Gebruiker:Zypaeus/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Grevenbroek was een heerlijkheid die de plaatsen Achel, Hamont en Sint-Huibrechts-Lille omvatte. Vóór 1139 vormden deze drie gemeenten en wellicht ook Kaulille één bestuurlijk gebied, de allinghe heerlijkheid Hamont, Achel en Lille genoemd. Tot 1401 was dit gebied autonoom, d.w.z. dat de eigenaar alle rechten bezat. Aanvankelijk was de abdij, later het kapittel van Sint-Servaas in Maastricht, de eigenaar; na 1338 kwam deze heerlijkheid achtereenvolgens in handen van de lekenfamilies van Boxtel, van Hamal en van Arckel. Het is de eerste vertegenwoordiger van de familie van Arckel, Robrecht van Renswalde, zelf een bastaard, die zich de naam van Grevenbroek toe-eigende. Vanaf 1367 spreken we, dan pas, over de heren van Grevenbroek.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Wapen van Jan van Grevenbroek uit het Wapenboek Beyeren.

Over de vroege geschiedenis van deze heerlijkheid is weinig bekend. Oorspronkelijk ging het om een allodium. Het gebied was bezit van het kapittel van de Sint-Servaaskerk te Maastricht, waarvan een document uit 1139 getuigt. De heren van Boxtel wierpen zich vanaf het begin van de 13de eeuw op als voogden van dit kapittel.

De eerst bekende lekenheer was Willem I van Boxtel die de heerlijkheid in 1308 verwierf, maar nog niet alle rechten bezat. Zijn kleinzoon Willem III van Boxtel slaagde daar wel in. Het kapittel van Maastricht behield dan nog tot de Franse Revolutie één recht, nl. het benoemingsrecht van de pastoor van Achel. Welke van Boxtel in Achel een eerste kasteel, het zogenaamde huys van Boxtel, liet optrekken is en blijft onbekend. De dochter en schoonzoon, Dirk van Merheim van Willem III, verwierven de heerlijkheid in 1356 en verkochten deze in 1360 aan Jan van Hamal. De naam Grevenbroek werd in 1364 voor het eerst vermeld. In de nasleep van de Loonse successieoorlog moest Jan van Hamal er afstand doen. Vervolgens kwam het leen aan zijn zoon, Willem van Hamal. Ondertussen was Jan V van Arkel prins-bisschop van Luik geworden en in 1380 werd Grevenbroek gekocht door Robrecht van Renswalde, oom van Jan V, die zich daarna Robrecht van Grevenbroek noemde. De periode tussen 1380 en 1450 was bijzonder gunstig voor het domein Grevenbroek. De handelsplaats Hamont werd tot een bescheiden stad omgevormd, waar ook een hospitaal werd opgericht. Tot 1401 bevond zich aan de noordzijde van het stadje Hamont een zware vierkanten burcht, waarvan de oorsprong onbekend is. Later tussen 1420-1450 werd in Achel een nieuwe burcht gebouwd en een klooster voor zusters franciscanessen opgericht. Rond 1450 werd de kerk van Achel in gotische stijl verbouwd.

Bij een gewapend conflict met de Luikse prins-bisschop Jan VI van Beieren in 1401, na een grensgeschil tussen de dorpen Achel en Neerpelt, werd de burcht verwoest en Robrecht ontheven, maar zijn zoon Jan van Grevenbroek (geboren omstreeks 1375) werd met ditzelfde domein Grevenbroek beleend. Voortaan werd de heerlijkheid Grevenbroek een leen van de prins-bisschop van Luik. De heren van Grevenbroek werden dus leenmannen en hun rechten in de heerlijkheid werden beperkt. Jan trouwde in 1405 met Elisabeth Dickbier. Deze was dochter van Hendrik Dickbier, die heer van Mierlo was van 1374-1410. Vermoedelijk stierf Jan in 1411. In elk geval werd in 1412 de heerlijkheid in beslag genomen en verpand.

In 1412 werd de heerlijkheid beleend aan Dirk van Pietersheim.

Zie ook: Van Pietersheim

De kinderen van Jan van Grevenbroek waren nog minderjarig. De Grevenbroeks zouden heren van Mierlo worden en door hun toedoen zou daar nog een tragische episode plaatsvinden. Na 1415 trad Willem VII van Horne op als momber voor Dirks weduwe, Agnes van Flexhe.

Tussen 1424 en 1488 bleef de heerlijkheid in handen van de familie van Grevenbroek. In 1424 deed Robrecht II van Grevenbroek, zoon van Jan, verheffing van deze heerlijkheid. In 1448 deden dat op hun beurt Jan en Adriaan van Grevenbroek, zonen van Robrecht II. De verkoop van de heerlijkheid in 1477 aan Raes van Heers werd geannuleerd door de vroegtijdige dood van Raes. In 1484 deed Adriaan nog een verheffing van de heerlijkheid Grevenbroek maar vier jaar later werd zijn domein geconfisceerd door de Staten van Luik en kwam het tot 1553 in handen van de Brabantse familie Cornelis van Bergen In 1529 deed Cornelis van Zevenbergen, die in 1538 prins-bisschop van Luik zou worden verheffing van de heerlijkheid Grevenbroek, in opvolging van zijn vader Cornelis van Bergen.

In 1553 werd de heerlijkheid opnieuw verkocht, nu aan Paul van Daele, een rijke Antwerpse koopman die ook heer van Bocholt was. Eén jaar later werd de heerlijkheid gekocht door Godart van Bocholt, gehuwd met Alexandrina van Wittenhorst. Godart stierf in 1577. Na heel wat discussie aan het prins-bisschoppelijke hof in Luik, besloot de Rekenkamer van Luik in 1585 het domein zelf aan te kopen, met het argument dat in de troebele tijd van de godsdienstoorlogen de burcht van Grevenbroek niet in Brabantse handen mocht vallen.

In 1586 ging het gebied over op het Prinsbisdom Luik en maakte voortaan deel uit van het ambt Pelt-Grevenbroek. In plaats van een heer werd een drossaard aangesteld.

In 1642 trokken, in het kader van de Tachtigjarige Oorlog, Hessische troepen door Hamont en moesten de bewoners vluchten in de burcht.

In 1701 werden de maalrechten van de windmolen en de Grevenbroekmolen aan de dorpen Achel en Hamont verkocht, in 1702 werd de burcht verwoest en in 1776 werd de heerlijkheid in erfpacht gegeven aan de weduwe De Huibens die daardoor Vrouwe van Achel en Lille werd. De Franse tijd maakte een einde aan de heerlijkheid en de gemeenten Achel, Hamont en Sint-Huibrechts-Lille werden gevormd.

De burcht[bewerken | brontekst bewerken]

Van belang was de burcht. De eerste burcht, huys van Boxtel genaamd, gebouwd tussen 1308 en 1338 werd in 1401 verwoest door de prins-bisschop van Luik Jan van Beieren. Daarop werd, vermoedelijk in 1420-1430 een nieuwe burcht gebouwd, waarvan slechts minimale resten zijn overgebleven. Het was voor die tijd een typisch tweevoudig complex, bestaande uit een opperhof, dit is het oude huys van Boxtel met een donjon en een neerhof, bestaande uit dienstgebouwen en schuren en stallingen. Deze burcht, die midden in moerasachtig gebied lag was bovendien omgeven door een dubbele gracht en werd in die tijd als oninneembaar beschouwd. De burcht werd immers op 31 augustus 1702, tijdens de Spaanse Successieoorlog, met de grond gelijkgemaakt door Engels-Nederlandse troepen, nadat de Fransen hem als kazerne hadden ingericht.

Molens waren in de middeleeuwen belangrijke bronnen van inkomsten voor de heer. Ook in Grevenbroek richtten de heren 2 tot 3 molens op. De torenmolen, later genaamd de Tomp, uit circa 1420 en de Watermolen op de Warmbeek waren elk een banmolen van de heerlijkheid.

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]

Categorie:Hamont-Achel Grevenbroek Categorie:Geschiedenis van Limburg