Gotthardmassief

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Lago della piazza

Het Gotthardmassief is een gebergtemassief in de Lepontische Alpen dat op de grens van de Zwitserse kantons Graubünden, Tessin, Wallis en Uri ligt. Het dankt zijn naam aan de Gotthardpas.

Locatie[bewerken | brontekst bewerken]

Door het Gotthardmassief voeren in noord-zuidelijke richting de Gotthardpas (2108 m) en de Lukmanierpas (1984 m). Van oost naar west wordt het doorkruist door de Oberalppas (2044 m), het Urserental en de Furkapas (2431 m). In het noorden wordt het Gotthardmassief begrensd door het Gadmental, de Sustenpas (2224 m), het Meiental en het Maderanertal. In het westen grenst het aan de Grimselpas (2165 m) welke het scheidt van het Aare-massief, en de Nufenenpas (2478 m). In het zuiden wordt de grens gevormd door het Bedrettotal en het Leventina terwijl de oostelijke grens door de San Bernardinopas (2066 m) wordt gevormd.

Toppen in het Gotthardmassief[bewerken | brontekst bewerken]

De hoogste bergen liggen aan de rand:

Een berg met de naam Gotthard bestaat echter niet.

Waterscheidingen in het Gotthardmassief[bewerken | brontekst bewerken]

Gelijktijdig verloopt de Europese waterscheiding van de Noordzee, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee door het Gotthardmassief. In het Gotthardmassief ontspringen de beide bronnen van de Rijn, te weten de Vorderrhein en de Hinterrhein alsook de Rhône, de Reuss en de Tessin.

Tunnels door het massief[bewerken | brontekst bewerken]

Citaat[bewerken | brontekst bewerken]

Es schwebt eine Brücke, hoch über den Rand
Der furchtbaren Tiefe gebogen,
Sie ward nicht erbauet von Menschenhand,
Es hätte sichs keiner verwogen,
Der Strom braust unter ihr spat und früh,
Speit ewig hinauf und zertrümmert sie nie.
Es öffnet sich schwarz ein schauriges Tor,
Du glaubst dich im Reiche der Schatten,
Da tut sich ein lachend Gelände hervor,
Wo der Herbst und der Frühling sich gatten,
Aus des Lebens Mühen und ewiger Qual
Möcht ich fliehen in dieses glückselige Tal.
Vier Ströme brausen hinab in das Feld,
Ihr Quell, der ist ewig verborgen,
Sie fließen nach allen vier Straßen der Welt,
Nach Abend, Nord, Mittag und Morgen,
Und wie die Mutter sie rauschend geboren,
Fort fliehn sie und bleiben sich ewig verloren.

Uit het Berglied van Friedrich Schiller (1804)