Gewone wilgmineermot

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Gewone wilgenmineermot
Mijn van de gewone wilgenmineermot
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Lepidoptera (Vlinders)
Familie:Nepticulidae (Dwergmineermotten)
Geslacht:Stigmella
Soort
Stigmella salicis
(Stainton, 1854)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Gewone wilgenmineermot op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

De gewone wilgenmineermot of boswilgmineermot (Stigmella salicis) is een vlinder uit de familie dwergmineermotten (Nepticulidae). De wetenschappelijke naam is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1854 door Stainton. Breedbladige wilgen (Salix aurita, S. caprea, S. cinerea, S. phylicifolia en hun bastaarden) zijn de belangrijkste waardplanten.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De spanwijdte is 4 tot 6 mm. De dikke rechtopstaande haren op de koptop zijn ijzerhoudend oranje. De kraag is bleker. Antenne oogkappen zijn witachtig. De voorvleugels zijn fuscous of donker fuscous, vaag paarsachtig getint, enigszins bestrooid met bleek geelachtig; een okergeel-witachtige nogal schuine fascia voorbij het midden; apicaal gebied daarbuiten soms meer zwartachtig; buitenste helft van cilia okergeel-wit. Achtervleugels grijs.

Deze vlinder heeft twee generaties per jaar. In Groot-Brittannië vliegen volwassenen van april tot mei en van juli tot augustus.

Levenswijze[bewerken | brontekst bewerken]

Ei

Eitjes worden aan de onderkant van een ruwbladig wilgenbladeren gelegd, meestal verborgen in het dons dichtbij een bladnerf en zijn te vinden in mei en augustus tot september.

Larve

Ze ontginnen de bladeren van hun waardplant, in een gang die variabel en sterk verwrongen kan zijn. De mijn begint relatief breed en is aanvankelijk bijna gevuld met frass. Later zijn er duidelijke rand en wordt de frass gebroken. De mijn kan een bladrand volgen, een bladnerf of sterk verwrongen zijn. Het wordt later breder om een blaas te vormen, of indien sterk verwrongen met 'S'-bochten, een valse blaas.

Mijnen op de smalbladige wilgen zijn soms moeilijk te onderscheiden van die van de schietwilgmineermot (Stigmella obliquella).

Pop

De pop zit in een geelbruine cocon die in detritus is gesponnen en is te vinden in juli en augustus en van november tot april.

Voorkomen[bewerken | brontekst bewerken]

De soort komt voor in Europa (behalve in IJsland en Griekenland).