijdelijk gestockeerd in de Sint-Jozefskerk in Wiemesmeer maar een jaar na de stockage brak er brand uit. Gelukkig kon het schilderij hieraan ontsnappen. Bij opening van het openluchtmuseum “Bokrijk” wou men het “Panorama van de Kempen” hier tentoonstellen maar ook hier brak er in 1958 brand uit. Het paneel bleef gelukkig bewaard. Nadien werd het tentoongesteld in Wiemesmeer en terug gebracht naar de gerenoveerde Sint-Jozefskerk.

Momenteel kan men dit panorama bezichtigen in het recreatiepark “Lieteberg” te Zutendaal.

Bokrijk[bewerken | brontekst bewerken]

In Limburg was men sinds 1938 aan het broeden op het idee van een openluchtmuseum. Op 21 maart 1938 kocht de provincieraad van Limburg een domein van zo’n 540 ha. Zo groeide stelselmatig het idee voor de totstandkoming van een openluchtmuseum.

Wanneer Charles Wellens te horen krijgt dat men graag een openluchtmuseum in de buurt wil openen laat dit idee hem niet meer los en ijvert hij mee voor het ontstaan van dit museum.

Met de oprichting van het openluchtmuseum “Bokrijk” zag Charles Wellens voornamelijk een mooie kans om een stukje van het romantisch landschap dat nu nog aanwezig was in de Kempen te bewaren.

Bepaalde boerderijen en bedrijfsgebouwen die op het punt stonden te verdwijnen konden een nieuwe kans krijgen binnen dit openluchtmuseum zodat dit cultureel erfgoed op deze manier bewaard zou blijven

Wellens werd door de provinciale overheid als een invloedrijk persoon beschouwd. Zo werd hij in 1952 uitgenodigd om met toenmalig volksvertegenwoordiger Jan Gruyters en gouverneur Louis Roppe een bezoek te brengen aan een gelijkaardig initiatief in Nederland. Niet lang nadien begon men aan de eerste voorbereidingen en werken voor het openluchtmuseum Bokrijk.

De allereerste hoeve van dit openluchtmuseum was niet toevallig eentje afkomstig van Lummen. Deze werd de “Hoeve Engelen” genoemd. Wellens volgde de reconstructie op de voet mee.

De hoeve werd op 7 september 1953 officieel ingehuldigd en zou later de bijnaam “Wellenshoeve” krijgen.

Wellens bleef actief meewerken aan de opbouw van “Bokrijk” en zat in die hoedanigheid dan ook in de opgerichte toezichtcommissie. Deze commissie had als taak er op toezien dat het openluchtmuseum op een verantwoorde en wetenschappelijke manier opgebouwd werd. Ook ontpopte hij zich tot promotor van het openluchtmuseum.

Uiteindelijk zou het openluchtmuseum vervolledigd worden op 12 april 1958.

Tentoonstellingen[bewerken | brontekst bewerken]

Charles Wellens was een gerenommeerd en geprezen kunstenaar in zijn tijd. Het is een onbegonnen werk om al zijn tentoonstellingen en werken op te noemen.

Wellens exposeerde in binnen -en buitenland. Zijn belangrijkste exposities in het binnenland vonden plaats in Antwerpen, Brussel, Luik, Hasselt, Gent en Charleroi. Ook in het buitenland hebben er belangrijke exposities plaatsgevonden waaronder in Lille, Rouen, Le Havre, Metz en ten slotte in de Engelse stad Bath.

Enkele voorbeelden:

In 1923 exposeerde Wellens samen met Jos Damien hun werken in de kunstgalerij “Galerie Les Spectacles” te Luik.

In 1938 bracht de kunstkring “Ars Porba” werken samen van Charles Wellens, G. Ballewijns, J. Damien, J. Habex, L. Nolens en A. Rutten. Dit vond plaats in het “Hooghuis” te Hasselt.

Daarnaast exposeerde kunstkring “Pro Arte” in 1946 enkele werken van Wellens. Deze tentoonstelling stelde ook nog andere kunstenaars uit de regio tentoon waaronder J. Douven en P. Hermans.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Vincke, K. (2006). Charles Wellens 1889-1958. Eugéne Wellens.
  • Reynders, C. Laagland, L. Allermeersch, L. Verbeemen, L. (1989). Charles Wellens: gedenkboek. Lummen: Wellensgenootschap.